Instructierecht werkgevers en autonomie van de leraren

Hierna wat losse notities in verband met het debat over de invulling van de professionele ruimte. Waar ik ernaast zit hoor ik dat graag.

Het schoolbestuur of bevoegd gezag in het onderwijs is eindverantwoordelijk voor de beslissingen die in verband met de school worden genomen over het onderwijs. Het schoolbestuur neemt deze beslissingen in overleg met de medezeggenschapsraad. In de oude situatie voor de invoering van de lumpsum en de verzelfstandiging en de fusiegolf die zelfstandige scholen onderdeel maakte van mega-organisaties  bepaalde de overheid de arbeidsvoorwaarden en het huisvestigingsbeleid . Het schoolbestuur functioneerde als bevoegd gezag in de zin van een lichaam dat met openbaar gezag bekleed is. Een belangrijke taak was  aan het leerplan, inhoudende alle openbare afspraken, die gemaakt zijn over de inhoud van het onderwijs, vorm te geven. Daarbij waakte het schoolbestuur in het kader van artikel 23 over de eigen identiteit van de school. Binnen deze kaders werd de uitvoering van het onderwijs overgelaten aan de vakleerkrachten op verschillende niveaus, waaraan strenge opleidingseisen waren verbonden.  In de organisatieleer spreken we in dit verband van een professionele organisatie, een organisatie die primair drijft op de samenwerking tussen relatief autonome professionals. Weliswaar bestond tussen schoolbesturen en docenten een werkgever-werknemer relatie, maar deze verschilde enerzijds met een echte professionele maatschap door de aard van het dienstverband en anderzijds met het bedrijfsleven door de grote mate van autonome beroepsinvulling van de docent. Hier is vast nog veel meer over te zeggen maar het gaat er mij hier om dat feitelijk docenten in die situatie echt beschouwd werden als en de status hadden van professioneel werkenden. Ik herinner me nog discussies op deze site van een aantal jaren geleden waarin de verontwaardiging ervan afspatte dat leraren als gewone werknemers, als in hun beroep uitvoerenden van de instructies van een werkgever/manager konden worden beschouwd. De pijn zat er naar mijn idee niet zo zeer in het werknemer zijn van de leraar op zich maar in het status- en gezagsverlies. En in een aantal vooral in het beroepsonderwijs “rücksichtslos” doorgevoerde onderwijsvernieuwingen, die het hart van het vak raakten.

Met de verzelfstandiging, het governancemodel en de lumpsum zijn onderwijsorganisaties zich in een rap tempo gaan gedragen als onderwijsbedrijven. Bestuursvoorzitters gingen zich opstellen als kapiteins van mammoettankers die van de brug af gezien hun orders uitvaardigden op basis van een centraal geformuleerd “strategisch beleid”. Ten opzichte van elkaar ging men zich gedragen als concurrenten in de slag om de meeste leerlingen, allemaal studenten, terwijl men tegelijkertijd via besturenraden de greep op het onderwijs verstevigde. Het werkgeverschap kreeg ten opzichte van de professionals een geheel andere invulling, vooral daar waar de door de besturen aangestelde managementlagen de feitelijke vormgeving van het pedagogisch/didactische proces naar zich toetrokken middels het beruchte competentie gestuurde of gerichte (weet ik veel) onderwijs, opdracht gestuurd leren, zelfstandig leren etc.  Is ooit in de geschiedenis van het onderwijs het karakter van het lerarenberoep van de ene op de andere dag zo ingrijpend gewijzigd als met de invoering van deze vernieuwingen en de degradatie van vakdocenten naar coach? Ik betwijfel het. Besturen en managers namen zeer dubieuze didactische concepten kritiekloos over en lieten zich bij de uitvoering adviseren en ondersteunen door commerciële onderwijsbureaus. Ze kregen op deze site de hoon over zich heen maar konden (en kunnen)  niettemin lang doorgaan op de ingeslagen dwaalwegen. Ook een serieuze commissie Dijsselbloem signaleerde, kritiseerde, schreef een rapport en dat was het. Nu is iPad onderwijs politiek kennelijk weer heel populair.

