Wat levert al dat gereken op?

Het doel is,

  1. om te controleren of er onderscheid aan te brengen is tussen diverse soorten docenten. De laatste jaren is juist alles weer op 1 hoop gegooid. Dat mag, zolang de onderlinge verschillen niet de spuigaten uitlopen.
  2. Aan de hand van dat onderscheid in kaart brengen, op welke plaats die verhoudingen liggen ten opzichte van de normale verdeling.

 Voor de niet wiskundigen: niet gemanipuleerde gebeurtenissen blijken een nogal vaste vorm van spreiding te vertonen rondom het gemiddelde van het geheel. ( even leesbaar gelaten)

Ik weeg in mijn geval niet mee, hoeveel docenten er van een bepaalde soort voorkomen. Ik wil nu alleen weten of er in de vastgelegde taakbelastingen per soort al dan niet onaanvaardbare verschillen zitten.

Het lijkt allemaal meer van hetzelfde, maar een aantal dingen doe ik opzettelijk.

Als ik met 1 bepaalde rekenmethode kom, is er makkelijker tijd mee te verspillen tijdens een zitting dan wanneer ik met drie verschillende benaderingen kom, waarvan de cijfers redelijk in elkaars buurt blijken te zitten.

De drie benaderingen zijn:

  1. volg de normjaartaak. Alle opsomming die ik in het geschreven taakbeleid en op de normjaartaak tegenkwam, heb ik overgenomen en naar realiteit met cijfers ingevuld.
  2. een rechttoe rechtaan inventarisatie van mijn werkzaamheden, zoals ik al twee jaar geleden heb vastgelegd.
  3. diverse scenario’s voor soorten docenten uitwerken en doorrekenen.

 

  • De uitkomst voor het scenario waar ik onder val, moet passen bij nummer twee. Als daar een te groot verschil in zit, doe ik iets niet goed.

 

  • Als nummer 1 en nummer 3 niet bij elkaar passen is mijn voorlopige conclusie dat de normjaartaak tekort schiet.

 

 Dat kan gebeuren, omdat ik in de normjaartaak voor diverse taakjes geen plek heb om het mee te laten tellen. Het was een optie om alles wat ik niet kon plaatsen in de opslagfactor te doen, dat heb ik niet gedaan. Ik wil namelijk ook zichtbaar hebben, hoeveel werk er zogenaamd is verdampt. Je kunt werkzaamheden wel van het papier weglaten, ze moeten toch uitgevoerd worden.

 

Wat heb ik tot zover in cijfers:

 

Variant 1   levert in de meest basale vorm een overloop op de opslagfactor op van ( na correctie op locatie)  227 uur.

Daarnaast vormt zich een plukje alom voorkomende zaken die niet meegeteld zijn : 70 uur

Daarnaast worden er aan docenten aparte/buitengewone/speciale/… taken opgedragen, die zitten hier nog niet in: 98 ? uur

Daarnaast staat er voor elke docent een aantal uur deskundigheidsbevordering gereserveerd, die zit hier nog niet bij. laten we zeggen: 50 uur per jaar.

De uren voor sectiewerk zijn onze normjaartaak uitgegooid, daar ben je makkelijk 33 uur aan kwijt

 

Overwerk in weken wat betreft de kaalste normjaartaak die er is: 12 weken per persoon.

Indivuele verzwaringen niet meegerekend.Sommige collega’s verplaatsen zich 4 keer per week.

Anderen hebben net als ik een uniek systeem op school, wat tijd vreet. ( 150)

Weer een ander doet graag iets  voor de sectie (..)

Een extra inspanning Havo aansluiting of examentraining doet het ook erg goed.  ( 40)

Laten we het maar helemaal niet over een mentoraat hebben. (  overflow 60)

 

Variant 2     levert een compleet overzicht van mijn gewerkte uren op. Daar heb ik alles wat dubbel geteld wordt uitgefilterd. Ik werk, na correctie voor de locatie eigenschappen, 297 uur meer dan mijn complete aanstelling. Als je de locatie eigenschappen weer terug plaatst, draai ik in een jaar 514 uren boven mijn aanstelling. Inclusief extra taken, want dat was bij mij vervangen door een extra klas te plaatsen.

In tegenstelling tot variant 1, is hier nog geen enkele correctie toegepast om de extreme compactheid van de berekening te compenseren. Het is uitgerekend alsof ik in een soort robotachtige trance van de ene bezigheid naar de andere loop, ongestoord en niet gehinderd door enige tussentijdse verplaatsingen. Even bijkomen in werktijd van 8 lesuren op een rij komt er ook niet in voor.

Met een bescheiden correctie daarvoor zit ik op ruim 18 weken overwerk( van 32 uur per week, ik ben parttimer)

Om niet flauw te zijn, heb ik alle tijd die ik kwijt was aan het schriftelijk overleggen met sectieleider en schoolleider, niet als werktijd erbij gezet. Dat ga ik bij de rechter wel doen.

 

Variant 3    dient in mijn categorie een soortgelijke uitkomst te geven.

Ik sta in eerste instantie op 394 overuren, maar daar zijn nog niet bij opgeteld: stagebezoeken afleggen ( 6),  sectorwerkstukken begeleiden ( variërend van 50 tot 200( mentorklas VMBO, 24 leerlingen,  valt qua sectorwerkstukken geheel onder de mentor)), verplaatsingen ( 2 uur bij mij persoonlijk ), overflow mentoraat ( 60) en de laatste uitvinding in ons uitdijende heelal: een persoonlijk plan van aanpak voor elke leerling die problemen ervaart met het vak dat je geeft. Zonder met mijn ogen te knipperen stond de teller al op meer dan 20. De tijd?  “Die zat al in mijn normjaartaak. “

Door de feiten na te bootsen: ik perste het sectorwerkstuk in een zo krap mogelijk bemeten tijd en heb de plannen van aanpak niet gemaakt, kom ik inderdaad uit op: ruim 17 weken overwerk per jaar. Bescheiden correctie in verband met arbeidsconcentratie: ruim 18 weken overwerk per jaar.

 

Ik heb naar eer en geweten waarschijnlijk nog veel te netjes en te krap gerekend.

Zonder tegengas te geven had ik EN het speciale locatie systeem EN alle extra taken erbij moeten doen. Dan was het in plaats van 514, ongeveer 725 uur geweest. Die tijd ging ik liever, knus zittend bij mijn eigen kinderen, borduren. Werd me buitengewoon kwalijk genomen.

 

Fijn weekend