Oud zeer

Oud zeer

De ophef die in de media ontstaan is over ten onrechte uitgereikte diploma’s en over docenten die onder druk worden gezet om voldoende cijfers te geven doet een beetje hypocriet aan.
Dhr Terpstra, de voorzitter van de HBO-raad, reageerde zoals je van een bobo kunt verwachten toen hij in een interview zei dat hij zich niet kon voorstellen dat er op grote schaal druk werd uitgeoefend op docenten om voldoendes te geven. Slim als hij is maakte hij de restrictie ‘op grote schaal’.
De waarheid is dat het op veel plaatsen in het hoger beroepsonderwijs gebeurt, dat dit al jaren zo is en dat het ook in andere sectoren van het onderwijs veelvuldig voorkomt. Vier factoren spelen daarbij een rol. Ten eerste het feit dat examens, of delen van examens, zonder externe controle worden afgenomen. Ten tweede de wijze waarop onderwijsinstellingen worden gefinancierd, namelijk op basis van aantallen leerlingen/studenten en op ‘rendement’- cijfers. Ten derde de concurrentie tussen de instellingen en ten vierde de verzwakte positie van docenten binnen de grote instellingen.
In het middelbaar onderwijs dateren de eerste gevallen van dit soort examenfraude al van 1975 ( zie de brochure ‘Tijd voor onderwijs wordt slecht gebruikt’ van de Vrienden van het Gymnasium).
Met andere woorden, dit bederf bestaat al 35 jaar. En hoewel er nog steeds heel wat docenten zijn die zich hier niet voor lenen en aan wie het ook niet gevraagd wordt, het verschijnsel is toch algemeen bekend, ook bij veel leerlingen en hun ouders.
Dat politici en bonzen doen alsof ze hier echt van opkijken is dwaas. De inspectie heeft er vele malen op gewezen en ook in het rapport van de commissie Dijsselbloem wordt het genoemd. Misschien wel aardig om hier een passage over te nemen uit de hoorzittingen van die commissie ( 26 november 2007):

‘De voorzitter: Dus u zegt dat scholen de resultaten van hun schoolonderzoeken manipuleren – ik gebruik mijn woorden, maar u mag er natuurlijk een ander woord voor kiezen – omdat zij perverse prikkels hebben. Zij moeten er gewoon voor zorgen dat er voldoende mensen slagen? Zo worden ze gefinancierd?

De heer Hanzen: Wat ik met eigen ogen in het laatste jaar dat ik op school werkte heb gezien is dat drie van mijn collega’s zijn ontboden met de vraag die ik zojuist voorlegde. En ik weet van die drie dat ze daar niet in zijn meegegaan.

De voorzitter: Zij krijgen de vraag om de normen bij te stellen?

De heer Hanzen: Ik weet niet hoeveel mensen die vraag gesteld hebben gekregen en er wel in zijn meegegaan. Misschien is het bij die drie gebleven en is er niets aan de hand. Misschien waren het er in werkelijkheid vier of vijf.

De voorzitter: Samengevat, de wijze waarop scholen worden gefinancierd en afgerekend, gaat ten koste van de kwaliteit. De betrouwbaarheid van cijfers over die kwaliteit wordt minder.’

Kortom, het is allemaal bekend en vertrouwd. Ik doe een makkelijke voorspelling: weer een onderzoek, weer een rapport – inderdaad, het is zo – en weer geen maatregelen.

Cornelis Verhage

12 Reacties

  1. De ellende doorvertalen
    Een punt dat ik telkens mis in beschouwingen over diplomafraude is het volgende. Het bekostigingsstelsel voor instellingen beloont de uitreiking van diploma’s (op zich is dat prima, maar het kan makkelijk een perverse prikkel worden). Maar: Het staat de onderwijsinstelling, bijvoorbeeld de Universiteit van Amsterdam, vervolgens vrij om die outputfinanciering al dan niet door te vertalen naar de wijze waarop zij zelf de faculteiten (afdelingen, enz) financiert. Voor een instelling die een kwalitatief goed beleid voert, past het dan om outputfinanciering NIET rechtstreeks door te vertalen naar outputfinanciering op het lagere niveau van de faculteiten. Nogal wiedes, als je het zo opschrijft: want de faculteit die er met de pet naar gooit, zal de eigen outputfinanciering dan eveneens rechtstreeks doorvertalen naar outputfinanciering voor de opleidingen. En ja hoor, dan kun je erop wachten dat opleidingsdirecteuren docenten onder druk gaan zetten: uiteindelijk komt die outputfinanciering op het bordje van individuele docenten te liggen.

