Werkblog: Wat hebben rekenonderwijs, rekenproblemen en dyscalculie met elkaar? [14]
Onbewezen rekendidactiek, grootschalig ingevoerd, zal vrijwel zeker leiden tot ongelukken. Deze keer aandacht voor de kleine ongelukken: de ongelukken op individueel niveau. Dan gaat het om individuele rekenproblemen, van niet zo ernstig en makkelijk te reparen tot wel ernstig en lastig te repareren. Rekenproblemen zullen zich altijd voordoen, bij welke rekendidactiek dan ook. Op zich zijn rekenproblemen dus geen vanzelfsprekende indicatoren voor tekortkomingen in de rekendidactiek. In deze blog daarom een zoektocht naar verbanden tussen rekenproblemen en rekenonderwijs. Er is ongetwijfeld een uitvoerige literatuur over, die ik nog niet ken. Deze blog is dus niet het voorlopig eindpunt van een onderzoek op een beperkt thema, maar het begin van een onderzoek, met de uitnodiging aan wie eraan kan bijdragen: graag doen.
De aanleiding voor het gekozen moment: het aangekondigde verschijnen van
- Mieke van Groenestijn, Ceciel Borghouts & Christien Janssen (2011). Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie. Van Gorcum.
Ik stel voor om ervaringen, goede raad, en specifieke publicaties als postings bij deze blog in te dienen. Bij duidelijke vermoedens, stellingen of hypothesen over samenhangen met bepaalde didactieken zal ik deze in de blog zelf aangeven.
Stelling 1 De realistische rekendidactiek is op meerdere punten overdadig wat betreft de aan de leerling aangeboden informatie. Dat leidt tot problemen voor alle leerlingen, maar de problemen zullen zich opstapelen bij die leerlingen die om welke reden dan ook door de informatierijkdom van het aanbod worden overweldigd.
Stelling 2 Gebrekkige automatisering zal ongetwijfeld een dikke rode draad door de rekenproblemen zijn. Omdat realistische rekenmethoden behoorlijke automatisering verwaarlozen of zelfs afkeuren, zullen zij leiden tot verhoudingsgewijs veel meer rekenproblemen.
Stelling 3 Dyscalculie (volgens DSM-V in ontwerp) is een zo ernstige vorm van het hebben van rekenproblemen dat het belemmerend werkt in onderwijs zowel als dagelijks leven. DSM-V zegt NIET dat hier specifiek hersenfunctioneren aan ten grondslag ligt. Beschouw dyscalculie daarom als een extreme vorm van rekenproblemen hebben, nadrukkelijk in de context van het aangeboden rekenonderwijs. Don’t blame the victim, help de leerlingen.
De blogs t/m # 14
- Freudenthal 1968: “vrijwel niemand gebruikt later die rekenvaardigheid in de praktijk” [1] blog 7456
- Freudenthal 1984: “Misslagen zijn zeldzaam; praktisch alle leerlingen bereiken een aanvaardbaar niveau.” [2] blog 7485
-
Inspectie: Scholen gebruiken naast hun realistische rekenmethode additionele methoden voor de basisvaardigheden. [3] blog 7520
- Wirwar [3a] blog 7530
- Realistische rekenreferentieniveaus? Het rekenrapport van de werkgroep-Van Streun [4] blog 7547
- Het referentiekader rekenen in de praktijk: hoe realistisch is dat? [5] blog 7555
- De behandeling van het wetsontwerp referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in de Tweede Kamer, 31 maart 2010 [6] blog 7577
- Diagnose rekenproblematiek bo, met Harskamp 2007, bijlage A werkgroep-Van Streun [7] blog 7587
- Rekenkundige bewerkingen, en rekenmachine bij wg-Van Streun en verder [8] blog 7591
- ‘Handig rekenen’ is sterk doorgedrongen in de staatsrekendidactiek (kerndoelen, referentieniveaus). Maar wat is het? [9] blog 7599
- ‘Handig rekenen’: wortels, evidentie, receptie, naar Uittenbogaard’s ‘Juliette en Jonas’ [10] blog 7607
- Waarom de Freudenthal-groep niet onderzoekt of realistisch rekenen wel deugt [11] blog 7616
-
Overzicht na elf blogs: rekent Nederland nog? [12] blog 7633
- 2/3 = (alleen realistisch!) 0,66 = 66 % [12a] blog 7677
- Is het realistisch rekenen theoretisch gefundeerd? Begin van de reis langs zijn beginselen [13] blog 7700
- Werkblog: Wat hebben rekenonderwijs, rekenproblemen en dyscalculie met elkaar? [14] blog 7707
Volgende blog 15
- Coen Teulings: achterblijvende reken- en wiskundevaardigheden gaan ons jaarlijks zes miljard kosten [15] blog 7723
Voorgenomen blogs
- Wat is er bekend over rekenbijspijkerprogramma’s 1e klassen vo, 1e jaar ho? Zijn deze rekentekorten anders dan de wg-Van Streun suggereert?
