Staatssecretaris verveelde zich

JCTraasv2.jpg

 

Staatssecretaris Dekker van Onderwijs deed een interessante uitspraak in een interview dat BN DeStem ( 1februari 2013)  met hem had: ‘Op de middelbare school heb ik me verveeld. Ik deed er veel naast: sport, toneel, een bandje. Maar achteraf had ik meer uit mezelf kunnen halen.’

Die uitspraak is interessant als ik ze leg naast de uitspraken van psycholoog Jan te Nijenhuis die ( in NRC Handelsblad van 1 februari) zei dat het wel degelijk  nut heeft om extra voor de Cito-toets te oefenen: ‘Als je een IQ-test twee keer maakt, vijzel je je IQ met vijf punten op. Volg je een korte training, dan scoor je acht punten hoger. Een kind met een IQ van 100 kan naar de mavo, een kind met een IQ van 110 naar de havo en een kind met een IQ van 120 naar het vwo.’ Overigens, het kind is door die training niet werkelijk intelligenter geworden.

Mijn vraag is nu: hoe komt te Nijenhuis op het idee dat je met een IQ van 120 naar het vwo kunt? In 1974 meende de psycholoog A.D. de Groot nog dat niet meer dan 15% van de bevolking geschikt was voor het volgen van vwo en havo samen. In dat geval vraagt men van de havo-leerling  uiteraard een hoger IQ dan 110 en van de vwo-leerling  hoger dan 120.

Omdat er bij ouders en leerlingen een drang is naar boven en de schoolbestuurders daar graag aan toegeven, is de ‘bandbreedte’ in het vwo-gebied toegenomen. Er zitten nu leerlingen van pakweg IQ 115 tot 160, terwijl dat in het pre-Mammoettijdperk  misschien vanaf IQ 125 was.

Als ik gelijk heb betekent dit dat in de praktijk van het onderwijs – omdat net als vroeger de leraar zich meestal richt op het gemiddelde niveau van de klas – voor een grotere groep aan de onderkant de lessen moeilijk te volgen zijn en voor een grotere groep aan de bovenkant, de meest begaafden dus, het onderwijs te gemakkelijk is. Laatstgenoemden gaan zich vervelen, zoals twintig jaar geleden de staatssecretaris al deed. Ze moeten zich niet genoeg inspannen en verleren dat ook.

Dat leidt tot een cultuur van zesjes halen, niet van excelleren. Dat blijkt mijns  inziens ook uit het feit dat de belangstelling voor een vak als wiskunde B, dat nu eenmaal moeilijk is en inspanning vraagt, wel móet dalen. En inderdaad, in 2009 volgden nog 22.000 leerlingen wiskunde B, nu nog minder dan 19.000. En omdat het ‘rendement’ van het onderwijs niet mág dalen en steeds meer leerlingen havo en vwo-diploma’s willen verwerven, vindt er een geleidelijke niveaudaling plaats. Al jaren.

Ondertussen wekken uitspraken van politici en onderwijskundigen de indruk dat de kwaliteit van het onderwijs voortreffelijk is, ( wat ook blijkt uit internationale rapporten), dat er ‘kwaliteitsslagen’  zijn gemaakt en nog zullen worden gemaakt, dat het hoger onderwijs nog steeds groeit en beter wordt, enz.

Bastiaan Bommeljé heeft eens nagegaan ( NRC Handelsblad van 1 februari 2013)  waar die groei vandaan komt: ‘In deze eeuw hebben we al meer dan 15.000 academische communicatiewetenschappers mogen verwelkomen, en indien we de 24.000 communicatiedeskundigen op hbo-niveau meetellen, gaat het om zo’n 40.000 stuks, nog afgezien van vrijetijdsmanagers.’

En hij vervolgt: ‘ Aldus blijkt de door het parlement zo gewenste groei van het hoger onderwijs voor een groot deel gebaseerd op laten we zeggen studies zonder een duidelijk kennisdoel en zonder een methode om nonsens te elimineren. Integendeel, deze studies zorgen voor de persberichten vol termen als ‘ambitie’, kwaliteitsslag’ en ‘van goed naar excellent’ : verhulling en verbloeming van de werkelijkheid is het doel.’

Zo nieuw is dat niet zou ik willen zeggen, dat proces is in het onderwijs al enkele  decennia aan de gang.

 

J.C. Traas

 

 

8 Reacties

  1. Lees over communicatie

    Lees over communicatie gesproken bijvoorbeeld eens de brief waarin de minister haar voorgenomen wijzigingen in het beleid (ingaand 2013) aankondigt. Er is geen touw aan vast te knopen. In de 8 pagina's staat het vol met kwaliteit, vrijheid en verantwoordelijkheid, maar je moet er met een tekstanalyse doorheen om te kijken waar de concrete voornemens staan.

  2. Ik herinner mij op de BONsite

    Ik herinner mij op de BONsite gelezen te hebben dat de deelstaat Californië het probleem van de niveaudaling van de hoogste onderwijstypen als gevolg van het streven van jongeren en hun ouders om het hoogt haalbare onderwijstype te volgen wat betreft het tertiair onderwijs opgelost heeft doort het in meerdere niveaux onder te verdelen en voor alle niveaux het aantal studenten vast te stellen dat daaraan mag deelnemen. Ik ken de getallen niet maar zeg maar : 15% naar één van de nederzettingen van de University of California, 20% naar professional colleges etc. Dat zou voor ons secundair onderwijs ook kunnen. Zo lang je maar 50% van het aansluitend onderwijs "hoger onderwijs" noemt en daardoor aan de Pisa-norm voldoet. Het eerste wat zou moeten gebeuren is boven het huidige VWO een opleiding te plaatsen waarheen alleen de beste 10 procent van de leerlingen die het basisonderwijs uitstromen naartoe mag. Naar het huidige VWO mag dan 15% en naar de huidige HAVO 25%. Zo komt 50% in het “hoger onderwijs”terecht. Een fantastisch resultaat niet waar?

