Van trio naar troika

Via “De Onderwijscorporatie” werkt BON in het kader van beter onderwijs aan de vervanging van het duo overheid-onderwijsraden, soms politiek-educatief complex of onderwijsmaffia genoemd, door een trio van overheid, onderwijsraden (schoolbesturen) en een countervailing onderwijscorporatie. (countervail is een verbastering van contrevaloir, krachtig zijn tegen, en, vaak sterker, temmen van iets dat gevaarlijk is of zou kunnen worden). Nastrevenswaardiger dan een trio of trias waarbinnen krachten en belangen in evenwicht gehouden moeten worden en stilstand dreigt is een  тройка (trojka, driespanslee) waarvan de paardekrachten gebundeld worden om ergens heen te kunnen gaan, een gemeenschappelijk doel te kunnen bereiken.  Zo’n doel mag natuurlijk niet verrijking en machtsvergroting van de top in de onderwijshiërarchie zijn. Daarom pleit ik voor 3 paardekrachten om de slee van het onderwijs uit de quagmire te uittrekken waain het terecht gekomen is en wel de overheid, de leraren/docenten en de ouders/leerlingen/studenten (OH, LeDo, OLS).

Waarom moeten de raden en schoolbesturen nog meer verdwijnen? Een belangrijke reden is dat de democratische legitimiteit van de machtige schoolbesturen gering is. Ze zijn voortgekomen uit scholen en veel minder machtige schoolbesturen die er toevallig waren toen de politiek op afstand wilde gaan besturen. En die waren vaak gebaseerd op zuilen die nu vrijwel uit de samenleving verdwenen zijn. Wat een vreemde legitimatie van bestaande rechten! Geleidelijk aan werden ze van gewillige trendvolgers van de politiek tot trendsetters. Een kwestie van continueren van macht en inkomen en het vergroeien van “onderwijs” en “politiek”, het ontstaan van een politiek-educatieve complex met maffia-achtige kenmerken. Ten tweede trokken de schoolbesturen mensen aan die zichzelf overschatten, scholen failliet lieten gaan en onbruikbare schoolgebouwen lieten bouwen.

Ook BON mist een zintuig voor democratische legitimatie. Premodern willen ze objectief in het gelijk gesteld worden en heel het onderwijs op de 10 geboden van BON baseren. Ook ik vind dat als er geüniformeerd zou moeten worden de 10 geboden voor de meeste leerlingen het beste zou brengen. Maar ik wil helemaal geen uniformering. Als ouder wil ik onderwijs dat voor mijn kinderen (of als opa voor mijn kleinkinderen) het beste is. Een Gymnasium-β oude stijl met ouderwetse lesmethoden. Waarom zou dat niet kunnen als je in Nederland 10.000 kinderen vindt waarvan de ouders dat ook willen? Je kunt moeilijk stellen dat iemand met zo’n diploma niet meer voor de universiteit geschikt is. Of in ernstige mate kennismaking met eigentijdse zaken gemist heeft. De overheid moet in principe alle opleidingen faciliteren en subsidiëren die zowel voldoende in het publieke belang zijn als voldoende recht doen aan de wensen van de ouder-belasting-betaler. Daar hoort dus ook bij dat ze voldoende rendement moeten hebben. Om voor particuliere ouderrechten op te komen moet er dus ook een corporatie van ouders komen. Het oude Gymnasium had weliswaar klassieke wiskunde maar wel echte wiskunde. En vertalen bij de talen. Zaken waarover de overheid noch de onderwijscorporatie zonder meer collectief geldende beslissingen zouden moeten mogen nemen  en een oudercorporatie differentiëringsvoorstellen zou moeten mogen indienen.

Ik hoop dat BON de wenselijkheid inziet van zowel een lerarencorporatie (=huidige onderwijscorporatie) als een oudercorporatie als drijvende krachten voor variatie in onderwijsmogelijkheden waarbij overigens onderwijs volgens de 10 geboden overal gevolgd moet kunnen worden.  Zoals ouders nu het recht hebben om hun kinderen naar openbaar onderwijs te kunnen sturen.

