De onderwijspartij bestaat niet

Jeanet Meijs op de opiniesite opiniestukken.com:

 

Dé onderwijspartij bestaat niet 2

De politieke partijen buitelen in deze verkiezingstijd over elkaar heen om hun fraaie verkiezingsbeloftes aan de man te brengen. Je weet zeker dat ze die beloftes niet nakomen en zich verschuilen achter platitudes, daadkracht en aantoonbare onwaarheden. Ze dingen vooral om de gunst van de kiezers en hebben kennelijk niet het landsbelang als eerste prioriteit. Het CPB rapporteerde eind vorig jaar dat het belangrijkste huidige probleem, los van de Eurocrisis, de crisis  in het Nederlandse onderwijs is. Je zou dus denken dat onderwijs een belangrijk onderwerp zou worden in de verkiezingsdebatten, maar niets daarvan. Het lijkt erop dat de langstudeerboete het enige onderwijsonderwerp is dat de moeite waard is om over te debatteren. Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan het onverantwoordelijke gedrag van de MBO- bestuurders die tal van instellingen aan de rand van het faillissement brachten door te gokken met derivaten. Er is nauwelijks aandacht voor de talloze ontslagen in alle onderwijssectoren, geen aandacht voor de onbevoegde leerkrachten voor de klas en al helemaal  geen aandacht voorde allergrootste onderwijsverandering sinds jaren die in het basisonderwijs in de volgende regeringsperiode plaats zal vinden, de invoering van ‘het passend onderwijs’ waarbij zoveel mogelijk probleemleerlingen uit het speciaal onderwijs in het reguliere onderwijs worden gedumpt en ook de duizenden kinderen die nu nog thuis zitten en helemaal niet naar school gaan.  

Na de basisvorming, weer samen naar school, het studiehuis, het competentie gerichte opleiden, onderdeel van ‘het nieuwe leren’ ( de leerling is regisseur van zijn eigen leerproces) doet ‘het passend onderwijs’ in september 2013 zijn intrede. De term ’passend onderwijs’ is puur bedrog en een buitengewoon misleidend begrip. Het suggereert onderwijs dat ‘past’, maar komt in werkelijkheid neer op de totale afbraak van het speciaal onderwijs. Zoals bij alle onderwijsveranderingen hebben de bedenkers van ‘het passend onderwijs’ zich verheven gevoeld boven de man of vrouw, in dit geval de juf en de meester voor de klas. De aanspreekpunten waren ook deze keer de overkoepelende organen de PO- raad ( Primair Onderwijs raad) en de VO- raad ( voortgezet Onderwijs raad) die direct de reeds bestaande ‘weer samen naar school’ samenwerkingsverbanden vooruit schoven om de invoering van het passend onderwijs ‘te begeleiden’ in de scholen. Een andere manier om te zeggen ‘door te drukken’. Die scholen zijn daar helemaal niet op voor bereid, de leerkrachten beschikken helemaal niet over deskundigheid voor deze speciale leerlingen en men beschikt niet over voldoende ruimte. De leerkrachten moeten dus  aangestuurd worden door ‘onderwijskundigen’ die nog nooit voor een klas gestaan hebben. De ‘onderwijskundigen’ van vandaag zijn echter verlengstukken geworden van bestuurders en de alsmaar groeiende onderwijsbureaucratie. Daar waar ze kunnen, veranderen ze het onderwijs op last van bestuurders en onderwijsmanagement. Alleen wat aan de winstgevende doeleinden van de bestuurder beantwoordt, kan doorgang vinden. Voordeeltje van deze samenwerkingsverbanden is natuurlijk het enige feit dat deze verbanden van basisscholen zich verenigd hebben in een stichting, die zelfs met de WOB (Wet Openbaarheid van Bestuur) in handen, niet verplicht Is om de boeken te openen. Hierdoor ontstaat als het ware een financieel zwart gat waarin vele honderden miljoenen kunnen en zullen verdwijnen zonder dat hiervoor openbaar verantwoording hoeft te worden afgelegd.

Maar er is meer aan de hand. Zoals bij elke onderwijsvernieuwing wordt een bureaucratie van jewelste opgetuigd, juffen en meesters moeten worden bijgeschoold en omgeschoold. Handelings-, behandelings- en uitvoeringsplannen moeten worden gemonitord, leerlingen moeten worden verwezen en afgewezen en natuurlijk moet er nieuw management in de scholen worden geplaatst die dit alles in goede banen zal leiden.

