Cave Equum Troianicum

Het is mogelijk dat het ontstaan van een onderzoek van een parlementaire commissie naar de invulling van de door de grondwet gegarandeerde vrijheid van onderwijs mede een gevolg is van de discussies op het BON-forum. Daarom wil ik over het oprichten van scholen op dit forum blijven schrijven:
De grotere keuzevrijheid die de politici zeggen aan de ouders te willen geven zou zich m.i. ook tot de inhoud van de leervakken moeten uitstrekken. Met natuurlijk de beperking door de wensen van vervolgopleidingen en werkaanbieders. En ook is het niet de bedoeling dat de overheid betaalt voor een programma dat puur amusement niet overschrijdt. Veel ouders willen weer dat de onderwijsprogrammata naast voorbereiding op werk ook Bildung brengen. Een onderwijsprogramma zal altijd een compromis moeten zijn van vele uiteenlopende wensen van ouders, leerlingen overheid, werkgevers en leraren. Oppervlakkig bekeken spinnen de leerlingen momenteel het meeste garen. Het onderwijs moet aansluiten bij hun leefwereld en leuk voor hen zijn. De leraar krijgt maar kleine draadjes. Zo leren de leerlingen weinig en verlaten goede leraren het onderwijs. Ik zal een voorbeeld geven van een wens die zeker bij veel hoogopgeleide ouders zal leven, nl: Leerlingen zullen op hun verzoek of het verzoek van hun ouders in de onderbouw VWO in de plaats van zich in de handwerkerswiskunde van het Freudenthalinstituut te bekwamen net zoals vroeger de abstracte structuur van de Euklidische Meetkunde mogen binnenstappen. Die hoort sowieso onderdeel van een Gymnasiumopleiding te zijn en is wiskunde van hoog pre-universitair niveau. Leerlingen moeten het gevoel hebben op de schouders van de β-reuzen uit het verleden te mogen klimmen om te kijken al kunnen ze nog niet op hun schouders staan om meer dan zij te zien. Ik verwacht niet dat de universiteiten daar bezwaar tegen zullen hebben. Eveneens, als de universiteiten daar geen gegronde bezwaren tegen hebben zouden leerlingen bij de levende vreemde moeten kunnen kiezen voor het maken van een vertaling op het eindexamen, Als de overheid echt de ouders meer keuzemogelijkheden wil bieden moeten die mogelijkheden zich ook uitstrekken naar het gebied van de leerstofinhoud en de examineringswijze.
Ook de NRC heeft zich, zij het met mitsen en maren, zoals blijkt uit haar redactiekolom “Keerzijde der Vrijheid”, achter het rapport van de Onderwijsraad over de actualisering van artikel 23 van de Grondwet gesteld. De „vrijheid van richting”, zoals het heet in artikel 23, gaat nu minder om religie of levensbeschouwing en meer om pedagogische methodiek en sfeer. De leerstofinhoud, waarvan ik boven een voorbeeld heb genoemd en de wijze van examineren (daar: vertalen) vallen daar klaarblijkelijk niet onder en als BON het met me eens is zullen wij er voor moeten zorgen dat dat wél gebeurt.
“””Het adviesorgaan wil van af het begrip ‘richting’. Elke school die groot genoeg is, heeft „maatschappelijk draagvlak” en kan dus uit de algemene middelen betaald worden””” schrijft de NRC. En zij gaat dan verder: “Dat kan alleen als er scherpere kwaliteitseisen worden gesteld”. Ik moet nu denken aan die inspectrice van Lager Onderwijs die een school met voortreffelijke onderwijsresultaten, ook bij allochtone kinderen, berispte omdat er veel te veel klassikaal werd lesgegeven. Wat een macht om de keuzevrijheid van de ouders in te perken houdt de overheid als zij dit soort keurmeester op pad stuurt.
Vanzelfsprekend moet er controle zijn op de manier waarmee scholen met hun subsidies omgaan. Maar als het de overheid werkelijk ernst is met het vergroten van keuzevrijheid voor ouders en kinderen moet de overheid afzien van controle op de school zelf en haar beoordelen op grond van de resultaten behaald bij de overdracht van kennis en inzicht naar de leerlingen. Zij verzilvert de toegevoegde kenniswaarde. Op de basisscholen zou dat kunnen op grond van de resultaten van de CITO-toetsen en de ethnische en culturele samenstelling van de klas en in het voortgezet onderwijs door dat niet af te sluiten met een eindexamen op school maar met een staatsexamen dat helemaal los van de school staat.