Meer ruimte voor nieuwe scholen?

Meer ruimte voor nieuwe scholen?

Wetsvoorstel

Het regeerakkoord Rutte 3 wil meer ruimte creëren voor nieuwe scholen. Dat betekent dat binnen afzienbare tijd het “Wetsontwerp meer ruimte  voor nieuwe scholen” aan de Tweede kamer zal worden voorgelegd. Met de nieuwe wet ontstaat meer ruimte om op basis van een onderwijsconcept een school te beginnen. Die mogelijkheid was tot nu toe vooral voorbehouden aan levensbeschouwelijke richtingen. De wensen  van ouders en leerlingen gaan een belangrijke rol spelen bij de beslissing voor het stichten van een nieuwe school. Dat  zou eraan bijdragen dat het onderwijsaanbod gevarieerder wordt en meer aansluit bij de huidige maatschappelijke verhoudingen. Daarnaast regelt het wetsontwerp dat vooraf aan de oprichting een te stichten  school kan worden getoetst op kwaliteit.

Advies 1)

De nieuwe dynamiek, die het wetsvoorstel met zich meebrengt moet in de eerste plaats ten goede komen aan de opvoedkundige en levensbeschouwelijke voorkeuren van ouders, die deze onvoldoende in het onderwijsaanbod zien terugkomen. Daarnaast moet de vergrote mogelijkheid voor het stichten van scholen leiden tot ruimte voor onderwijsvernieuwers. In hun advies bij het concept wetsvoorstel zeggen S. Philipsen en P.J.J. Zoontjes dat de uitbreiding van het richting naar pedagogische en didactische voorkeuren een veel grotere variatie met zich mee zal brengen. De maatstaven voor deze differentiatie ontbreken, wat het gevaar van een onhanteerbare proportie richtingen met zich mee kan brengen. Verder zegt het advies dat, om meer onderwijsvernieuwing mogelijk te maken, er een spanning denkbaar is tussen de wenselijke ontwikkeling naar pedagogisch-didactische variëteit en uniforme kerndoelen.   Er zal niet alleen meer ruimte voor nieuwe scholen moeten komen maar ook voor de inrichting van het onderwijs en de deugdelijkheidseisen. Een grotere vrijheid voor de vormgeving van het laatste.

Internetconsultatie 2)

Uit een internetconsultatie kwam o.a. naar voren, dat het doel is meer recht te doen aan de grondwettelijke vrijheid van onderwijs t.b.v. scholen , die aantoonbaar aansluiten bij de behoefte van ouders en leerlingen mits van goede kwaliteit, die vooraf kan worden getoetst. Ouderverklaringen zouden hierbij een rol kunnen spelen. Voldoende leerlingen op termijn is een criterium voor bekostiging. Regionaal is een gezamenlijke visie op het toekomstig onderwijs aanbod nodig. Niet alleen de vraag welke scholen moeten sluiten/fuseren maar ook welke nieuwe onderwijssoorten en concepten gewenst zijn.

Vraagtekens

Wat in het advies en de internetconsultatie onvoldoende duidelijk wordt is welke de criteria voor de volgens de wet gewenste voldoende onderwijsvernieuwing gehanteerd zullen worden. Hoe wordt het uitgangspunt in de wet dat er meer ruimte moet komen voor onderwijsvernieuwers getoetst?  Welke opvattingen over onderwijs zijn daarbij van belang? Wat gebeurt er als het in de wet geformuleerde streven naar  onderwijsvernieuwing haaks komt te staan op de voorkeuren van groepen ouders, die een meer traditioneel type onderwijs voorstaan?

Per regio zal worden gekeken naar  scholen  moeten sluiten/fuseren maar ook welke nieuwe onderwijssoorten en concepten gewenst zijn. Wat moeten we hier precies onder verstaan? Zo geformuleerd lijkt het vooral een aansporing voor groepen ouders, die een gewenst vernieuwend onderwijsconcept aanhangen. Je zou eigenlijk mogen verwachten, dat de wet, juist op dit punt zich terughoudender zou opstellen. In het algemeen wordt in Nederland in het kader van vrijheid van onderwijs staatspedagogiek niet op prijs gesteld. De wet lijkt wel een stap in die richting te doen.

Onderzoek nieuwe toetreders 3)

In een voorstudie naar mogelijkheden voor nieuwe toetreders in het onderwijs hebben Waslander en Hooge in opdracht van het ministerie een aantal casussen van particuliere initiatieven in Texas, Engeland en Zweden onderzocht op draagvlak, behoefte, financiële risico’s bij nieuwe toetreders en achterstandsleerlingen. In alle casussen hebben nieuwe toetreders meer speelruimte dan reguliere scholen. ( Er ontstaat dus een onderscheid tussen twee type scholen reguliere scholen en nieuwe toetreders). Het reguliere publieke systeem functioneert als “back up”. Nieuwe toetreders hebben  meer vrijheid hebben op het gebied van personeelsbeleid in de vorm van andere contracten, kwalificatie-eisen (onbevoegde leraren) en arbeidsvoorwaarden (prestatiebeloning). Zowel in Zweden, Texas als Engeland is de onderwijsmarkt opengesteld voor commerciële organisaties, het for-profit onderwijs. Wat Zweden bijzonder maakt is de combinatie van een relatief ruime publieke bekostiging en de mogelijkheid om exploitatie-overschotten uit te keren aan investeerders. Friskolor scholen hebben meer autonomie en minder verplichtingen dan reguliere scholen. Dit zijn gunstige condities voor particulier initiatief, getuige de omvang van de for-profit sector. In alle casussen blijken nieuwe toetreders in vergelijking met reguliere publieke scholen een publiek te bedienen met relatief meer begaafde leerlingen van hoog opgeleide ouders. De Zweedse casus (vooral voortgezet onderwijs) is het meest illustratief Ondanks maatregelen segregatie tegen te gaan is deze toch toegenomen.

Zijn nieuwe aanbieders vernieuwend? We zien een grotere variëteit.  Zoals charter scholen in de VS,, die juist niet meegaan met onderwijsvernieuwingen en een tamelijk “conservatieve” pedagogiek hanteren uit onvrede van ouders over brede beweging naar meer progressieve onderwijspraktijken. Voor de vier casussen geldt dat nieuwe scholen meer ruimte hebben voor eigen personeelsbeleid. Met name geldt dit voor de for-profit scholen. Minder ervaren leerkrachten, niet voldoen aan bekwaamheidseisen, andere normen voor beoordeling en beloning. For-profit scholen genieten meer schaalvoordelen door ondersteunende diensten en centrale administratie. Dit gaat gepaard met weinig autonomie op schoolniveau met name wat betreft de inrichting van het curriculum, toetsing en disciplinaire maatregelen.

Vragen

Dit zijn enkele bevindingen uit het onderzoek van Waslander en Hooge.  Naar aanleiding hiervan kun je je afvragen of het ook in Nederland wenselijk is zo veel ruimte te creëren voor meer particulier initiatief, andere bekostiging en afwijkingen van het reguliere onderwijs in curriculum, personeelsbeleid, leerlingenselectie. Hoe staat het met de autonomie van professionele leraren in grote particuliere  schoolorganisaties met weinig autonomie op schoolniveau? Hoe voorkom je een uit steeds verder uit elkaar groeien van de verschillende segmenten, die ontstaan. Uit het onderzoek blijkt dat een toenemende tweedeling lang niet denkbeeldig is.

Nederlandse situatie

Waslander en Hooge constateren dat Nederlandse scholen hebben al veel autonomie en keuzemogelijkheden voor schoolbesturen. Vrije schoolkeuze is gemeengoed. Een deel van de effecten, die elders worden toegeschreven  aan nieuwe toetreders, komt voort uit de introductie van schoolkeuze en concurrentie, die er voorheen niet was. Voor Nederland zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat meer concurrentie leidt tot hogere leerlingenprestaties. Dankzij artikel 23 kenmerkt het Nederlandse stelsel zich door publiek bekostigde, privaat bestuurde scholen. In Nederland vallen die allemaal onder de publieke bekostiging.  Mede daardoor is de sector particulier onderwijs in Nederland klein.

Al met al accommodeert het Nederlandse stelsel veranderingen, die in andere landen aanleiding zijn voor aanpassingen zelf.

  • Philipsen en Zoontjes: “het concept wetsvoorstel “Meer ruimte voor nieuwe scholen” in het licht van artikel 23 van de grondwet”. Mei 2016
  • Internetconsultatie “Meer ruimte voor nieuwe scholen”, 2016
  • Sietske Waslander & Edith Hooge: Nieuwe toetreders in het onderwijs. Voorstudie op basis van wetenschappelijk onderzoek. Maart 2015

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter