Sander, kleine klasse

JCTraasv2.jpg

Onlangs zag ik in een nieuwsprogramma de staatssecretaris van Onderwijs, de heer Dekker. Hij lijkt mij typisch iemand die als hij thuis komt na zo’n uitzending, zegt:’ Goh, ik ben nu al vijftien keer op de t.v. geweest.’

Of hij nu, zoals die laatste keer, eigenlijk niets te melden had, daar zit hij denk ik niet zo mee. Hij vertelde dat hij meer aandacht wilde voor excellente leerlingen in het onderwijs maar toen hem werd gevraagd of de klassen dan ook kleiner werden of de leraren beter betaald, gaf hij niet thuis. Ja, hij was in Engeland geweest en had daar gezien dat het heus wel kon, die extra aandacht.

 

Trouwens, die kwestie van de klassengrootte duikt regelmatig op: hoe groot mogen de klassen zijn? Een begrijpelijke vraag die echter samenhangt met een aantal andere vragen: hoe heterogeen mogen de klassen zijn? Hoe gedisciplineerd moeten de klassen zijn? Wat voor instructie wil men geven?

 

De vroegere dorpsonderwijzer kon, ook in een grote , heterogene groep, veel bereiken . Hij had orde, doorgaans strikte orde, zodat er geen tijd verloren ging. Hij had gezag, niet alleen dat, hij boezemde ook ontzag in door zijn grote kennis. Hij hoefde niet naar bezinningsdagen of dagen van de pedagogische centra. Hij had zijn prioriteiten: Het zou zijn eer te na zijn als zijn leerlingen aan het eind van de lagere school niet hadden kunnen lezen en rekenen. Het zou ook zijn eer te na zijn als getalenteerde leerlingen niet zouden slagen voor het toelatingsexamen van H.B.S. of Gymnasium. Hij stak extra tijd in die taken, niet in het invullen van tal van formulieren.

 

Maar die onderwijzer van weleer had meestal niet te maken met die enorme verschillen in sociale en culturele achtergrond  die kenmerkend zijn voor de huidige samenleving. Als men, als de Nederlandse samenleving, het gewenst vindt dat al die leerlingen individuele aandacht krijgen binnen klassenverband, dan mogen de klassen niet te groot zijn.

 

De vraag is eigenlijk simpel: Wat heb je er voor over? Het is dezelfde vraag die particuliere scholen aan hun ouders stellen: Ons aanbod bestaat uit kleine klassen, niet groter dan 20, bekwame leraren, degelijk onderwijs, een breed aanbod van vakken en begeleiding waar nodig – wat hebt u daar voor over?

Die vraag moet dus aan de volksvertegenwoordiging gesteld worden en aan de regering. Overigens, misschien is die vraag wel eens gesteld – maar zeker niet beantwoord. Sinds mensenheugenis worden er vooral sussende antwoorden gegeven, er wordt gewezen op voorbeelden van ‘good  practice’ elders, op de uitdagingen die er zijn voor onderwijzers en leraren, maar ook, helaas, op de ( tijdelijke) noodzaak van bezuinigingen.

Het blijft tobben.

 

J.C. Traas

1 Reactie

  1. Dekker vindt dat het niet

    Dekker vindt dat het niet uitmaakt die klassegrootte. Met iedere leerling een iPad kun je ze ook in Ziggodome, Ahoy of Thialf zetten. En dan maakt die excellente leerling zijn eigen lessen op maat.

Reacties zijn gesloten.