- Waarom de Freudenthal-groep niet nagaat of hun theoretische uitgangspunten wel deugen
- Een overzicht van de ontwikkelingen in Wiskobas en FI naar steeds grotere nadruk op hoofdrekenen (zie bv. de dissertaties Van Mulken, 1992; Buijs, 2008), in relatie tot onhandig hoofdrekenen als reden van slechte rekenprestaties (PPON 2004).
- Is het ontwikkelingsonderzoek van de protagonisten van realistisch rekenen ook onderzoek? (Van den Akker e.a. 2006 Educational Design Research. Routledge. pdf)
Ben Wilbrink, onafhankelijk onderwijsonderzoeker website
Bestaat dyscalculie?
Dat dyslexie bestaat, is op zich onomstreden. Dat ligt anders bij dyscalculie: onderzoek heeft niet tot ieders tevredenheid kunnen aantonen dat hier iets anders aan de hand is dan rekenachterstand of slecht rekenonderwijs.
De leerling de schuld geven van zijn rekenproblemen — er het kaartje ‘dyscalculie’ aan hangen — is de weg van de minste weerstand (voor de school, de leerkracht, de realistische adviseurs). Het is mijns inziens de verantwoordelijkheid van de school om te zorgen voor een goede rekendidactiek in de klas, voor alle leerlingen.
vragen over dyscalculie
Bestaat dyscalculie wel?
Wie financiert het project? De overheid?
Wie verdient aan het project?
Om welke bedragen gaat het?
Joost Hulshof
Dyscalculie, en DSM
Laat ik mijn stelling nuanceren, zonder diep in de stof te duiken. Overigens, voor een overzicht zie:
Rekendidactici denken bij het woord ‘betekenis’ vaak aan ‘context’. Een betekenisvolle opgave is er een waarin de getallen zijn ingebed in een situatie of een verhaal. In dit artikel bedoel ik met betekenis iets veel simpelers, namelijk de hoeveelheid waar een cijfer of een telwoord naar verwijst. Bij de doorsnee rekenaar wordt de omzetting van symbool in kwantiteit een automatisme. Bij dyscalculici niet. Die blijven daardoor aangewezen op een moeizamer vorm van betekenisproductie, namelijk tellen.
Ik ga hierin onmiddellijk mee. Die band tussen getallen en hun grootte is immers het onderwerp van mijn blog 13, n.a.v. de publicatie van Siegler cs.: het gaat hier om een funderende vaardigheid voor het rekenen. Inderdaad, als hier een blokkade ligt, om welke reden dan ook, dan heeft de leerling een probleem.
Noemen we dat dan ook dyscalculie? Voor mijn part. In de wereld van de grote mensen, de psychiatrische DSM-4 en zijn laatste versie DSM-5 is het criterium of een handicap belemmerend werkt op het leren en het leven. [Met dank aan Marisca Milikowski voor deze informatie]
vv
vv
Ik blijf erbij dat terughoudendheid is geboden: niet te snel labelen want dat legt ook de wortel van het probleem bij de leerling. Ik voel me hierin gesteund door de voorzitter van DSM-4 die al in zijn eigen club een gebrek aan terughoudendheid signaleerde (ADHD and all the rest of it, en dat met DSM-5 zeker niet niet beter zag worden. [Interview in De Volkskrant of nrc, ergens in 2010. Weet iemand precies welk stuk het is geweest?]
Tegelijk is het natuurlijk geboden om adequate ondersteuning in te roepen zodra rekenproblemen niet vatbaar blijken voor het didactisch instrumentarium waarover de leerkracht beschikt.
Van Marisca (1)
Marisca Milikowski mailde mij het volgende, dat ik met haar toestemming hier weergeef.
Beste Ben,
Bij dyslexie heeft het ook een tijd geduurd voor het zover was dat ‘iedereen’ het bestaan erkende. Nog steeds veranderen de inzichten over het precieze mechanisme. Maar bij dyslexie bestaat intussen wel consensus over het kernprobleem: de koppeling tussen lettersymbolen en spraakklanken die bij sommigen niet (geheel) slaagt en daardoor niet (volledig) automatiseert.
