lāpsūs maiores

lāpsūs

Het is een verheugende ontwikkeling als het aantal allochtone leerlingen op een zelfstandig Gymnasium toeneemt. In de eerste plaats moet belangstelling en voldoende IQ en niet de sociale achtergrond bepalen op welk niveau een leerling secundair onderwijs volgt. In de tweede plaats versterkt dat de acceptatiebereidheid van het zelfstandig Gymnasium in de samenleving. Ik denk niet dat autochtone gymnasiumleerlingen en hun ouders er erg mee inzaten dat de samenstelling van de leerlingenpopulatie ongelijk was aan die van de maatschappij. Opvallend is dat de schrijver van het artikel “Mira wil leren – op het Gym” in de NRC van gisteren, Bart Funnekotter, de uitspraak van rector Buijze van het Christelijk Gymnasium optekent dat de leerlingenpopulatie van een Gymnasium een afspiegeling moet worden van de samenstelling van de maatschappij. Want, wie weet, zijn er relatief meer intelligente of gemotiveerde allochtone leerlingen dan inheemse leerlingen. In dat geval zouden het er echt meer moeten worden. Dit is de eerste vergeefbare uitglijder van deze rector. Zijn tweede lapsus is het einde van het citaat “Dat betekent dat allochtone leerlingen soms extra aandacht krijgen. Klaassen en Vreugdenhil voeren in hun rapport leraren op die zich afvragen of die allochtonen niet te veel „gepamperd” worden om hen maar voor het gymnasium te behouden. Deze docenten zijn bang dat het niveau van de school achteruitgaat. Buijze vindt die angst onterecht. „Je moet als docent gewoon goed lesgeven. Dat betekent dat je aansluiting zoekt bij de beginsituatie van al je leerlingen, en niet alleen bij de kinderen die het meeste weten.” Aanpassen aan kinderen die minder intelligent zijn, of zoals hier een grote achterstand hebben is altijd nadelig voor de andere kinderen. Het zelfstandig gymnasium dankt aan het bewustzijn daarvan zelfs mede zijn bestaansrecht.

Seger Weehuizen