    Ik herinner mij uit eind negentiger jaren dat ik met de COR van de UvA tevergeefs heb geprobeerd die doorvertaling naar beneden meteen te stoppen op instellingsniveau. ‘Ach, beste mensen, dat loopt allemaal zo’n vaart niet, en de prikkels voor beter onderwijs moeten immers op de werkvloer aankomen?’ Zoiets zal er geroepen zijn. Alsof er op instellignsniveau geen kwaliteitsbeleid valt te voeren. Dat was destijds een stevige nederlaag. Ik moet toch die stukken nog eens opzoeken. Het heeft me destijds nog behoorlijk wat moeite gekost om de argumentatie correct in de notulen te krijgen, zo onbegrijpelijk was het toch voor velen dat outputfinanciering pervers prikkelt.

    Er ligt in iedere instelling dus een papieren spoor van die perverse prikkels.

    • Noorda Terpstra
      De voorzitter van het CvB van de UvA was destijds Sijbolt Noorda, nu voorzitter van de VSNU (Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten), collega dus van Doekle Terpstra van de HBO-raad

  2. Vragen
    “Dat politici en bonzen doen alsof ze hier echt van opkijken” is misschien niet zo dwaas als je bedenkt dat ze voor dit beleid de verantwoordelijkheid dragen. Aangetoond moet nog worden of de leiding van InHolland middels directieven of anderszins direct verantwoordelijk kan worden gesteld voor de vermoedelijke diplomafraude. Feit is dat het lijkt dat het om grote bedragen gaat, die hiermee binnengehaald kunnen worden. Zou dat allemaal langs de top heengaan ? Verder valt bij IH de geheimzinnigdoenerij op en het feit dat Dales niet zelf onmiddellijk hier achterheen is gegaan maar het onderzoek delegeert aan derden met een onduidelijke status. En dan is er nog de vanuit het bedrijfsleven en de overheid dik bemande Raad van Toezicht. Waar let die eigenlijk op, of zijn het alleen maar leuk gehonoreerde nevenaktiviteiten die weinig tijd kosten ?
    Allemaal vragen. De inspectie en de staatssecretaris komen ook steeds meer in aktie. Het Nieuwe Toezicht, waarop bij de invoering al forse kritiek was lijkt toch niet zo goed te werken. Volgens Marja van Bijsterveldt gaat de inspectie nu ook extra kijken of docenten niet teveel onder druk worden gezet om kwaliteitseisen te verlagen. Goeie zaak, beter laat dan nooit.
    Een vraag blijft nog over wat mij betreft. Heeft de overheid zich bij de “perverse financiering”zelf ook niet te veel laten leiden door de wens Nederland als kennisland internationaal zo hoog mogelijk op de kaart te zetten ? Terwijl steeds meer hoog geschoolden op bepaalde gebieden uit het buitenland moeten worden gehaald. Een vreemde paradox. Politiek vertaald: wordt het niet tijd dat de overheid een meer realistische koers gaat varen. Iets voor de dames en heren formateurs ?

  3. wie gaat er over de cijfers?
    Op mijn school kreeg een complete sectie de opdracht de cijfers in een bepaalde jaarlaag met 33% te verhogen, nadat we hadden aangegeven over te weinig lesuren te beschikken om het in onze ogen vereiste niveau te bereiken. Onze directie was van mening dat als zij hadden besloten dat het wel in minder uren kon dan op andere scholen gebruikelijk, dat dan dus wij onze normering moesten aanpassen. Anders zouden de leerlingen immers gedupeerd worden.
    Op middelbare scholen doet het eigenaardige feit zich voor dat een leraar zich wel moet verantwoorden voor lage cijfers, maar nooit voor hoge cijfers. Wie de lat te laag legt, is geliefd bij leerlingen, ouders en schoolleiding en heeft ook een grotere kans op een vaste aanstelling, hogere salarisschaal, enzovoorts. Sommige collega’s kunnen het zich eenvoudigweg niet permitteren om realistisch te cijferen.
    Daarom ben ik wel blij met het voornemen van Van Bijsterveldt om de discrepantie tussen schoolexamen en centraal examen in ieder geval iets strenger te gaan aanpakken. Dat zal schoolleidingen in een spagaat brengen: je kunt niet van je leraren eisen dat zij vier tot zes jaar lang te soepel zijn en toch in het examenjaar realistische (want in overeenstemming met het centraal examen) schoolexamencijfers geven.
    Ik zou wel eens willen weten: wie gaat er uiteindelijk over de cijfers? In het verleden was dat volgens mij de individuele docent (je wist als leerling dat mijnheer X hoger cijferde dan mijnheer Y), nu zou dat toch volgens mij een sectie moeten zijn of zie ik dat verkeerd?

    • De leerling de dupe
      dat kan volgens de heersende onderwijskundige mode niet.
      Je beschrijft hier Jeanne dat de eenzijdige klantgerichtheid op de leerling leidt tot minachting voor een vak en voor een docent/sectie. Hopelijk komen die gevolgen ook bij het onderzoek naar de HBO-fraude aan het licht. Zelfs in het laatste jaarverslag van de onderwijsinspectie worden de funeste gevolgen daarvan al gesignaleerd. We wachten af wat Sjoerd Slagter en consorten hier voor conclusies uit trekken.
      Als je instellingen betaalt voor het aantal uitgedeelde diploma’s; als je docenten beoordeelt op het aantal uitgedeelde voldoende’s, en als je managers daarvoor beloont met bonussen kan elke burger dit soort misstanden voorspellen.
      Nu de onderwijsbestuurders nog.

    • Wie gaat over de cijfers in het hoger onderwijs?
      Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: art. 7.12 Examencommissie en examinatoren

      1. Ten behoeve van het afnemen van examens en ten behoeve van de organisatie en de coördinatie van de tentamens stelt het instellingsbestuur voor elke door de instelling aangeboden opleiding of voor groepen van opleidingen een examencommissie in. Ten aanzien van het door de student samengestelde programma is de examencommissie bevoegd die de in artikel 7.3c, eerste lid, bedoelde toestemming heeft verleend.
      2. Het instellingsbestuur benoemt de leden van de examencommissie uit de leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in die opleiding of opleidingen zijn belast.
      3. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens wijst de examencommissie examinatoren aan. Als examinator kunnen slechts worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van buiten de instelling. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen.
      4. De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. Die maatregelen kunnen inhouden dat in het geval van fraude door een student door de examencommissie, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste één jaar, aan die student het recht wordt ontnomen een of meer daarbij aan te wijzen tentamens of examens aan de instelling af te leggen. De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.
      • Aanwijzingen geven
        Het gaat dus om de laatste zin in het artikel over de examencommissie.

        • De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.

        Ik ben geen jurist, maar in deze bepaling valt toch ondubbelzinnig te lezen:
        – dat de directie van de opleiding in ieder geval NIET over het examineren en cijfergeven gaat.
        – dat de docent over zijn beoordelingen en cijfergeven in beginsel verantwoording schuldig is aan de examencommissie.

        Iets minder ondubbelzinnig valt hierin te lezen dat het gaat om papieren wetgeving: in de praktijk gaan individuele docenten (examinatoren) gewoon hun gang, en worden ze hooguit op het matje geroepen als er ernstige problemen zijn. Die ernstige problemen zijn er overigens regelmatig, een klein deel daarvan komt boven water omdat studenten in beroep gaan bij het College van Beroep voor de Examens. Deze beroepsinstantie zal zich doorgaans niet willen bemoeien met cijfergeven, maar daar zijn natuurlijk uitzonderingen op. Een bekende uitzondering zijn uitspraken van de CoBeX van de UvA die een hoogleraar dwongen om een gegeven cijfer te herzien (een kwarteeuw geleden, al eens eerder genoemd in 6444).

        • Re: aanwijzingen geven
          Maar let wel: Het instellingsbestuur benoemt de leden van de examencommissie.

          Uiteindelijk is het dus wel degelijk het instellingsbestuur dat beslist over het cijfergeven.

          Het instellingsbestuur gaat uiteindelijk natuurlijk over alles, dus het is erg lastig om dit tegen te gaan (als je dat zou willen). Maar bijvoorbeeld de regel –uit de leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in die opleiding of opleidingen zijn belast– is in de wet gekomen omdat instellingsbesturen full-time managers in de examencommissies plaatsten.

  4. wie gaat over de cijfers in het voortgezet onderwijs
    @ben

    en wie gaat over de cijfers van het voortgezet onderwijs?