Wat de letter-klank combinatie is bij dyslexie, is de cijfer-grootte combinatie bij dyscalculie. Als je zegt dat niet ieder dat vindt heb je gelijk; dat was ook het argument van de FI-mensen, Jo Nelissen, Marjolein Kool en ook Mieke van Groenestein, om dyscalculie als idee af te wijzen. In Miekes aanvankelijke concepten voor het protocol stond net als in jouw stukje dat goed rekenonderwijs alles in orde kon maken. Dat was de FI-positie. Het verschil is dat jullie anders denken over wat een goede didactiek is.
Het is echter een gegeven dat bij sommige mensen het elementaire ‘weten’ van getalswaarden en basiscombinaties onvoldoende tot stand komt. Veel oefenen helpt, maar niet bij iedereen helpt het voldoende.
Bij sommige mensen ontstaat nooit de zekerheid dat 3+ 2 = 5. Het zou soms ook 6 kunnen zijn, of 4. En 5+4 is soms 10, soms 8. Wel in de buurt, maar de representaties van de kleine getallen (de eencijferigen) zijn onvoldoende precies en onderscheidend. Dan moet je blijven tellen om uitkomsten te vinden. Net als dyslectici langer en vaker spellend blijven lezen.
Als je die mensen niet helpt met ondersteunende maatregelen veroordeel je ze vaak tot een mislukte schoolloopbaan.
Ik voeg hier een link toe van een artikel van me dat je misschien wilt lezen.
www.rekencentrale.nl/Recent/Panamapost.pdf
Groet,
Marisca
Van Ben
Beste Marisca,
Kan ik jouw mail posten in het forum als reactie op mijn stukje?
De crux is of aannemelijk valt te maken dat de rekenproblemen van de leerling niet hebben te maken met relatieve achterstand, capaciteit e.d., maar met cognitief neuropsychologisch functioneren.
Hoe omvangrijk is het probleem? Is het ca 1 of 2 %? Dat lijkt me aan de hoge kant.
Interessant is dat je stelt dat het gaat om de cijfer-grootte combinatie. Laat dat nou net het onderwerp van mijn laatste blog 13 zijn (maar dan in het ‘normale’ bereik).
Is er een recente sleutelpublicatie die ik zou kunnen lezen? Excuus, in je artikel in Panama Post voeg je een uitvoerige literatuurlijst bij. Ik ben benieuwd.
Met vriendelijke groet,
Ben.
Van Marisca (2)
Beste Ben,
In de internationale literatuur wordt het percentage geschat op 3 procent of meer. Eigenijk net als bij dyslexie. Je moet beseffen dat we te maken hebben met een continuüm waarop het neerzetten van een grens altijd enigszins arbitrair blijft. Het criterium wordt dan, zoals de DSM-4 en 5 ook aangeeft, de mate waarin de bewuste handicap ‘interferes’ met leren en leven. Hoe streng je de criteria maakt is m.i. meer een politieke beslissing dan een wetenschappelijke.
Een selectie van sleutelpublicaties:
1. Marie-Pascale Noël, Laurence Rousselle & Christophe Mussolin (2005). Magnitude Representation in Children: its Development and Dysfuntion. In Jamie I.D.Campbell (Ed.), Handbook of Mathematical Cognition (pp. 179-195). New York: Psychology Press.
2. Butterworth, B. (2005). Developmental Dyscalculia. In Jamie I.D.Campbell (Ed.), Handbook of Mathematical Cognition (pp. 455-469). New York: Psychology Press. PDF
3. Landerl, K., Bevan, A. & Butterworth, B. (2004). Developmental dyscalculia and basic numerical capacities. Cognition, 93, 99-125. PDF
en hier is een link naar de dsm-5 in voorbereiding:
www.dsm5.org/proposedrevision/pages/proposedrevision.aspx?rid=85
Marisca
[ik heb een link naar het Butterworth, en naar het artikel, toegevoegd. b.w.]
vv Marisca (2)
[Het eerstgenoemde hoofdstuk is niet online te downloaden. Inhoud van het Jamie I.D.Campbell (Ed.), Handbook of Mathematical Cognition: HIER.
Misschien is een goed alternatief dit artikel uit 2010: Fruzsina Soltész1, Dénes Szűcs & Lívia Szűcs: Relationships between magnitude representation, counting and memory in 4- to 7-year-old children: A developmental study. Behavioral and Brain Functions. PDF. b.w.]
protocol
Discussie over rekenproblemen is van alle tijden. De NVORWO heeft er enkele jaren terug een expertgroep voor gevormd.