Seger Weehuizen

8 Reacties

  1. veelstemmig (deel 1)

    Even doordenken over wat je schrijft, Seger.

    Zijdelings vernoem je dat een Onderwijscooperatie niets van bovenaf mag gaan opleggen (want dan vrees je een eenzijdige en niet door jou gewenste keuze). Als ze dat al zou willen, in naam van de leraren bepalen wat leraren moeten en niet mogen (ik hoop het niet), dan is ze geen lang leven beschoren. De uitdaging wordt juist om veel leraren te organiseren en te betrekken bij het beleid (en daarmee de machtsverhoudingen achter dat beleid). Ondanks vele verschillende visies onder leraren (en met enige voorzichtigheid, zeg ik ook, daarmee verbonden deskundigheidsniveaus) zie ik ook in de praktijk een gemeenschappelijke "zorg" die vele docenten delen: Goed onderwijs neer te zetten en daarmee te staan voor een goede opleiding van kinderen en jongeren. Natuurlijk is er een enorme variatie in de invulling daarvan en gedachten over de manier waarop. Maar in dialoog en op basis van argumenten is daar in de praktijk een "brede weg" mogelijk, meen ik.

     

    De veelstemmigheid en visieverschillen en belangenverschillen van ouders (en evt. grootouders ;-)) zijn niet meer zo eenvoudig te verbinden. Al is het maar omdat het overgrote deel van die ouders buitenstaander zijn en noch de belangstelling, noch een minimale kennis van zaken hebben van wat onderwijs is/zou moeten zijn. Zelfs de voor de hand liggende vraag: waarom onderwijs zo belangrijk is en wat dat vraagt en wat daarvoor zoal nodig is, zal voor zeer veel Nederlanders een vreemde zijn. Op de "democratische inspraak" van die mensen zit ik niet zo te wachten. Niet omdat ze niet mogen, maar omdat het weinig bijdraagt. De weinigen die de belangstelling en betrokkenheid wel hebben (dat vraagt een investering: je moet je er in verdiepen en erover gaan nadenken) zullen, natuurlijk, een zeer constructieve rol hebben. Iedereen die dit forum leest, weet dat en hoe zeer jij je vanuit deze invalshoek hard maakt voor wat je zo enorm belangrijk vindt!   (vervolg in deel 2)

  2. veelstemmigheid (2)

    Vanuit jouw grote betrokkenheid, zorg en (ik vind dat) deskundigheid, heb je een heel duidelijk idee van het soort onderwijs dat je voor je eigen kinderen/kleinkinderen zou wensen. Zo een school zou een eilandje zijn, temidden van de blubber die alom aanwezig is, waar degelijk onderwijs en eruditie kunnen bloeien. En zo iets goeds heeft dan – hopelijk – ook een voortrekkersrol voor anderen om uit de modder te kunnen kruipen. 