  3. Volg ook in Duitsland de

    Volg ook in Duitsland de discussie rondom de studierichting en doctoraalscriptie van de minister van Onderwijs Frau Doktor Annette Schavan. De culturele revolutie en de maakbare samenleving hebben nogal wat sociaal onwenselijke wanproducten opgeleverd.

  4. IQ is een Gaussverdeling met

    IQ is een Gaussverdeling met een standaarddeviatie van 15, dus 'de bovenste 15%' komt dicht bij > 1 SD boven het gemiddelde (dat is 16.6%), dus een IQ van 115 of hoger. In de tijd dat die uitspraak werd gedaan was het aantal VWO-ers ongeveer gelijk aan diegenen met een IQ > 2 SD boven het gemiddelde (2.5%), dus een IQ van 130+.

  5. De door mij genoemde

    De door mij genoemde percentages zijn niet als sacrosanct bedoeld. Wel moet de topgroep een stuk kleiner worden dan die die nu door de VWO-ers wordt ingenomen en moet 50% van de alle jeugdigen aan het eind van hun schooltijd een opleiding voltooid hebben die “hoger” genoemd wordt. (Pisa!). Een stratificatie van het secundaire Nederlandse onderwijs naar het voorbeeld van het Californische tertiaire onderwijs kan het beste geïnitieerd worden met een nieuwe opleiding boven het huidige VWO-niveau. Zo als Marco_1964 in andere woorden beschreef: Als de ondergrens van de topgroep bij IQ = μ + 2σ (μ=100 en σ=15) zou liggen zouden alle leerlingen hoogbegaafd zijn en slechts één op de 40 leerlingen tot het hoogste niveau van het secundair onderwijs worden toegelaten. Als die grens bij μ + 1σ zou liggen zou 1 op de 6 leerlingen in de topgroep zitten en dat is echt te veel.

    Als de bevolking zou verdommen, bij voorbeeld omdat hoogopgeleide vrouwen te weinig kinderen baren, zou het niveau in elke groep toch omlaag gaan.

  6. Een tijdje geleden heb ik op

    Een tijdje geleden heb ik op een regenachtige zonddagmiddag de aantallen examenkandidaten op een rijtje gezet van vmbo (voorheen vbo/mavo), havo en vwo. En wel de jaren 1971 (laaste lichting voor de Mammoetwet examens opleverde), 2003 (eerste jaar examinering Tweede Fase) en 2011 (toen het meest recente examenjaar). Uit de veranderde percentages stijgt een aardig beeld op van hoe de bordjes verhangen c.q. de schotten verschoven zijn. Zie hier:

     

    bit.ly/GWnMlS

     

    Niet alleen de verschuiving vanaf 1971 is fors, ook de verschuiving in het luttele tijdsbestek 2003-2011 is opvallend – en vooral SNEL. Het samenspel van veeleisende ouders, toegeeflijke basisscholen en de cultuur om zo veel mogelijk kinderen 'kansen te bieden' leidt tot een snel groeiend vwo, een havo dat zijn beste leerlingen kwijtraakt aan het vwo en er een groeiende lading voorheen vmbo-leerlingen bij krijgt.

     

    Ik maakte deze figuur in het kader van de toenmalige discussie over de toelating van vmbo-T-leerlingen tot het havo (mogen havo's selecteren of niet?). Mijn indruk is dat dit in wezen een achterhoedegevecht was: leerlingen die in 2003 nog een vmbo-T-advies kregen hoeven allang niet meer tot na het vmbo-examen te wachten om naar het havo te mogen: ze kunnen in heel veel gevallen nu direct al starten in de havo-brugklas.

     

    Het lijdt geen twijfel dat dit z'n gevolgen heeft voor het onderwijsniveau in, in dit geval, het havo. Maar op vwo en vmbo-T-niveau doen zich wellicht vergelijkbare niveaudalingen voor.

     

    Tenzij de optimisten gelijk hebben, en Nederland nu werkelijk véél meer capabele leerlingen telt dan 'vroeger' en het juist fan-tas-tisch nieuws is dat we er in slagen zoveel meer vwo-ers en havisten op te leiden. 

  7. Wie biedt een bewijsplaats

    Wie biedt een bewijsplaats voor de m.i. nogal boude bewering dat "in 1974 de psycholoog A.D. de Groot nog meende dat niet meer dan 15% van de bevolking geschikt was voor het volgen van vwo en havo samen"?

    Van De Groot ken ik wel de uitspraak dat 'iedereen alles kan leren, als je hem/haar maar genoeg tijd geeft om het te leren'. Het optimisme in deze uitspraak (okee, misschien vermengd met een vleug cynisme) vind ik in tegenstelling staan tot een naar elitarisme riekend '85% van de mensen is ongeschikt voor het havo'.

     

  8.  Reactie op Couzijn

     

    Het ergert mij als aan mijn betrouwbaarheid wordt getwijfeld. Daarom in antwoord op de vraag van Couzijn het volgende. A.D. de Groot noemde zijn schatting van 15% onder meer in een interview met mij, gepubliceerd in A.D. de Groot en J.C. Traas  Onderwijs van binnen en van buiten,  Van Loghum Slaterus, Deventer 1980. Het interview was eerder gepubliceerd in het Weekblad voor Leraren, de no’s 30, 32 en 36 van het jaar 1974.

Reacties zijn gesloten.