Wie bespreekt een of enkele bijdragen?
Niet iedereen zal deze boekjes hebben. Voor een stevig begin in deze thematiek en de relevante literatuur:
wie heeft deze boekjes?
Het lijkt me evident dat deze boekjes met overheidsgelden gemaakt zijn.
Als dat inderdaad zo is, dan is het niet verdedigbaar dat deze boekjes niet on-line gratis beschikbaar zijn.
Joost Hulshof
Boekjes met overheidsgeld gemaakt
Joost,
Hoe ver zou je deze kritiek willen uitstrekken?
Ik deel je ideaal. Aan de andere kant is er ook het bewezen principe dat wij mensen niet zo in elkaar zitten dat we echt waardering hebben voor alles wat ons gratis toevalt. Reden om voor psychotherapie altijd tenminste een kleine bijdrage van de cliënt te vragen. Ik ga binnenkort ook een fee vragen voor mijn stukjes op het forum 😉
Deze boekjes kosten ca € 15 per stuk. Ik heb ze kunnen lenen . . . . .
Weet je wat de didactisch-filosofische boeken van Hans Freudenthal kosten? (ze zijn voor de geduldige zoeker ook gratis downloadbaar te vinden)
Snoeiharde aanval op contexten in rekenonderwijs
In de bijdrage van Koeno Gravemeijer een opvallende paragraaf die over Omgaan met contextproblemen [in Dolk en Groenestijn, p. 38-39]. Een erkenning dat er iets stinkt in het Land van Context. KG geeft aan dat er een probleem kleeft aan contextproblemen. Overigens is ook hier geen empirische evidentie bijgeleverd (maar in dit geval valt er wel een weddenschap op af te sluiten dat KG het goed ziet).
Dit is een snoeiharde aanval van Gravemeijer op het gebruik van contexten in het rekenonderwijs. Geen enkele zichzelf respecterende leerkracht zal deze perfide didactiek op leerlingen loslaten. Toch?
Snoeiharde aanval?
Gravemeijer kennende zal op dit citaat volgen dat het rekenprobleem maar geheel afgeschaft moet worden zodat leerlingen zich volledig kunnen concentreren op het contextprobleem….
1 oktober 2009 na een lang gesprek in Eindhoven:
Beste Koeno,
Ik denk dat het gesprek nuttig was.
Misschien een paar punten uitgelicht en suggesties.
In volgorde waarmee ze bij me opkomen.
Ik vergeet er vast een paar.
1. Wil je me dat artikel van Latour sturen?
2. Verhoudingen als overkoepelend begrip staat op pagina 12.
Op pagina 33 staan de vier begrippen, met rechtsboven het
woord verhoudingsnotatie. Daarnaast zijn er nog verhoudingstabellen.
Ik ben nu niet meer zeker welk woord jij dacht dat er moest staan dan wel
zekere niet stond.
In www.math.vu.nl/~jhulshof/TAL.pdf
ga ik op Pagina 4 tot en met Pagina 6 in op wat ik zie wat betreft
breuken. Waarom lees je deze pagina’s niet nog een keer rustig
door en geef je aan waar je vindt dat ik ongelijk heb,
of dat wat ik schrijf niet relevant is. Maak een top drie of zo van
de grootste misverstanden. Liefst wat betreft de zaken
waarvan je hebt kunnen zien dat ze mij aan mij hart gaan.
3. Wat de literatuur betreft die wij niet kennen: wat is
nu het eerste artikel om te lezen waarin claims van de
cijferaars worden ontkracht? Zo van, daar kun je toch niet
om heen. Liefst niet heel dik. Kun je me dat ook toesturen?
4. Opmerkelijk vond ik je uitspraak dat je tegen het hele
kennisbasisidee was voor de PABO. Spreek je dat ook
ergens expliciet uit met een toelichting?
5. Ook opmerkelijk vond ik je constatering dat het idee dat
rekenen met breuken niet meer relevant is, uit het veld is
gekomen. Als ik dat wil communiceren, waar refereer ik dan
naar?
6. Je sprak tamelijk expliciet uit dat de inhoud best slordig behandeld
mag worden omdat het toch om de denkprocessen gaat. Heb ik
dat goed begrepen of ruk ik dat zo uit zijn verband, zo ja, kun je
zelf een correctere formulering geven?
vervolg mail 1 oktober 2009 aan Koeno
HIER ZIT EEN KNIP. 1-6 zijn volgens mij voor jou niet echt
interessant meer, 7-8 hieronder wel, dat is waar je nu mee bezig bent,
en waar eens een nieuwe stap gezet zou kunnen worden.
