Nederland, een land zonder echte Liberale partijen

Een kenmerk van liberalisme is dat het vindt dat de overheid geen dingen voor zijn burgers moet doen die zij ook zelf kunnen doen. De meeste liberalen zwakken dat wat af door te erkennen dat er ook veel mensen niet voor zichzelf kunnen opkomen en dat je je wel in allerlei vreemde bochten moet wringen om te kunnen volhouden dat iedereen het beste af is als de staat zich beperkt tot politie, rechtspraak, wetgeving en defensie en verder iedereen zijn gang kan en MOET gaan. In een maatschappij die zo ingericht is zouden heel wat mensen onnodig de vernieling ingaan. Ook een afgezwakte uitspraak, namelijk dat we in een volledig oud-liberale staat gemiddeld beter af zouden zijn is niet houdbaar omdat we het er nooit over eens zouden zijn hoe je dat gemiddelde zou moeten bepalen. Er zijn daarom veel mensen die zich wel als liberaal beschouwen maar die toch sociale wetgeving willen om de zwakken in de samenleving te beschermen. En zo ontstaat er een spanningsveld tussen de economische en individuele vrijheid enerzijds en de noodzaak van de bescherming van de zwakken anderzijds die compromisoplossingen onontkoombaar maken.

Behalve door sociale wetgeving kan de overheid potentiële mislukkelingen  in een maatschappij waarin iedereen bezit en persoonlijk geluk mag najagen ook beschermen door voor iedereen de startkansen zo veel mogelijk gelijk te maken en één van de manieren om dat te bereiken is iedereen onderwijskansen aan te bieden die hij of zij net aankan.

Dat Nedelandse politieke partijen die zich op hun liberale wortels willen beroepen door middel van goed onderwijs er voor willen zorgen dat zo veel mogelijk mensen zich in de competitieve samenleving die zij voorstaan kunnen handhaven strekt hen in mijn ogen tot eer. Maar dat is nog geen reden om hun adagium “laat de overheid niet doen wat de mensen zelf kunnen doen af te vallen. En ook de égalité-pijler van de Franse revolutie hoeft niet te worden omgehakt om naar dat adagium te kunnen handelen. En toch hebben zij zonder slag of stoot laten passeren dat 3 schooltypen, waar de ouders heel tevreden over waren, het Latijn+Grieks Gymnasium, de HBS en de MULO werden opgeheven De HBS verdween helemaal nog voordat de nieuwe schooltypen hun voortreffelijkheid hadden kunnen bewijzen. De HBS, het toenmalige Gymnasium en de MULO werden ook niet opgeheven omdat het vervolgonderwijs ze voor hun doel ongeschikt vond. Zo’n gedwongen gelijkschakeling zou voor de Liberalen buiten het onderwijs onbespreekbaar zijn. Het is de taak van de staat om de degelijkheid van diploma’s en examens te bewaken en niet om de burgers voor te schrijven hoe zij bepaalde kwalificaties kunnen bereiken. En natuurlijk, als er publiek geld in het spel is moet de overheid vóór zij financieel over de brug komt vaststellen of bepaalde opleidingen en examens aan een wensenswaardig doel beantwoorden. En daarbij zijn er drie hoofddoelen: zelfontplooiing, startqualificatie en economisch nut voor de maatschappij. In een volgens de liberale beginselen georganiseerde maatschappij zouden de ouders moeten kunnen kiezen of ze hun kinderen naar een door de overheid erkende en gesubsidieerde school sturen of geld krijgen voor het behalen van een door de overheid of het vervolgonderwijs erkend diploma op een door hen gekozen wijze.

Het wachten in Nederland is dus op een all round  liberale partij die haar principes ook uitstrekt naar het onderwijs.