Juffen en meesters worden straks geconfronteerd met leerlingen die eigenlijk in het speciaal basisonderwijs thuishoren. Toch wordt er van de leerkrachten verwacht dat ze iedere leerling op zijn eigen niveau en in zijn eigen tempo leren lezen, schrijven, rekenen en aardrijkskunde, geschiedenis en meer van dat soort zaken onderwijzen. Vooral kinderen uit migrantenmilieus en kinderen uit lagere sociale klassen  gedijen niet in een onderwijsklimaat met een losse aanpak, weinig structuur en zelfstandig of in groepjes leren met veel herrie en onrust in de klas. Wij kweken drukke kinderen. Zij krijgen veel te veel prikkels en kunnen zich niet concentreren. Dat geldt overigens niet alleen voor deze kinderen, maar alle andere kinderen worden hier ook de dupe van. Dit alles vindt plaats in  groepen met vaak 32 leerlingen of in combinatieklassen met nog meer leerlingen, want het geld voor de klassenverkleining is ondertussen opgesoupeerd door de bestuurders aan: nieuwe gebouwen, meer managers, vorming van brede scholen, contributie aan de eerder genoemde samenwerkingsverbanden, extra leerkrachten ter ondersteuning van de remedial teachers, stagecoördinatoren voor LIO’s ( leraren in Opleiding), bouwadviseurs, onderwijsadviseurs, bestuursadviseurs, adviseurs van adviseurs, kortom duizend en één dingen die weinig of niets toevoegen aan het primaire proces en alleen maar de werkdruk nog meer verhogen. Ons basisonderwijs lijdt aan morbide obesitas.

Elke zogenaamde onderwijspartij heeft wel iets in zijn verkiezingsprogramma staan  als: ‘meer inspraak van de docent op het primaire proces’ of ‘wij investeren in de kwaliteit’ van het onderwijs. Alle partijen bezuinigen tot meer dan 1 miljard op het onderwijs.  Wat moet het onderwijs daar mee? Bijna de helft van de docenten is tegenwoordig onbevoegd, onderbevoegd of helemaal niet bevoegd en in het basisonderwijs komt daar nog bij dat de  leerkracht van vandaag vaak onvoldoende is opgeleid en over te weinig intellectuele bagage beschikt om invulling te geven aan zijn normale taak, laat staan aan zijn taak ná de invoering van het ‘passend onderwijs’.  Geen land in Europa kent zulke laagopgeleide leraren als Nederland.

Welke ‘onderwijspartij’ durft het aan om te debatteren over de kwaliteit van de lerarenopleidingen, over de inhoud van deze opleidingen, over het schandalig slechte personeelsbeleid van de autonome scholen, over de kwaliteit van de nieuwe generatie juffen en meesters die zelf aangeven niet voldoende opgeleid te zijn voor hun toekomstige taak?

 Welke politieke partij durft het aan om voor te stellen om de lumpsum af te schaffen, die zakken vol geld die de onderwijsbestuurders krijgen en naar eigen inzicht kunnen besteden, waardoor miljoenen over de balk gesmeten worden aan allerlei experimenten, die op geen enkel wetenschappelijk onderzoek gebaseerd zijn ten koste van het primaire proces?

Welke politieke partij durft het aan om de vernieuwing van het alom verstikkende en werkdrukverhogende taakbelastingsbeleid op de politieke agenda te zetten?

Welke politieke partij durft het aan de alsmaar groter wordende bureaucratie in het onderwijs, van hoog tot laag, aan te pakken? Want reken maar dat de 1 miljard bezuinigingen op de schouders van de man of vrouw voor de klas komt te liggen en niet bij besturen, toezichthouders, managers, samenwerkingsverbanden, overkoepelende raden of adviseurs.

Welke politieke partij durft het aan om in deze tijden van crisis eens echt in discussie te gaan over waar we met ons onderwijs naar toe willen: of we onze kinderen alleen willen zien als een   economisch product omdat de school opleidt voor de arbeidsmarkt of willen we dat de school onze kinderen die bagage meegeeft om als een fatsoenlijk mens met moreel besef, met oog en oor voor medemens, maatschappij en milieu door het leven te gaan? Het gaat om kennis en kunde die iedereen nodig heeft om op zijn zelf gekozen manier te kunnen slagen in de maatschappij van morgen.

Jeanet Meijs, bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland, portefeuille basisonderwijs

 

2 Reacties

  1. De kranten

    De kranten staan al weken vol met gezeur over peilingen. Verbied die peilingen. Weg ermee. Wat een ruimte zou dat scheppen om over inhoud te praten.

  2. “De onderwijspartij bestaat

    "De onderwijspartij bestaat niet". Sterker nog, critici van het onderwijs, die verwant zijn aan BON hebben geen gemeenschappelijk urgentieprogramma en zijn nauwelijks een partij voor de politiek, tenzij je het BON Deltaplan als zodanig beschouwt. Maar hoe breed wordt dat gedragen? Met af en toe een stuk in krant of tijdschrift , dat binnen de kortste keer verdwijnt in het massagraf van de opiniepagina' s, kom je er niet. (Sorry Jeanet, prachtig stuk en helemaal waar.) Het wordt tijd dat de critici de handen ineenslaan en aan de poort gaan rammelen in plaats van  elkaar alleen maar de maat te nemen en het ieder voor zich te koesteren.. Zo lang dit niet gebeurt  zijn zij zelf medeverantwoordelijk voor de politieke impasse en bekruipt mij bij het lezen van stukken als die van Jeanet of collega Van Haperen vooral een groeiend gevoel van machteloosheid. De verkiezingen zijn voor het onderwijs misschien verloren. maar daarna volgt de formatie. Wat leggen de onderwijscritici  de  formerende politici straks voor? En wie tekenen daarvoor?

Reacties zijn gesloten.