7. Mijn suggestie om mee te denken over wat je wil maken wat betreft
science op de lagere school is zeer serieus. Maar nogmaals, als eerst
iets in elkaar gedraaid wordt en daarna voor commentaar voorgelegd,
gaat het denk ik mis wat een goede interactie betreft. Dus neem contact
op als je concrete ideeen hebt. Doe je dit met de Ververs Foundation?
8. De opmerkelijkste conclusie is wel dat je in je treinvoorbeeld voor
de lagere school conceptueel veel correcter bezig bent dan Savelsbergh
en Drijvers in hun DM module voor NLT in de bovenbouw. Op zich geen
vrolijke constatering, maar nu wel een aanknopingspunt. Ook om te
praten over de andere vragen die daarover stelde, die meer informerend
waren, en je gedachte dat je een soort diff/int-rekening op de lagere
school wil doen. Dat is een idee dat interessant genoeg is om over te praten.
Affijn, hartelijke groet, Joost
Rekenonderwijs in de fout
Het lijkt mij dat Vedder en Koster hier de mechanistische spijker op de kop slaan. Onderzoek naar het begrip van getalgrootte, dat ik wat slordig vaak gewoon getalbegrip noem, laat immers zien dat getalbegrip niet iets simpels is. Dan kan het ook niet zo zijn dat het leren van vermenigvuldigen van getallen onder de tien iets is dat hersenloos kan gebeuren.
Oké, ik geef toe dat het simpelweg laten opdreunen van de tafels van vermenigvuldiging een hersenloos ritueel kan zijn. Ik stel mij daar altijd bij voor dat leerkrachten die hier heil in zien, ook overigens niet in staat zijn rekenles te geven.
De auteurs danken Adri Treffers voor het kritisch doornemen van het manuscript en voor zijn waardevolle suggesties. Zowel Paul Vedder (ontwikkelingspsycholoog) als Klaas Koster (leeropdracht klinische onderwijskunde) zijn verbonden aan de RU Groningen.
Het boekje is bedoeld voor onderwijsgevenden. Er is voor hen anno 1983 kennelijk weinig andere literatuur voorhanden: de auteurs suggereren een artikel van Treffers, 1982 (Ped. Stud.), en nog een eenvoudig Duits (H. Radatz) en Engels (H. Ginsburg) boekje.
Citaat memoriseren / automatiseren
Koeno Gravemeijer is de kritische voetnoot van Vedder en Koster kennelijk vergeten (in Dolk en Groenestijn Dyscalculie in discussie, p. 37:)
Voor een psycholoog is dit werkelijk tenenkrommende taal om te moeten lezen. Waarom: het zijn stuk voor stuk uitspraken over de empirie, zonder de empirische data bij te leveren.
Gravemeijer mist absoluut volledig honderd procent het springende punt bij ernstige rekenproblemen: het zwakke besef van de grootte van getallen.
Uit deze psychologische misvattingen komt ook het realistische idee voort dat je moet beginnen met begrijpen (op hoog niveau!), en dan pas oefenen. Enzovoort.
Veronderstellingen over mogelijke oorzaken van dyscalculie
Mathematical Difficulties: Psychology and Intervention
Een nogal ongelijk samengesteld boek, maar dus ook veel verschillende invalshoeken. Er lijken geen hoofdstukken uit dit boek beschibaar op internet (behalve enkele pagina’s op books.google). Eens zien of op auteursniveau vergelijkbare publicaties beschikbaar zijn, dat levert weinig op:
Number sense instruction
Op zoek naar andere zaken, stuitte ik op
Dit is een bescheiden onderzoek waarin alleen naar de rekenmethoden is gekeken, en dat waren er verdraaid weinig. Het is waarschijnlijk nuttig vanwege zijn theoretisch kader, de literatuurverwijzingen dus, en het schetsen van de problemen inherent aan het vergelijken van rekenmethoden, dus ook van traditionele versus constructieve or whatever.
Idem. Voor meer verwijzingen, zie Marisca Milkowski’s artikel in Panama Post pdf.
Zo leer je kinderen rekenen
Loe van der Leeuw & Anna M. T. Bosman (2011). Zo leer je kinderen rekenen. Verslag van een praktijkonderzoek. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 50, 32. pdf
Elementaire rekenkennis
Je kunt uit dit onderzoek ook halen dat de Cito-toets geen elementaire rekenkennis meet (of in ieder geval: iets anders meet dan de ‘Tempotoets Rekenen’ en de ‘DLE-test Hoofdrekenen’).