    Maar in een "oudercooperatie" naast of als aanvulling op een lerarencooperatie, is het risico erg groot dat hele andere wensen worden negestreefd dan wat jou voor ogen staat. Misschien zelfs dat jouw stem nauwelijks gehoord zou worden temidden van de veelstemmigheid die je daar zou kunnen aantreffen. Natuurlijk kan het een plaats zijn waar je je ideeen en voorstellen kunt inbrengen en proberen om medestanders te vinden. Maar of het een macht gaat zijn van "de ouders" die zelfbewust van hun verantwoordelijkheid voor het recht op degelijk onderwijs voor hun kroost zal gaan staan…? Ouderschap en de taak die daarbij hoort om voor je eigen en elkaars kinderen ook het best mogelijke onderwijs na te streven geeft mensen recht en plicht om te spreken en mee te spreken. Maar, waar het in de onderwijscooperatie als lerarencooperatie hopelijk mogelijk gaat zijn om als vakmensen enige invloed terug te winnen, waar leraren de facto vaak gedegradeerd zijn tot ondergeschikte werknemers; vraag ik me af of het recht om mee te spreken als ouders, als zodanig, zal leiden tot een beter onderwijs of zelfs tot grotere kansen voor het soort onderwijs dat je voorstaat. In de onderwijscooperatie ligt een mogelijke tegenstelling besloten: ze is er voor het kwaliteitsniveau en de deskundigheid van alle leraren en van wat zij doen en daarmee (want daar draait leraarschap om) voor het belang van de leerlingen/studenten: Wat dat is, daar kan verschillend over worden gedacht. Ook in een oudercooperatie is deze tegenstelling aan de orde, maar daarbovenop is er een groter dilemma: welke is de kwaliteit of de deskundigheid die je van ouders mag verwachten om als een veelstemmig koor in een oudercooperatie mee verantwoordelijkheid te kunnen zijn voor goed onderwijs, wie gaat dat koor dirigeren en daarmee, gedragen door "vele ouders/de ouders" hiervan een koor kunnen maken?

    Hoe zie jij dit? En anderen?

     

    • Ik zie wel een oplossing

      Ik zie wel een oplossing waarbij zowel de staat invloed kan uitoefenen als waarbij de staat vrijheid van onderwijs kan erkennen De vasts oplossing is gelegen in het erkennen van duidelijk omschreven eisen waaraan een diploma verbonden is. De staat kan staatsexamens vaststellen en scholen kunnen ervoor kiezen of zij willen opleiden voor de staatsexamens. Hebben die staatsexamens grote waarde voor de arbeidsmarkt (werkgevers) ka het zijn dat veel scholen kiezen voor die staatsexamens.Hun didactiek daarbij is geheel vrij.

      Het kan zijn dat de staat om idealistische redenen de staatsexamens betrekkelijk laagdrempelig wil maken. Scholen kunnen nog steeds kiezen voor die staatsexamens. Maar er kunnen ook scholen zijn  die hogere eisen stellen (BON-scholen, of reformatorische scholen of andere) en een eigen zwaarder examenprogramma hebben opgesteld. Leerlingen  afgestudeerd aan zulke scholen ontvangen dan een speciaal BON-diploma of een speciaal 'Reformatorisch'-diploma.De markt zal weten wat die diploma's waard zijn want de specifieke eisen zijn goed omschreven. De markt kan een voorkeur voor sommige diploma's gaan  krijgen waarna het waarschijnlijk wordt dat andere scholen hun eisen gaan opwaarderen of waarna het waarschijnlijk kan worden dat de staatsexamens worden opgewaardeerd.

      De staat kan lage eisen of hoge eisen stellen: het zal blijken uit de staatsexamens. Andere richtingen kunnen hun eigen diploma-eisen stellen en de markt zal deze op waarde weten te schatten. Het is zeer waarschijnlijk dat de meeste oluders zullen kiezen voor die examens die de beste garanties bieden en dat kunnen zowel de bijzondere diploma's zijn als de staatsdiploma's, zolang maar duidelijk is omschreven wat de speciale eisen voor het specifieke  diploma waren.

      Ik pleit dus voor bijzonder onderwijs en staatsonderwijs, maar ook voor bijzonder-onderwijs-diploma's en daarnaast staatsdiploma's. Het beste zal door veel anderen worden nagevolgd.

