Bespreking van De Onderwijsbubbel, hoofdstuk 2 Het Hoger Beroepsonderwijs.

Daaruit: T. Hoornstra: De hbo-raad en het onderwijs.
F. Vergeer: Hbo-fraude.
F. Vergeer: De zaak Inholland. Een schoolvoorbeeld.

Lees je eerst Lorenz over het new public management (hoofdstuk 3 van de Bubbel) en daarna Hoornstra over het hbo dan lijkt het wel of de auteurs in nauwe samenwerking en zij aan zij hun bijdrage schreven. De “theorie” van Lorenz gaat naadloos over in de praktijk van Hoornstra.
Neem bijv. Hoornstra’s paragraaf over hnl (p. 51). Die bevat een tabel met de resultaten van een poging van een hbo-opleiding nationale hbo-kwalificaties te koppelen aan de Europese, te weten de Dublin descriptoren. In de rubriek Kennis en Vaardigheid meldt Dublin: “de bachelor heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau dat bereikt is in het voortgezet onderwijs en dit niveau wordt overtroffen; ….”. De hbo-instelling is hiermee echter nog niet tevreden en voegt daar aan toe: brede professionalisering; multidisciplinaire integratie. Precies, ik miste zelf ook iets in die Europese descriptoren.

De tabel (p. 52) is een mooi voorbeeld van de papieren, virtuele werkelijkheid die Lorenz ook beschrijft. De kwalificaties zijn in elke leesrichting van een stuitend laag intellectueel niveau. Even goed zal het sectiehoofd de docenten er mee lastig vallen en dienen ze later bij de evaluatie of accreditatie te kunnen worden afgevinkt, bijvoorbeeld in een competentiematrix als die op p. 55.
Van Hoornstra’s paragrafen over accreditatie (p.54) en competenties (p.55) zal Lorenz dus niet opkijken. Beide concepten zijn geheel in lijn met het npm gedachtengoed uitgewerkt voor het hbo.

Hoornstra beschrijft ondermeer een fraai voorbeeld van organisatorische stagnatie veroorzaakt door onwerkbare bureaucratische en onderwijskundige instrumenten: de Integrale Toets, ontwikkeld door de Inhollandse dienst Onderwijs, Kwaliteit en Research. Een dienst die op het hoogtepunt van haar roem negentig volledige arbeidsplaatsen telde. Deze Integrale Toets was een integraal leerlingvolgsysteem, dat het gedateerde cijferboekje voor vakinhoudelijke toetsen moest aanvullen met echte, integrale leervorderingen, alles op maat immers. De IT bevatte ook een “cijferboekje” maar was compleet onbruikbaar omdat er meer toetsen waren dan plaatsen voor cijfers en het ook met de integrale toetsen niet wou lukken, omdat daarover onduidelijkheid bestond. Hierover werd bij een onderwijskundig bureau advies ingewonnen. Dit deelde mee dat integrale toetsen in de technische vakken niet mogelijk zijn. Hoe vreemd is dit alles. De lezer valt van de ene verbazing in de andere. Hoe zou het toch met dit adviesbureau zijn afgelopen?

Het hbo, eens een degelijk onderdeel van ons onderwijsstelsel en er voor de technische vakken het trotse boegbeeld van, is met het vmbo van alle sectoren het zwaarst door de vernieuwingen getroffen. Dat is, vooral na de cie Dijsselbloem, een onbegrijpelijk schandaal en zal dat nog lang blijven. De ernst en omvang van deze ramp worden onvoldoende waargenomen.

De HBO-raad werd in de beschreven periode geleid door bestuurlijke wonderkinderen als daar zijn Doekle Terpstra., Guusje ter Horst en Thom de Graaff. Een mammoet-hbo als Inholland (37.000 studenten en ongeveer 100 opleidingen met 500 minoren in 2011) werd in dezelfde periode aangevoerd werd door een Jos Elbers, een Geert Dales, en Doekle T.

Inmiddels moet het zelfs de fervente krantenlezer duidelijk zijn dat de media, erkend groothandel in eendaagse rottigheid, de ware aard van het HBO-aanbod van bouwschandalen, wanbestuur, exorbitante zelfverrijking en fraudes niet doorgronden. De dagelijkse berichtgeving concentreert zich op symptomen: bonussen, dienstauto’s, zomaar uitgedeelde diploma’s en dergelijke. Deze worden even spectaculair gebracht als vergeten en maken op de lezer veel indruk zonder dat begrip ontstaat. Het ware schandaal speelt zich af in de leslokalen en wordt niet gezien.

Het hoofdstuk van Hoornstra stemt zelfs de lezer die op de hoogte is van alle rampen die npm & hnl in het hbo veroorzaken somber. Langs zijn neus weg meldt de schrijver de vreselijkste toestanden: “met deze procedurele methodiek kan een leek een deskundige controleren”. Het NPM in a nutshell. Het is om te janken, maar dankzij Hoornstra blijft het bij grinniken.

In twee even korte als krachtige hoofdstukken behandelt Fenna Vergeer enige hbo-fraudes en schildert zij de omstandigheden. Voorzover door overheidsmaatregelen veroorzaakt blijkt “de calculerende overheid een calculerend onderwijsstelsel gebaard te hebben”. Nieuwe bekostigingsregels zijn niet bestand tegen creatief boekhoudende bestuurders die weten te schuiven met inschrijvingen, diplomaverstrekking en die met tientallen modieuze en valse verwachtingen wekkende studies studenten binnenlokken.
Een nergens op gebaseerd vertrouwen in de voordelen van schaalvergroting speelde een belangrijke rol bij de “ongeclausuleerde financiële en bestuurlijke autonomie aan de hogescholen toegekend”. De gevolgen van de in de 2e helft van de jaren tachtig ingezette fusiegolf zijn sinds midden jaren negentig zichtbaar. Het aantal fusies en de eropvolgende onvermijdelijke reorganisaties nemen als gevolg hiervan helaas niet af.

In 2004 brengt de Onderwijsraad eindelijk een rapport uit over bureaucratisering in het onderwijs. In een vervolgonderzoek wordt Inholland onder de loep genomen. Wat men al wist wordt bevestigd: het gaat daar helemaal niet goed.
In 2005 brengt de cie Schutte haar hbo frauderapport uit. “Er is subsidie gevraagd en ontvangen voor wettelijk onvolwaardige opleidingen, er is geld dat bedoeld is voor studeren in Nederland ontvangen voor studenten in daartoe opgerichte buitenlandse dependances en er is ten onrechte overheidsgeld ontvangen voor private cursussen. Na het onderzoek besluit het ministerie het geld (ruim honderd miljoen euro) terug te eisen van de hogescholen. Een aanpassing van de wet moet oneigenlijk gebruik van middelen in de toekomst voorkomen.
Helaas maakt Vergeer geen melding van de uitslag van de juridische afwikkeling voorzover beschikbaar, maar op dit BON-forum is daarover het nodige wel te vinden.
Op de cie Schutte volgt de cie Leers die opnieuw diplomafraude constateert en nog wat andere peanuts. Zelfs de Onderwijs Inspectie komt uit haar sluimerstand om alternatieve afstudeerroutes in kaart te brengen. In de 2e Kamer worden moties ingediend, de staatssecretaris doet stoer, OCW gaat wat aanvullende eisen stellen, het kan de lezer, althans mij niet meer overtuigen. Vergeer concludeert dat het zonder in te grijpen in de financiële autonomie van de besturen niet zal lukken wezenlijke veranderingen door te voeren. En dat zit er voorlopig niet in.

Het tweede hoofdstuk van Vergeer behandelt de casus Inholland. Ze presenteert een onwaarschijnlijk complete en deprimerende staalkaart van misstanden als gevolg van wanbestuur. Zo bijvoorbeeld het gedoe rond de kaderbrief 2003-2004, te midden van alle rumoer een kleinigheidje, zou je zeggen, maar wel een zeer illustratieve. Het betreft een document dat de begroting van Inholland bevat en dat het bestuur geheim wil houden om, zoals men stelt, de concurrentiepositie niet in gevaar te brengen! Tegelijkertijd kan nu niemand nagaan of het waar is dat onevenredig op het primaire proces wordt bezuinigd, dat perverse prikkels in de outputfinanciering effectief zijn, dat de uitgaven voor de ondersteuning van het management exploderen, enz. enz. Uiteindelijk, na twee jaar gedoe, krijgt het kamerlid Vergeer het dokument boven water en dan blijken alle vermoedens en geruchten waar te zijn. Ach, het neoliberale klimaat, of zoiets, heerst en niets vermag de 2e Kamer en de overheid in de personen van de opeenvolgende staatssecretarissen van Onderwijs, Rutte en Nijs op andere gedachten te brengen: daar gaan wij niet meer over!
Ook nu besluit Vergeer haar bijdrage met de constatering dat er zonder ingrepen in de financiële autonomie van de schoolbesturen niets ten goede zal keren.
De met zorg gekozen referenties die Vergeer levert maken het mogelijk een scriptie aan deze Augiasstal te wijden. Als ik student was en opzien wilde baren dan wist ik het wel.

PS. Enig gescheld in deze bespreking komt uit eigen koker (ws).

Het toeval wilde dat een dag nadat ik dit schreef Doekle T. gastspreker en gastheer was op de jaarlijkse BON-synode. Zijn uitlatingen als voorzitter van de HBO-raad leverden hem een hoge plaats op in de eregalerij van hnl-bestuurders. Men raadplege het overzicht Uitspraken van Educraten I doorscrollen naar Doekle T.

In zijn lezing schilderde DT de situatie bij Inholland die hij aantrof toen hij er als puinruimer werd benoemd. Ik maak daaruit een kleine en bovendien scheve selectie, ervan uitgaand dat de lezing nog op het forum wordt geplaatst. Zoniet, kom ik erop terug. Tussen haakjes stel ik maar vast een paar zanikvraagjes e. d.

-Bij Ih viel het DT op dat het “onderwijsconcept”niet aansloot bij de studentenpopulatie die 110 nationaliteiten telt. 110 nationaliteiten hebben natuurlijk een ander concept nodig, eentje met meer samenhang en structuur, (met meer frontaal docentenwerk en zo?). De maar liefst 500 minoren (zullen wel minors zijn, ik weet het niet) die thans dankzij een geweldige inspanning van de vernieuwers in korte tijd zijn ontwikkeld, ontnemen via het bomen-bos effect het zicht van de student op wat ze eigenlijk willen. Kortom de leerplannen/cursussen gaan niet alleen didactisch, maar ook inhoudelijk op de schop.
Het nieuwe concept wordt, zeg maar, wat schoolser, (nou ja, iets dergelijks, niet echt schools, dat kan natuurlijk niet meer, veel docenten weten niet meer wat schools is, ze denken daarbij aan klassikaal opdreunen van de tafels tot tien).
-De hbo-geur moet terugkomen. Op dit moment wil het hbo teveel de competitie aangaan met de universiteiten, zich in die richting ontwikkelen, ermee fuseren. Niet goed. Je moet je eigen identiteit nooit verraden.

De vernieuwingen die DT voor ogen staan zijn de volgende.
-In de toekomst staat alleen het onderwijs centraal. Een gecompliceerde zaak want hoe leg je het onderwijs terug bij de leraren en de onderwijsteams? (Ja, die hebben al zoveel jaren heel andere dingen aan hun hoofd, dat ze vergeten zijn wat onderwijs betekent). Niet de individuele docent maar de onderwijsteams gaan centraal staan, zij evalueren de docent en houden hem/haar, elkaar dus, scherp.
-Het CvB en de diensten gaan zich voortaan dienstbaar opstellen. (Niet lachen svp). Er vliegen 700 mensen uit: 500 fte. 250 Ondersteunend Onderwijs Personeel en 250 Onderwijs Personeel, (dat is eerlijk want OOP en OP zijn nu nog getalmatig aan elkaar gelijk). Wat dienstbaarheid van het bestuur en diensten met massa-ontslagen te maken hebben, meldde DT niet. Het OP zal een aantal taken van het OOP over moeten nemen. (Dat is heel vreemd, waarom niet andersom?).

Deze plannen zijn een hele verbetering vergeleken met wat DT tot voor kort beweerde maar bevatten evengoed nogal wat organisatorische wonderpillen. Ook het gegeven dat hij het vrijwel in z’n eentje wil doen baart zorgen (Interview met DT in de BON-uitgave Vakwerk nummer 8, 2011). Even wachten tot we DT erelid van BON maken, stel ik voor.

Willem Smit