Aparte rekentoets mbo

Tweede Kamer heeft er geen zin in.

Toen minister Slob met verplichte rekentoets op de proppen kwam werd dit door veel collega’s met gejuich ontvangen. Het vak telde weer mee. Studenten zouden het vak weer serieus nemen. En scholen mogen het examen zelf in gaan richten. Er was nog meer gejuich. Want het mbo kreeg een jaar uitstel. Maar valt er na het kamer-debat deze week nog wel zoveel te juichen? De oppositie en ook CDA en D66 zien de verplichte rekentoets helemaal niet zitten.

De verplichte rekentoets biedt geen soelaas.

In 2007 blijkt dat het rekenniveau onvoldoende is. De Commissie Meijerink wordt in het leven geroepen en adviseert de invoering van de verplichte rekentoets. De invoering, in 2015, is een politiek gevoelige rollercoaster en de verplichte rekentoets wordt in 2016 weer in de ijskast gezet. Het verplichte rekenexamen, is een forse ingreep in het lesprogramma. Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs moeten hetzelfde rekenexamen afnemen. Voor het mbo maakt het rekenexamen een wezenlijk onderdeel uit van het mbo-diploma. Dat is een zware opgave voor opleidingen waar de minst reken- en taalvaardige leerlingen na het vmbo terechtkomen.

Nadruk rekenonderwijs ligt te veel op de verplichte rekentoets.

In het mbo is er een tekort aan rekendocenten. Dit omdat de groep docenten met een rekenkundige of wiskundige achtergrond, volgeboekt is. En er is geen aparte lerarenopleiding voor rekendocenten. Het tekort wordt opgelost aanvullende cursussen en zij-instromers of de instroom uit het basisonderwijs.  Het vak rekenen staat los van de beroepscontext en ontbreekt in de meeste kwalificatiedossiers. Het rekenonderwijs is op dit moment gericht op het digitale examen. De nadruk ligt op het maken van de verplichte rekentoets en niet op het ‘leren rekenen’ zelf. De meeste studenten komen uit het vmbo en voldoen aan niveau 2F. Ondanks dat hebben ze veel problemen met rekenen. En dan vooral met het lezen en het recht onder elkaar schrijven van de getallen. Hoewel dit negentig procent van de rekenproblemen veroorzaakt, is hiervoor nauwelijks aandacht.

Er zijn wezenlijke verschillen tussen mbo en vo.

Het mbo kent naast acht algemene vakken, 1247 kwalificatiedossiers en bijna net zoveel keuzedelen. Ter vergelijking; het voortgezet onderwijs kent negentien vakken. Het karakter van het mbo is zo anders, dat zowel de aanpak van de rekenvaardigheidsproblemen als de toetsing per onderwijssector compleet anders. Bovendien zijn er wezenlijke verschillen tussen de leerlingenpopulaties op het vo en studentenpopulaties van het mbo. Een en hetzelfde rekenexamen voor beide onderwijssectoren, zoals dat nu is,  is dus gewoon onzin. Rekenen moet in het mbo per beroepssector worden aangeboden. De opgaven, met name de contextopgaven, moeten een relatie hebben met de beroepssector. Het rekenonderwijs en het rekenexamen kan het beste per kwalificatiedossier worden ingericht. De vrijheid die de scholen nu krijgen om het rekenexamen zelf in te richten mag niet leiden de soap rondom de examinering zoals we die kennen van het vmbo in Maastricht.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter