Vorig jaar is op het forum uitvoerig aandacht bestaad aan de motie van Jasper van Dijk (SP en Jan Jacob van Dijk (CDA) over het meebeoordelen van spelling in eindexamens. De motie, zoals die op 1 april naar buiten kwam, vroeg zonder meer om spelling mee te rekenen bij alle onderdelen van eindexamens. Mede naar aanleiding van de discussie die hierop op het forum van BON ontstond, hebben de indieners de tekst van de motie gewijzigd, en gevraagd naar een onderzoek naar de mogelijkheden om spelling mee te beoordelen.
- Bestraf taalvoute op exsamen blog 6762
- Taalfouten altijd aanrekenen? Haagse daadkracht. blog 6767
- Spelling blog 7034
- Robin Gerrits (28-8-2010). Leerlingen beheersen hun taal. De Volkskrant
- Ben Wilbrink, Denny Borsboom en Michel Couzijn (september 2010). Spelling, grammatica en interpunctie meebeoordelen op eindexamens? Examens, Tijdschrift voor de Toetspraktijk, 5-9. concept als txt bestand. Examens geeft vrije toegang tot afleveringen langer dan een jaar geleden verschenen.
De Haagse wandelgangen zijn ondoorgrondelijk. Er is ondertussen wel een en ander gebeurd, dat dus totaal aan mij is voorbijgegaan. Tijd voor een update. Met dank aan Jan van de Craats, die mij wees op het overzicht dat begin juni door OCW is gepuliceerd. Ik zal nog korte aantekeningen bij deze stukken geven.
Kamerbrief voortgang implementatie referentiekader taal en rekenen pdf
De minister geeft in deze brief van vijftien kantjes haar overzicht van de voortgang met het inzetten van de Meijerinkse referentieniveaus (voor de Haagse eeuwigheid vastgelegd in de Wet op de referentieniveaus, gegoten in beton). Een serie bijlagen bij deze brief annoteer ik (of ik plunder uit de tekst) hierbeneden. De eerste bijlage is het overzicht van het implementatietraject (klik op de thumbnail hierbeneden). Eerdere toelichtingen:
- Kamerstuk 2007-2008, 31332, nr. 3
- Kamerstuk 2008-2009, 31332, nr. 7
- Kamerstuk 2009-2010, 31332, nr. 10.
Mijn ambitie is ‘de basis op orde en de lat omhoog’.
Dankzij de referentieniveaus is nu voor elke onderwijssector duidelijk en in dezelfde termen beschreven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van Nederlandse taal en rekenen. Scholen kunnen hierdoor doelgerichtere onderwijsprogramma’s realiseren. Leraren kunnen aan de hand van de referentieniveaus doelen stellen, leerprestaties van leerlingen meten en eventueel bijsturen. Ook zijn met de referentieniveaus de leerprestaties eenduidiger en transparanter in beeld te brengen en door te geven aan het vervolgonderwijs. Tenslotte kunnen met de referentieniveaus de programma’s van verschillende schooltypen beter op elkaar aansluiten.
Dit is dan ook het probleem met dit onderwijsvernieuwingstraject: overschatting van wat er met deze vaag omschreven en snel in elkaar gezette referentieniveaus mogelijk is. De toegedichte doelen vliegen je om de oren: op 31 maart 2010 zegt minister Rouvoet dat de referentieniveaus een nadere invulling van de kerndoelen zijn, eerder heette het dat de referentieniveaus allerlei aansluitingsproblemen moeten verhelpen, bij de huidige minister Van Bijsterveldt heet het: Het vastleggen van de referentieniveaus voor Nederlandse taal en rekenen legt het fundament voor een structurele verhoging van het niveau van de basisvaardigheden van onze leerlingen en studenten., terwijl de Nederlandse bevolking denkt dat dit alles is bedoeld om de evidente tekorten in basale reken- en taalvaardigheden te repareren. Vierkeuze dus. Wat kunnen scholen hiermee? Nou, dat wordt ze wel duidelijk gemaakt:
Doorlopende toetslijn taal en rekenen
Om te bepalen of leerlingen en studenten het gevraagde referentieniveau
beheersen, zijn toetsen nodig. Daartoe wordt een doorlopende toetslijn opgesteld.
Dit betekent dat:
- in het po en so een centrale eindtoets voor Nederlands en rekenen wordt ingevoerd.
- in het vo er een diagnostische toets wordt ingevoerd aan het eind van de onderbouw voor Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels. Met deze toets kan worden nagegaan of een leerling op de goede weg is. Aan het eind van het vo worden de referentieniveaus getoetst bij het eindexamen Nederlands en in een centrale rekentoets die wordt ingevoerd
- in het mbo (behalve mbo-1) centrale examens voor Nederlands en rekenen worden ingevoerd.
Ik leg de regie over deze toetsen en examens bij één partij, het College voor Examens (CvE), zodat samenhang in inhoud en normering van deze toetsen en examens over de sectoren heen gewaarborgd is.
De brief vervolgt met uitvoerige toelichtingen over deze complexe trajecten. Bij een en ander is ook de brief van 1 maart 2010 van belang. Er zijn enkele belangrijke passages die in onderstaande stukken moeilijk of niet terug zijn te vinden. Zoals:
Geen extra drempel voor vo
Leerlingen kunnen niet zakken of slagen voor de eindtoets. Het referentieniveau van een po- of so-leerling, is in principe geen criterium om toegelaten te worden tot het vo. De resultaten zijn een indicatie om een leerling goed door te verwijzen naar het vo.
Om te voorkomen dat vo-scholen bij toelating alleen kijken naar de eindtoets en het behaalde referentieniveau van leerlingen, vindt de centrale eindtoets later in het schooljaar plaats. Hiermee versterk ik het belang van een meer evenwichtig schooladvies, dat gebaseerd is op de hele schoolloopbaan van de leerling.
In het vo moeten vanaf schooljaar 2013-2014 de examens Nederlands afgestemd zijn op de referentieniveaus en wordt de centraal ontwikkelde rekentoets toegevoegd aan het eindexamen.
Lees zorgvuldig de passages over uitslagregels: wie zakt, wie slaagt?
Rekentoets: herkansingen en afnamemoment in het vo
Leerlingen in het vo moeten de rekentoets in het laatste of voorlaatste jaar
afleggen. Alle leerlingen mogen de toets één keer herkansen. Deze herkansing
staat los van herkansingsmomenten bij het centraal examen.
Let op de formulering in bovenstaand citaat: die is niet slordig, maar laat juist zorgvuldig de mogelijkheid open dat de rekentoets individueel per computer kan worden afgenomen. Dat wordt juridische oorlog als er geen volledig inzagerecht voor de leerlingen komt. Dat recht ligt op dit moment nog buiten het blikveld van de minister, gezien deze brief.
Op p. 10 enkele korte passages over schoolbreed taal- en rekenbeleid. Te weinig aandacht daarvoor, dus eigenlijk. Dat moeten we zien te veranderen, want hier ligt de enige mogelijkeheid om de regeldruk kwijt te raken, en zo middelen te behouden om direct voor het onderwijs in te zetten. Zie ook de aantekeningen bij ondertsaande stukken.
Een legertje educatieve organisaties “ondersteunen scholen bij de invoering van de referentieniveaus”. U kent ze ondertussen al wel. De referentieniveaus zijn door SLO, het Freudenthalinstituut en het Expertisecentrum Nederlands vertaald in tussendoelen en leerlijnen. [mijn nadruk, bw. Het gaat hier om een bijzondere opvatting over rekendidactiek, zodat het er de schijn van heeft dat OCW als opdrachtgever zich met het ‘hoe’ van het rekenonderwijs aan het bemoeien is.]
In het onderwijsveld is behoefte aan meer duidelijkheid over de uitwerking van de referentieniveaus in de toetsen en examens in de diverse schooltypen. Vanaf 2011 worden hiertoe voorbeeldexamens, syllabi en toetswijzers beschikbaar gesteld. Ook worden door CvE sets met referentie-opgaven opgesteld.
Werk aan de winkel.
============
- Overzicht implementatietraject invoering referentieniveaus in eindtoets/examens pdf
[img_assist|nid=7750|link=node|align=none|width=84|height=100|align=left]
Klik op de thumbnail
- “Overzicht van de voortgang van de invoering van de referentieniveaus voor taal en rekenen in eindtoetsen en examens in het basis- en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.”
- Cito (2011). Meting taal en rekenen 2010. Tweede meting: een indicatie van leerprestaties in termen van het referentiekader pdf
- Dit stuk heeft geen auteur(s).
- Illustratief voor de ondoorzichtigheid van deze trajecten over rekenen en taal: ik wist niet dat het Cito al in 2009 op de Meijerinkse referentieniveaus ontwikkelde toetsen had afgenomen onder proefgroepen leerlingen. Ik ben wel heel benieuwd hoe die toetsen er precies uitzien. “Een groot aantal leerlingen nam deel aan een van de toetsen die Cito in opdracht van OCW in 2009 en 2010 voor het eerst ontwikkelde aan de hand van de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.” Dit is eigenlijk alles wat uit de Samenvatting interessant is.
- Eerder rapport, verrassing voor mij: Monitor taal en rekenen 2009 pdf
- Ook een verrassing (hoe goed ben ik eigenlijk geïnformeerd?): Een nadere beschouwing (2009) pdf van een werkgroep-Meijerink waaruit alle lastpakken zijn verwijderd (onafhankelijke leden van de oorspronkelijke commissie-Meijerink; zie de colofon van dit ‘nadere’ rapport).
- “De referentieniveaus zijn per sector wettelijk vastgelegd. Daarmee is duidelijk wat leerlingen die in het laatste jaar van hun opleiding zitten, moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen.” Nee, dat is nog helemaal niet duidelijk: er zijn geen drempels, normen of streefniveaus vastgelegd. Ik dacht dat dit Cito-onderzoek daar juist over ging.
- Een stukje onthullende informatie, over de gebruikte data (Zou Nederland op deze manier ook die goede PISA- en TIMSS-scores komen?):
“De Eindtoets Basisonderwijs en de Niveautoets van 2010. De Niveautoets is bestemd voor leerlingen die in aanmerking komen voor praktijk- of leerwegondersteunend onderwijs. Omdat scholen de minst vaardige leerlingen soms niet laten meedoen aan de Eindtoets, gaf het gebruik van deze toets alleen een te rooskleurig beeld van de stand van zaken. Daarom hebben we ook de resultaten op de Niveautoets gebruikt.” - Ook een nieuwigheid voor mij: “De afname van de diagnostische toetsen in het schooljaar 2009-2010. Dit zijn toetsen die Cito in 2008 ontwikkelde in opdracht van OCW en die voor het eerst zijn afgenomen in het schooljaar 2008-2009. Zowel in 2009 als in 2010 konden scholen zich vrijwillig opgeven voor deze afname.”
- Een wonder is geschied, ik ben heel benieuwd naar de concrete details ervan:
“In de aanloop hiernaartoe hebben we bij de metingen van 2009 een eerste indicatieve ijking uitgevoerd. Met behulp hiervan konden we nagaan hoeveel opgaven leerlingen goed moeten hebben om vast te stellen dat zij een bepaald referentieniveau beheersen. Hieronder herhalen we de uitgangspunten van de ijking in 2009 nog eens:- Het ijkpunt voor 1F wordt vastgelegd op de toetsscore waarbij 75 procent van de leerlingen van groep 8 uit het basisonderwijs 2009 dit niveau ook daadwerkelijk beheerst.
- Het ijkpunt voor 2F wordt vastgelegd op de toetsscore waarbij 50 procent van de leerlingen van klas 4 vmbo-KB 2009 dit niveau ook daadwerkelijk beheerst.
- Het ijkpunt voor 3F wordt vastgelegd op de toetsscore waarbij 75 procent van de leerlingen van klas 5 havo 2009 dit niveau ook daadwerkelijk beheerst.
Voor alle uitgangspunten geldt dat hierbij aansluiting is gezocht met het advies van de
commissie EGDLL.” - Hoofdstuk 4 geeft resultaten basisonderwijs. Kijk er vooral naar, maar verwacht niet dat het toetsmateriaal hier vrijgegeven is. Mij zeggen deze resultaten dus niets, helaas. De onbekende auteur(s) houden er wonderlijke opvattingen over statistiek op na: er zijn positieve verschillen van 2010 t.o.v. 2009 (grafiek 1), waarover zij zeggen: “Deze leerwinst is overal significant, maar in statistische termen te klein om te kunnen spreken van een effect.”
In dit rapport geen gevens over havo/vwo, dat zal dan ook niet onderzocht zijn. Buitengewoon vervelend is dat er geen enkel informatie wordt gegeven over het toetsmateriaal dat is gebruikt. Dat was in het rapport 2009 nog anders: daar wel voorbeeldopgaven (niveau 1F: ‘In welk jaar werd Flip de Tweede koning van Flapland?”; niveau 3F: “Schrijf 0,85 miljoen met cijfers.” ).
- Ontwerpbesluit wijziging examenbesluitenpdf
- “Ontwerp van het besluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit Voortgezet Onderwijs, het Staatsexamenbesluit Voortgezet Onderwijs en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) in verband met examinering referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen voortgezet onderwijs en mbo 2 en 3 en aanpassing examineringsvoorschriften voor mbo in verband met de beroepsgerichte kwalificatiestructuur.”
De rekentoets wordt in deze regelgeving ingevoerd. Ik vind dit wel verrassend: kennelijk is ergens besloten dat rekentoetsen onderdeel van de eindexamens vo (mbo etc) zullen zijn, dit in afwijking van de afwachtende houding die bewindslieden en de Tweede kamer op 31 maart 2010 op dit punt innamen. Is het werkelijk zo dat hier geen behoorlijke besluitvorming over is geweest, of gebeurt dat juist bij de behandeling van de hier voorgestelde wijzigingen? Het is mistig in Den Haag.
Dit is sensationeel. Kandidaten kunnen dus voor hun examen zakken op een slecht gemaakte rekentoets? Begrijp ik dat goed? Terwijl de Kamer daar zo grote zorgen over heeft uitgesproken (31-3-201)? Overigens moeten die vmbo-ers tenminste het niveau onderbouw vwo hebben om de regeling voor zakken/slagen voor hun examen te begrijpen, krijg ik de indruk. De vwo-ers moeten een propedeuse Sanskriet hebben om hun eindexamenregeling te doorgronden.
Er is een Nota van Toelichting bij (p. 24 e.v.). Ik citeer relevante passages, voor zowel rekenen als taal, voor het vo (voor mbo en voor vmbo zijn er vergelijkbare regelingen, met sector-specifieke verbijzonderingen, zie het stuk zelf voor de details). Het gaat vooral over de rekentoetsen, en eigenlijk nauwelijks over het toetsen op de Meijerinkse taalvaardigheden. Daarom is het voor inzicht in hoe er straks met die taaleisen op basis van de referentieniveaus wordt omgegaan nuttig om te zien hoe dat voor de veel explicietere situatie met de rekentoetsen is geregeld door OCW, in dit ontwerpbesluit.
Let ook op de handige taalvondst om de rekentoets als een zelfstandig onderdeel van de examens te beschouwen, dus naast schoolonderzoek en centraal schriftelijk. Het stelt niets voor, want de resultaten op de toets tellen wel degelijk mee voor slagen of niet slagen.
-
-
De referentieniveaus worden in acht genomen bij de eindexamens in het voortgezet
onderwijs (vo). Concreet worden de eindexamenprogramma’s Nederlands geijkt
aan de referentieniveaus en wordt er een rekentoets ingevoerd als onderdeel van
het eindexamen. Over deze rekentoets wordt in artikel 29, vijfde lid, en artikel 60,
zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs geregeld dat “Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften omtrent deze toets
vastgesteld.” Deze nadere voorschriften worden opgenomen in het
Eindexamenbesluit vo en het Staatsexamenbesluit vo (hierna: examenbesluiten
vo). - De rekentoets in het vo wordt een zelfstandig onderdeel van de eindexamens. De
eindexamens bestaan daarmee uit schoolexamens (of college-examens), centrale
examens en een rekentoets. In de Memorie van Toelichting bij de Wet
referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen is al aangegeven dat er wel een
rekentoets, maar geen taaltoets wordt ingevoerd (Kamerstukken II 2009/10, 32
290, nr. 3). De referentieniveaus zijn immers uitgangspunt voor de
eindexamenprogramma’s Nederlands. De rekentoets maakt vanaf het schooljaar
2013-2014 deel uit van de eindexamens. Iedere kandidaat zal dan een rekentoets
moeten afleggen. - 2.De rekentoets in het voortgezet onderwijs
De rekentoets is in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) geregeld als een
zelfstandig onderdeel van de eindexamens. De rekentoets kan dus niet gezien
worden als een centraal examen of een schoolexamen. De bepalingen die
bijvoorbeeld voor de centrale examens gelden, zijn niet automatisch op de
rekentoets van toepassing. Omdat de rekentoets centraal ontwikkeld wordt en er
regels gesteld worden voor de afname, is de rekentoets wel enigszins te vergelijken
met een centraal examen. Er zijn echter ook belangrijke verschillen: rekenen is
geen eindexamenvak en er ligt dus geen eindexamenprogramma aan de toets ten
grondslag dat voorafgaand aan een examen in een eindexamenvak wordt
onderwezen. Rekenen kan daarom als onderdeel in verschillende vakken worden
aangeboden. De rekentoets kent ook geen schoolspecifieke component
(schoolexamen): het cijfer voor de centraal ontwikkelde rekentoets is tevens het
eindcijfer. - De uitslagregel in het vmbo, havo en vwo
Het behaalde eindcijfer voor de rekentoets zal meewegen in de uitslagregel. Voor
het havo en vwo wordt het eindcijfer vanaf 2015-2016 meegenomen in de
kernvakkenregel. Kandidaten mogen dan als eindcijfer slechts één onvoldoende
halen voor één van de vakken Nederlands, Engels, wiskunde of de rekentoets. Die
onvoldoende mag niet lager zijn dan het eindcijfer vijf. Kandidaten zonder wiskunde
mogen niet lager scoren dan één eindcijfer vijf voor Nederlands of Engels of de
rekentoets. In 2013-2014 en 2014-2015 doet de rekentoets nog niet mee in de
bovenstaande ‘kernvakkenregel’. Leerlingen die in deze studiejaren hun havo- of
vwo-diploma halen moeten ten minste een vijf scoren op de rekentoets maar
mogen ook nog één vijf halen voor Nederlands, Engels of wiskunde. Deze fasering
geeft scholen de ruimte om adequaat in te spelen op de veranderingen in de
exameneisen die vanaf 2012 worden ingevoerd. - Aantal herkansingen, afnamemoment en andere bepalingen
Leerlingen kunnen, net als bij een eindexamenvak, in de gelegenheid worden
gesteld de rekentoets al in het voorlaatste jaar af te leggen. Zo wordt talentvolle
leerlingen de mogelijkheid geboden om een jaar eerder de rekentoets af te leggen.
Ook wordt aan scholen zo de mogelijkheid geboden om afname van de rekentoets
over twee jaren te spreiden. Alle kandidaten hebben één herkansingsmogelijkheid.
Deze herkansingsmogelijkheid geldt specifiek voor de rekentoets en staat los van
eventuele herkansingen bij het centraal examen. - 4. Invoeringsfase referentieniveaus Nederlands en rekenen in vo en mbo
Met het invoeren van de referentieniveaus voor Nederlandse taal en rekenen in de
eindexamens vo en mbo is de lat hoger gelegd. Dit vereist een zorgvuldig
invoeringstraject met voorafgaand een pilotfase. Tijdens deze pilotfase worden de
rekentoets in voortgezet onderwijs en de centrale examens Nederlands en rekenen
stapsgewijs ontwikkeld, waarbij het veld intensief wordt betrokken. De pilotfase
geeft de ruimte om op grote schaal ervaring op te doen met de inhoud en
organisatie van examens, deze te evalueren en waar nodig te verbeteren. Deze
pilottoetsen en -examens geven zowel de docenten als de leerlingen/studenten een
goed beeld van de te verwachten inhoud van de rekentoets en de examens Nederlands en rekenen. De Steunpunten Taal en Rekenen vo en mbo ondersteunen de scholen bij de vormgeving van het onderwijs en de voorbereiding op de
examens Nederlands en rekenen.
Het is denkbaar dat leerlingen en studenten met taal- en rekenachterstanden
ondanks aanvullende maatregelen en extra onderwijsinspanningen de voor hen
bedoelde referentieniveaus niet halen. Om over meer gegevens over de
haalbaarheid bij invoering van de referentieniveaus te beschikken wordt aan de
hand van de pilotexamens onderzoek gedaan naar de feitelijk bereikte
referentieniveaus. Mocht tijdens de invoeringsfase blijken dat de kans groot is dat
een grote groep leerlingen/studenten – ondanks de inspanningen van de
onderwijsinstellingen- niet kan voldoen aan de gestelde eisen van de
referentieniveaus dan kan per koninklijk besluit worden bepaald de invoeringsfase
te verlengen. Tijdens de invoeringsfase van de rekentoets vo kan verder besloten
worden tot het geven van een extra herkansingsgelegenheid aan leerlingen. In het
mbo is een dergelijke maatregel niet nodig, omdat de – meer flexibele –
examensystematiek in het mbo meer gelegenheid biedt voor het aanbieden van
herkansingen. - Rol van het College voor Examens
Het College voor examens (CvE) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de
centrale examens in voortgezet onderwijs en de centrale examens Nederlands en
rekenen voor mbo-4. In dit besluit wordt geregeld dat dit ook geldt voor de
rekentoets vo en de centrale examens mbo-2 en mbo-3. De vertaling van de
referentieniveaus in centraal ontwikkelde toetsen en examens en de normering
ervan is zo bij één organisatie belegd. Zo is geborgd dat de invoering van de
referentieniveaus in vo en mbo op een samenhangende manier plaatsvindt. Het CvE
stelt ook regels voor de uitvoering van de rekentoets vo en de centrale examens
mbo, bijvoorbeeld op gebied van afnamecondities, toegestane hulpmiddelen en de
tijdstippen van afname.
-
De referentieniveaus worden in acht genomen bij de eindexamens in het voortgezet
Zorgwekkend is dat het ontwerpbesluit de mogelijkheid openlaat dat rekentoetsen digitaal worden aangeboden. Inderdaad zijn de concept-voorbeeld-rekentoetsen al toegesneden op een format dat digitaal toetsen mogelijk maakt. Het zorgwekkende zit hem in het voorbeeld van de Pabo-toetsen waarbij de facto de studenten geen inzagerecht hebben in hun eigen toetsen. En er dus ook geen onafhankelijke controle op de kwaliteit van die toetsen mogelijk is. Uit de artikelsgewijze toelichting:
-
- Naast het centraal examen regelt hoofdstuk IV van het Eindexamenbesluit VO de
rekentoets die centraal geëxamineerd wordt. Omdat er een mogelijkheid bestaat
dat de rekentoets digitaal wordt geëxamineerd, worden de bepalingen over het
centraal examen van hoofdstuk IV van het Eindexamenbesluit niet van
overeenkomstige toepassing verklaard, maar stelt het College voor Examens regels
voor de rekentoets.
- Naast het centraal examen regelt hoofdstuk IV van het Eindexamenbesluit VO de
- Onderzoek College voor Examens motie Van Dijk/Van Dijk
pdf- “Brief van het College voor Examens aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de motie Van Dijk / Van Dijk. Naar aanleiding van deze motie heeft het College onderzocht of correcte spelling en grammatica kunnen meetellen in de beoordeling van elk vak van het centraal examen.”
Nog voordat ik dit document open, de volgende overpeinzing. Is het CvE het geschikte adres om de vraag van OCW te onderzoeken? Dat zou ik toch niet denken. We hebben hier een Nederlands gezegde voor: dat het niet echt handig is om de kat op het spek te binen. Ik ben dus behoorlijk bevooroordeeld, wat deze activiteit van het CvE betreft; m.i. had het CvE deze opdracht moeten afwijzen. Nu eens zien of ik van mijn geloof af kan vallen.
Oké, ik heb het advies gelezen. Eerste indruk: het CvE had alles al kunnen lezen in Wilbrink, Borsboom & Couzijn (2011), en duizenden uren kostbare tijd van hoogopgeleide onderzoekers en ambtenaren besparen. (Nee, het CvE verwijst niet naar de publicatie in ‘Examens’ ook al moet die publicatie bekend zijn geweest: ‘Examens’ is het vakblad van CvE, Cito en andere exameninstituten) Wat het CvE toevoegt aan de punten die genoemde auteurs hebben opgevoerd zijn precies die dingen waar ik al bang voor was: examenachtige activiteiten bovenop integraal taalbeleid. A.D. de Groot zou daarvan zeggen: als dat integraal taalbeleid in orde is, is het van de gekke om daaroverheen nog toetsing te organiseren (Handelings- en Prestatieonderdelen, de eerste moeten niet ook nog eens afsluitend worden getoetst).
Anders gezegd: uit die examenactiviteiten volgt geen meerwaarde, geen extra informatie, geen meerwaarde van de validiteit van de examens. Het gaat kortom om vermeerdering van leed voor werkelijk alle betrokkenen: leerlingen, leerkrachten, scholen, overheid. Het wordt allemaal weer een stukje ingewikkelder en onoverzichtelijker met die examens die met de recente wet- en regelgeving toch al overspannen zijn. Draai het eens om: al zou het een afzonderlijk examenonderdeel zijn, dan nog is er integraal taalbeleid nodig als voorbereiding daarop. Dan is het cirkeltje rond: als dat integraal taalbeleid tot stand is gebracht, is dat examineren overbodig.
Er is bovendien een dwingende principiële reden om die taalverzorging NIET in eindexamens te toetsen: het gaat, zoals het CvE terecht opmerkt, om een vaardigheid die in het BO verkregen moet zijn, en in het VO alleen moet worden onderhouden en verfijnd; het kan dus geen eindexamendoel zijn. Hetzelfde geldt natuurlijk voor rekenen, mogelijk m.u.v. enkele vmbo-opleidingen.
NB Wat het CvE hier tussen neus en lippen door vermeldt over de beperkingen die de beschikbare software oplegt aan de per computer af te nemen examenonderdelen, en daarmee aan de beleidsvrijheid, is zorgelijk. Uiteindelijk gaat dat situaties opleveren waarin Nederland gebrekkige examens moet slikken omdat de aanschaf van nieuwe software te kostbaar is. De problemen zijn nu al bijzonder ernstig: daar waar met een itembank wordt gewerkt en de gebruikte examenvragen geheim blijven, wat uiteindelijk in rechte onhoudbaar zal blijken (Zie ook blog 7722 over de ongecontroleerde macht van het Cito, de partner van het CvE).
- E. S. van Cooten en J. Brekelmans (november 2010). Spelling en grammatica in het centraal examen. Regioplan. pdf
- “Resultaten van een onderzoek naar het draagvlak voor en de mogelijkheden van verschillende opties voor de beoordeling van spelling en grammatica in het centraal examen, zowel bij het vak Nederlands als bij andere vakken.”
Eerste indruk. Dit onderzoek van Regioplan is geen onafhankelijk onderzoek. Het CvE heeft de vraagstelling voorgekookt, de vragenlijsten zijn en detail besproken met het management van CvE. Eigen inbreng van Regioplan is nul komma nul, geen snipper van een theoretisch kader anders dan de parlementaire stukken en die van de commissie-Meijerink. Vragenlijstonderzoek is altijd al the easy way out geweest: iedereen gedekt, scherpe resultaten komen er toch nooit uit. En dat blijkt: praktische bezwaren rond meebeoordelen van toetsverzorging in de eindexamens zelf, verdeelde meningen over de mogelijkheden buiten de eindexamens om. “De meningen blijken verdeeld over de vraag of spelling en grammatica beter binnen of buiten het centraal examen beoordeeld kunnen worden.” Opvallend: “Ruim de helft ziet mogelijkheden om spelling en grammatica te toetsen in het schoolexamen.” Het is maar hoe je het formuleert: bijna de helft ziet GEEN mogelijkheden om spelling en grammatica te toetsen in het schoolexamen. Toch wel opmerkelijk, ik had verwacht dat dat het schoolonderzoek hoger zou scoren als mogelijkheid om taaverzorging mee te beoordelen. Dat valt me weer mee.
Wilbrink, Borsboom en Couzijn (2010) geven aan dat de enige verantwoorde mogelijkheid is gelegen in integraal taalbeleid doorheen alle schooljaren. Regioplan heeft daarnaar gevraagd, en rapporteert opvallend partijdig:
- Vier op de tien vakcommissieleden en -voorzitters zien mogelijkheden voor een integraal taalbeleid.
Daar gaat de suggestie van uit dat de overige ondervraagden die mogelijkheden NIET zien, maar dat is onjuist: iets meer dan vier op de 10 geeft aan dat niet te weten. En dat is niet zo gek, want ik mag aannemen dat maar weinig scholen een dergelijk integraal taalbeleid kennen (anders zouden we immers geen taalprobleem bij 18-jarigen hebben). De vraag doemt op: heeft het management van CvE ook aan de tekst van dit rapport kunnen sleutelen?
En dan nog iets. Dit heet een onderzoek naar draagvlak te zijn. Dat is met een enquête natuurlijk lastig vast te stellen, zoals we ook uit verkiezingsonderzoek weten. Ernstiger is dat het CvE alleen een bijzonder betrokken groep heeft gepeild, en daarmee nog weinig tot niets weet van draagvlak onder modale leerkrachten. Ouders en leerlingen lijken er al helemaal niet toe te doen.
Toch een interessant resultaat: ik concludeer dat er een breed draagvlak is voor integraal taalbeleid: dat betekent immers dat alle gedoe over meebeoordelen op eindexamens achterwege kan blijven. Win-win. Niet voor het CvE, natuurlijk, want die hebben er vervolgens niets mee te maken, en zo hoort het. Ook voor rekenen, overigens.
[Op hoofdzaken afgerond, 14 juni]
Ben Wilbrink.
Met de Tineke-norm heel werkbaar
een op de drie is vóór, 1 op de 3 is tegen en de rest weet het niet; ik doe dus gewoon wat ik zelf wil.
Tineke-norm
Perfect.
Dat is inderdaad een belangrijk principieel bezwaar tegen het meeste enquêteonderzoek, in ieder geval waar het gaat om meningen (i.t.t. feiten), en altijd waar een onderzoek politiek is gemotiveerd.
Voor wie zelf wel eens vragenlijsten moet invullen: doe dat altijd strategisch, dus niet per se hoe je zelf over X of Y denkt, maar leid je antwoord af van de uitslag van de enquête die je gewenst vindt.
Kwalijk
wordt het echter als klant-/leerling- enquêtes door mennegers worden misbruikt om vooroordelen te bevestigen of om onwilligen te disciplineren of te ontslaan.
Docentbeoordeling
B. Wilbrink en W. K. B. Hofstee (1984). Docentbeoordeling. Mogelijkheden en randvoorwaarden. Onderzoek van Onderwijs, 13, 52-55. html
Upshot: niet doen (het gaat dus meer over onmogelijkheden dan over mogelijkheden). Leerlingen/studenten zijn niet gekwalificeerd om hun docenten te beoordelen. Hun tevredenheid is van ondergeschikt belang (misschien niet voor managers die targets moeten halen).
Vandaag nog even relevant als een kwarteeuw geleden.
Nu ik er nog eens over denk: Als docent aan de afname van zo’n vragenlijst bij je leerlingen/studenten gedwongen worden onderworpen is eigenlijk net zoiets als een filmpje van jou zien maken dat je meteen op YouTube terug mag zien. Invasion of privacy).
We raken een beetje weg bij het onderwerp: in eindexamens hoort geen beoordeling op taalverzorging thuis. Wel aandacht voor taalverzorging in het voorafgaande onderwijstraject.
Re: docentenbeoordeling
Ben, in jouw artikel wordt een duidelijk onderscheid gemaakt:
In dit artikel ligt de nadruk op docentbeoordeling die gevolgen kan hebben in de rechtspositionele sfeer (aanstelling, bevordering, ontslag), i.t.t. beoordeling met een meer begeleidend of evaluatief karakter.
Ik ben het met je eens dat rechtspositionele docentbeoordeling door studenten een slechte weg is. Evaluatieve docentbeoordeling heb ik echter als zeer nuttig ervaren: het gemiddelde cijfermatige oordeel van de studenten kwam goed overeen met mijn eigen oordeel en studenten kwamen met een aantal goede suggesties.
Dat gezegd hebbende, ik had laatst de mogelijkheid om een aantal docentenevaluaties in te zien in de sociale wetenschappen van een aantal docenten daar (sorry, ik kan er niks aan doen: dit wordt weer een negatieve vergelijking van gamma studenten met beta studenten): die studenten vonden het vooral ‘leuk’ en ‘gezellig’.
Mark
Voor jouw evaluatie heb je geen vragenlijsten nodig, maar volstaat een nabespreking met je studenten, of een geïnteresseerde groep daaruit. Prima. Let wel op dat je niet gaat zwalken: wie alleen colleges geeft, kan de wens van studenten krijgen om het in werkgroepen te doen. Wie werkgroepen geeft, kan de wens van studenten krijgen om gewoon hoorcolleges te verzorgen. Het betere kan de vijand van het goede zijn.
Vragenlijsten
Er is een van universiteitswege verplichte vragenlijst die studenten op de computer invullen. Als docent of afdeling kun je vragen toevoegen aan die vragenlijst.
In zekere zin is deze evaluatie wel rechtspositioneel: het wordt meegenomen in het jaarlijkse gesprek met het hoofd van de afdeling. Maar het hoofd weet dat dit soort evaluaties alleen in context waardevol zijn.
“We raken een beetje weg bij
“We raken een beetje weg bij het onderwerp: in eindexamens hoort geen beoordeling op taalverzorging thuis. Wel aandacht voor taalverzorging in het voorafgaande onderwijstraject.”
In hoeverre maakt het hierbij verschil ofdat er wel of niet punten worden afgetrokken voor taalfouten (in het voortraject)? Zijn de meeste leerlingen gemotiveerd om zich iets van die suggesties aan te trekken wanneer die taalfouten geen consequenties hebben?
consequenties
Bart,
Als ik me goed herinner is een suggestie in Wilbrink, Borsboom en Couzijn (2011) om gemaakte opdrachten alleen te accepteren wanneer de taalverzorging redelijk verzorgd is. Dat lijkt de meest voor de hand liggende en natuurlijke didactiek’.
Tineke
Overigens mag ik Tineke wel. In de zeventiger jaren verkiezingsmateriaal halen uit Tineke’s garage. Bij-de-hand optreden in gewestelijke vergaderingen. Vanuit de vesting Muiden hebben we haar aangemoedigd landelijk te gaan (daarna hebben we de vestingwerken maar eens opgeknapt).
Is politiek echt een ander vak dan voor de klas staan of bergbeklimmen?
Ad feminem
Ze was een doordouwer maar het ontkennen en negeren van kritiek tot bij de cie. Dijsselbloem deed voor mij de deur dicht. Ze had beter thee had kunnen blijven drinken bij haar klassen op het VMBO.
Aanrecht
Ik ben geen Pim-fan.
Wat denk je, Hendrikus: kunnen we het in dit land beter zonder bewindslieden doen?
Zou je zelf wel eens op de post van onderwijs willen zitten?
Nu zit Marja van Bijsterveldt er. Ze heeft te maken met rollebollende wiskundigen. En met ambtenaren die haar daar weer iets over zeggen. Denk je dat dat vanzelf goed gaat? Had er een wiskundige op die post moeten zitten?
Ons democratische systeem is beroerd. Van alle beroerde systemen is het nog redelijk de beste. Dus houden maar zo.