 Harm Beertema zei in De Tweede kamer dat als docenten in dit proces van het begin af aan instemmingsrecht gehad hadden een hoop ellende voorkomen had kunnen worden . Het  had hoe dan ook anders kunnen lopen als schoolleidingen en docenten echt samen waren opgetrokken in plaats van  “over en zonder u”. De docenten hebben het ook over zich laten komen en in de vakbonden vond men op dit vlak weinig steun. Ze draaiden mee in de carrousel. En van de schoolleidingen moest men het ook niet hebben. Van een samenwerkingscultuur, die het ministerie graag wil, is de afgelopen periode in te veel gevallen totaal geen sprake geweest. De discussie over de invulling van de professionele ruimte en het lerarenregister heeft met de oprichting van de Onderwijscoöperatie waarin de vakbonden en BON samenwerken nu een platform gekregen waar we wat van kunnen verwachten. Maar het is een lange en moeizame weg. De gesprekken over een regeling van de professionele positie van de leraar verlopen moeizaam en stuiten op de besturen die als werkgevers en pseudo-ondernemers hun autonomie met hand en tand verdedigen en op een overheid, die nog steeds alle heil verwacht van “good governance”. Maar ik bemerk ook dat de belangstelling vanuit het veld voor deze materie, om wat van redenen dan ook, gering is. Ik heb wel mijn vermoedens omtrent het waarom..

De AOB en een groot deel van de Onderwijscoöperatie zijn er wel uit dat een wettelijke regeling noodzakelijk is; een regeling die ook de noodzakelijke cultuurverandering moet bevorderen. Het zou mooi zijn als zo’n wettelijke regeling die cultuur- en mentaliteitsverandering op gang zou brengen. Maar laten we niet te idealistisch worden. Interessant in verband hiermee is een notitie van de AOB van 26 juli 2013 waarin onderzocht wordt wat nodig is om de leraar in de positie te brengen een centrale rol in realiseren van goed onderwijs te geven, uitgaande van de gemeenschappelijke opvatting van OCW en de AOB dat de leraar, die rol zou moeten hebben.(Natuurlijk dienen hierbij goede opleidingen en een goede regeling van bevoegdheden mede uitgangspunt te zijn.) Hierbij neemt deze notitie de verhouding werkgever en werknemer in het arbeidsrecht als uitgangspunt en welke de rol van een professioneel beroepsbeoefenaar in het onderwijs zou kunnen en moeten zijn. In het arbeidsrecht heeft de werkgever de regie. Hij heeft het instructierecht en dit kan zich uitstrekken tot wat de leraar moet doen, hoe hij dat moet doen, welke scholing de leraar moet doorlopen en het oordeel over zijn functioneren. “De belangrijkste reden”, stelt de notitie, “dat de leraar zijn beroep feitelijk geen inhoud kan geven, is dat de leraar ten opzichte van zijn werkgever uitsluitend werknemer is en dus uitsluitend ondergeschikt en niet daarnaast een positie heeft gekregen als professional. De ondergeschikte positie van de leraar kan alleen worden doorbroken door de” wettelijke borging van de leraar als professional”.  De reden waarom dit nu wel geregeld zou moeten worden en vroeger niet ligt in de enorme veranderingen, die de afgelopen twintig jaar of meer, in de organisatie en de vormgeving van het onderwijs hebben plaats gevonden .In de keten van checks and balances in het governancemodel zijn bestuur, toezicht, medezeggenschap en klachtenrecht op de een of andere manier wel geregeld maar heeft de leraar nog geen heldere wettelijke positie. Belangrijk in de notitie is ook dat gezegd wordt, dat het uitgangspunt van die autonomie de individuele leraar dient te zijn en niet het team want dat zou betekenen dat niet op een bepaald vakgebied gespecialiseerden mee zouden mogen beslissen over bij voorbeeld beoordeling van leerlingen of vakinhoudelijke didactiek. Een team kan tegenwoordig van alles inhouden: leraren, coaches, trainers, adviseurs ,waarin het ter zake kundig oordeel van de gespecialiseerde vakkracht dreigt ten onder te gaan.

4 Reacties

  1. Zijn de jongere leraren nog

    Zijn de jongere leraren nog wel voldoende goed opgeleid en voldoende assertief om met dezelfde  onafhankelijkheid als waarmee een arts in een groepspraktijk of in een maatschap een patiënt behandelt en/of doorstuurt les te geven? Zoals dat vroeger wel het geval was! Zou b.v.de huidige eerstegraads docent in een moderne taal nog in staat zijn om te beoordelen of een beschouwelijk stuk in de vreemde taal in goed Nederlands vertaald is en zal hij dat zelf nog wel kunnen? Je moet daarvoor over een enorme woordenschat in beide talen beschikken en een goed gevoel voor taalnuances hebben. Voor een docent in een β-vak is het gewoon “handig” als hij een antwoordenboek met numerique uitkomsten van opgaven heeft maar voor de docenten klassieke talen is het wel verbazingwekkend dat hen door de uitgevers van lesboeken vertalingen worden toegestuurd. (iemand die nu klassieke talen studeert begint in vergelijking met de leraren die vóór de Mammoetwet na het behalen van het diploma Gymnasium-α deze studies volgden met een enorme achterstand). Zou dat tegenwoordig voor de moderne talen nodig zijn als de leerlingen weer zoals vroeger vanuit de vreemde taal in goed Nederlands zouden moeten vertalen?

  2. Goed, Ben, dat je die notitie

    Goed, Ben, dat je die notitie nog onder de aandacht brengt. Het sluit mooi aan bij het belangrijke boek "Het alternatief" van Kenyber en Evers et al., die scherpe analyses gemaakt hebben, en daar andere auteurs bij gevonden hebben.

    Tekenend in dat boek is dat Bas de Wit, die de VO-Raad vertgenwoordigt, oa in de besprekingen rond het Professioneel Statuut, een bijdrage levert over het managers-bashen. Dat schijnt hier en daar nog wel eens te gebeuren. En daar zijn wij het natuurlijk niet mee eens.

  3. Door het besluit van

    Door het besluit van bestuurders om docenten veel aandacht te laten geven aan voorgekookte studieloopbaanbegeleidingsprogramma's met persoonlijke ontwikkelingsplannen, projecten met plannen van aanpak die meestal een kopie waren van het vorige plan van aanpak, het instructie laten geven over onwerkbare digitale portfolio's, waarvan niemand eigenlijk wist waar het voor diende, door dat alles, ja door dat alles zijn er kostbare kennisvakken verdwenen in het HBO. Er worden nu Bachelors opgeleid, die op kennisniveau wel altijd vrijgezel zullen blijven. Studieloopbaanbegeleiding door een collega aangeduid als het helpen oversteken van oude dames die niet naar de overkant hoeven en daar ook niet willen zijn. Leraren die als mislukte dominees het geloof verkondigen waar ze zelf helemaal niet achter staan. Toen ik het mislukte digitale portfolio trachtte aan te prijzen, was er gelukkig nog één student, die me vroeg waarom ik eigenlijk niet gewoon les gaf. Na deze wijze opmerking begreep ik het. 

  4. NEWSPEAK

    NEWSPEAK

    Als mijn geheugen mij niet bedriegt waren het de schoolbesturen die voor het eerst spraken over professionalisering van de leraren waar zij wel eens voor zouden zorgen. Verkroost maakt echter duidelijk dat de leraar al professional was en dat hij de daarbij behorende onafhankelijkheid en eigen verantwoordelijkheid heeft verloren. Wederom blijken onderwijsvernieuwers door het corrumperen van de taal de door hen veroorzaakte puinhoop onbespreekbaar proberen te maken.

Reacties zijn gesloten.