    • Anamnese

      Over de structuur van een onderwijsstelsel:

      Deel 1 Anamnese:

      Ik wilde graag dat mijn kinderen in een intellectuele en artistieke ambiance zouden school gaan. en ik was een BONner avant la lettre.  Een tijd voordat BON opgericht was wilde het opperhoofd van de usurpatieve organisatie “Onderwijsgemeenschap Venlo en Omgeving” dat zo veel mogelijk leerlingen van uiteenlopende afkomst en capaciteiten met elkaar omgingen en leerden om te gaan en zo doordrongen zouden worden van de “gelijkwaardigheid” van alle leerlingen.  Geen doelstelling die ooit bij mij opgekomen was. Maar wel bleek nu dat mijn opvoedkundig ideaal botste met zijn sociale ideaal van een maakbaar geachte samenleving die met behulp van indoctrinatie en structurering via de scholen tot stand zou moeten worden gebracht. Ik wilde b.v. dat mijn kinderen al in klas 1 van het gymnasium zouden begrijpen wat wiskunde inhield en echte wiskunde zouden beoefenen maar hij wilde voor alle niveaux het gemier van de basisvorming  met het etiket wiskunde vasthouden. Het liefst zag ik dat de wiskunde van Euklidès onderwezen zou worden, een stuk culturele erfenis  uit de bloeitijd van de Griekse beschaving en dus uitermate passend voor een zelfstandig gymnasium. Ik was verbaasd dat het traditionele recht van ouders om zelf te bepalen hoe hun kinderen zouden worden opgevoed door een coalitie van linkse politici en collaborerende stijggierige schoolbestuurder genegeerd werd. En ook: Wat voor rare politici brengt Venlo voort! Ieder ontwikkeld mens weet dat monopolies de afnemers schaden dus een integer politicus zou die moeten zien te voorkomen.

      Ik ben het met jullie eens dat de meeste ouders het allemaal zo wel OK vinden, ook al omdat de schoolbesturen competente mooischrijvers en hen welgezinde “onderwijsdeskundigen” inzetten om hun heilsleer uit te dragen. Maar dat 90% van de mensen niet van hun rechten gebruik maakt is dat geen reden om de overige 10% daarvan te beroven.

    • Laat duizenden bloemen

      Laat duizenden bloemen bloeien en zet de vasenmakers aan het werk

       

      Zo verschrikkelijk groot zouden de vrijheid van ouders en docenten niet zijn. Afwijkende scholen moeten een afspraak met de overheid over een minimaal onderwijsresultaat nakomen en dat moet  gecontroleerd worden met centrale examina waarop voldoende leerlingen voldoende hoog moeten scoren. Er wordt echter niet voorgeschreven hoe een leerling op examenniveau gebracht wordt en dat hoeft dus ook niet gecontroleerd worden. De school en de leraren zijn dus vrij in het kiezen van de route maar wel liggen het einddoel en de reistijd vast. Het einddoel kan dus bij voorbeeld zijn een extern examen waarmee men tot (bepaalde delen van) het HBO wordt toegelaten. Omdat binnen de EG  de staten elkaars examens erkennen  zou dat ook voor de examendelen  kunnen gaan gelden. Leerlingen met bestemming universiteit zouden bij voorbeeld voor het verwerven van toegangsberechtiging daarvoor bij het vak Wiskunde moeten kunnen kiezen of zij de CSE-wiskunde-opgaven voor het huidige VWO, opgaven die aansluiten bij het wiskunde-programma van het Gymnasium van vóór de Mammoetwet of de eindexamenopgaven wiskunde voor het Internationaal Bacalaureat of voor de Vlaamse ASO’s maken.

      Ouders en leraren willen allen dat zo veel mogelijk kinderen met goed gevolg een toelatingsexamen voor een uitgekozen vervolgopleiding afleggen  en hun corporatie zullen daarom willen samenwerken. Binnen de doelstellingen van de school bepalen de leraren maar voor ontevreden ouders moeten er alternatieven zijn. Als er voldoende keuzemogelijkheden voor leraren én ouders zijn kunnen beide groepen tevreden zijn. Samen kunnen die tegen de politici opboksen die van het onderwijs oneigenlijk gebruik willen maken. Ouders zijn weliswaar assertiver en aggressiever dan vroeger maar het zijn echt de politici die het onderwijs kapot hebben gemaakt. En met aggressieve ouders moeten scholen korte metten maken.

Reacties zijn gesloten.