    • Cijfergeven in het voortgezet onderwijs
      In het voortgezet onderwijs is de situatie iets anders.

      Om te beginnen met het CSE: de Cevo gaat over de cijfers van het centraal schriftelijk eindexamen. In zekere zin is dat een borging van het eindniveau van het voortgezet onderwijs. Maar die borging kan gaan slippen, en doet dat hoogstwaarschijnlijk ook: zie de uiteenzetting van Melis Melissen (2006) in Examens. Tijdschrift voor de Toetspraktijk..

      Neem de Wet op het voortgezet onderwijs erbij. (De wet gaat niet over het mbo) Diagonaal doornemen van deze wet levert een teleurstelling op: er niets geregeld over de bevoegdheid tot beoordelen, cijfergeven, bevorderen etcetera, behalve waar het de eindexamens betreft.

      Artkel 24 a regelt de schoolgids waarin de rechten en plichten van van expliciet genoemde categorieën van personen waarin de leraren ontbreken. Voor de leerlingen zijn die rechten en plichten opgesomd in het leerlingenstatuut (art 24g).

      Artikel 24b regelt de klachtenregeling.

      [vervolg]

      • Illusie en maakbaarheidsdenken
        Het CEVO bepaalt in theorie de norm maar de eigen leraar past deze norm naar zijn interpretatie en inzicht toe.
        Indien het mogelijk zou zijn om een perfect normeringsmodel te schrijven dan zou er geen probleem zijn. Zo’n perfect normeringsmodel zou naar mijn overtuiging enkel mogelijk zijn bij meerkeuzevragen en dan nog onder de strikte voorwaarde dat elke meerkeuzevraag zonder enige twijfel 1 correct antwoord heeft. Bij open vragen is immers altijd de ruimte voor interpretatie veel groter. Je kan bijvoorbeeld onmogelijk alle correcte formuleringen bedenken die leerlingen zouden kunnen geven. Indien een leerling het juiste antwoord geeft maar de formulering verschilt van de formuleringen van het CEVO dan is het gerechtvaardigd dat de leraar van het CEVO-model afwijkt. Andersom kan het zijn dat de leerling wel tot het juiste antwoord is gekomen maar dat dit louter op toeval berus en de leerling niet voldoende zijn antwoord kan motiveren (geen goede methode, geen goede uitwerking van methode).
        Wellicht is het volgende beter:
        – Het CEVO-model volledig schrappen (wel de uitwerking geven maar niet voorschrijven hoe het antwoord van de leerling te beoordelen)
        – Een volledig onafhankelijke leraar uit een andere regio het examen laten nakijken.

        Ik vraag me af ofdat de leraren nog onder druk zouden worden gezet om zo weinig mogelijk onvoldoendes te geven indien de outputfinanciering volledig zou worden afgeschaft. Indien de hogescholen en de universiteiten een hoog niveau handhaven dan is het in het belang van de leerliing dat op het voortgezet onderwijs reeds op een juiste en consequente manier cijfers worden gegeven. In dat geval zullen de ouders hier vast niet over klagen, ze beseffen dat hun kind het alleen maar zwaarder zal krijgen indien hij later studeert aan het HBO of aan een Nederlandse universiteit.

    • vv
      Dit zijn dus regelingen die de school zelf moet vaststellen, en die inhoudelijk dus van school tot school kunnen verschillen. Het woord medezeggenschap komt in deze wet niet voor, maar de medezeggenschap is natuurlijk wel wettelijk geregeld. De MR zal veelal instemmingsrecht hebben op de vaststelling van schoolgids, schoolplan (art 24) en reglementen.

      De wet regelt het nodige over bevoegdheid van leraren tot het geven van onderwijs. Dat laatste is niet verder uitgewerkt, maar daar valt dus ook het beoordelen, het cijfergeven, en het meebeslissen over bevorderingen onder.

      De wet laat dus in het vage wie of wat direct verantwoordelijk is voor het gegeven onderwijs of gegeven beoordelingen. Daar was ik al bang voor. Wie kan hier meer duidelijkheid verschaffen? Zijn bijvoorbeeld de bevoegdheden van de lerarenvergadering tot het vaststellen van rapporten en het nemen van overgangsbeslissingen doorgaans goed vastgelegd in statuut of reglement en onderscheiden van die van het bevoegd gezag? Denk aan de analoge situatie van de examencommissie in het hoger onderwijs.

Reacties zijn gesloten.