Het is niet leuk meer.

Het is niet leuk meer.

Door mijn huidige werkzaamheden, waarbij er nogal wat onderzoek gedaan moet worden in het onderwijs in Nederland, kom ik dagelijks in contact met docenten, instructeurs en managers van allerlei pluimage. Mijn dagelijkse bezoekjes aan zowat alle takken van het onderwijs van het speciaal basis onderwijs tot het Hoger Onderwijs stelt per dag mijn beeld bij over de onderwijsvernieling die zich in de afgelopen jaren voltrok, een bijstelling in negatieve zin, het is nog veel erger dan ik dacht of wist.

Laat ik beginnen bij de gebouwen. Wie met enige regelmaat mijn columns leest of op de Algemene Ledenvergadering aanwezig was kent mijn adoratie voor de oude en meestal prachtige schoolgebouwen van vroeger. Gebouwen, gemetseld met liefde voor de jongere die er door erudiete leraren werden ingewijd in de kennis van de volwassen wereld. Ik heb de statische schoolgebouwen wel eens de zinnebeelden van het onderwijs genoemd. Jammer genoeg heeft het merendeel plaats moeten maken voor de zinnebeelden van graaizuchtige projectontwikkelaars, de vinexwijken.

Ondertussen ben ik al een beetje een expert op het gebied van schoolgebouwen. Reeds van verre zijn de huidige leerfabrieken te herkennen en in een aantal gevallen is één oogopslag genoeg om de hand van de architect van het wangedrocht te herkennen. Bij de gebouwen van de beroemde architect Herzberger gooi ik mijn knieën en enkels voortijdig in het vet want ik weet dat een bijna onmogelijk aantal trappen en traptreden mij te wachten staat. De manager van dienst wijst mij dan ook altijd met gepaste eerbied op de pracht van het gebouw ontsproten uit het brein van deze trappenfetisjist en met onverholen trots volgt dan, weliswaar een beetje fluisterend, het prijskaartje van deze wanstaltigheid waar geen normale docent op een degelijke manier les kan geven. Maar misschien was dat ook niet de bedoeling?

In de gesprekken die ik heb met de docenten valt mij altijd weer op dat een paar vraagjes genoeg zijn om een volstrekt leegloopeffect te verkrijgen. Wat hierbij opvalt, is de totale vermoeidheid, uitgeblustheid en soms wel wanhoop in de ogen van mijn gesprekspartners. Komt het door de tijd van het jaar? Het antwoord is kort en bondig, nee. Het komt door de oeverloze stroom van regeltjes, wetjes, memo’s, rapportjes, formulieren en paperassen afgescheiden door een snelgroeiend smaldeel zogenaamde onderwijsondersteuners die vroeger werden aangeduid met de term ‘de administratie’.

Een docent liet mij een stapeltje papier zien, ik schat een blaadje of 20. Volgens zijn uitleg bleek dit nodig te zijn om er voor te zorgen dat de administratie welgeteld één cijfer op een rapport kon produceren. “Komt door de computer” zei hij laconiek toen hij mij het papierwerk liet zien. Mijn opgetrokken wenkbrauwen moedigden hem aan een en ander te verklaren. Hij diepte uit zijn tas een lerarenagenda op. Het was een oude agenda, duidelijk te herkennen aan de losse blaadjes die her en der als bladlegger moesten dienen, de rug en de kaft van de agenda vertoonde meer craquelé dan de schilderijen van Rembrandt en het geheel werd bij elkaar gehouden door een lichtbruine dikke elastiek. “Dit was vroeger mijn administratie.” Vertelde hij “ Hier stond alles in, namen, klassen, cijfers, huiswerk, uurrooster, noem maar op, alles.” Hier hield hij even op en haalde met een geoefende en ingesleten handbeweging het elastiek van het bundeltje agenda. Hij sloeg het boekwerkje open op het cijferdeel. Een weemoedige bijna liefdevolle glimlach verscheen om zijn mond en met een kleine zucht draaide hij de agenda naar mij toe. “Kijk klas 5 V, vak wiskunde schooljaar 1998” zei hij en vouwde aan halve bladzijde open. Een feest van herkenning, zo deed ik het ook in het pre-ict tijdperk. Alle cijfers netjes op een rijtje achter de naam van de leerling. Zwarte kleur voor de cijfers boven de zes, rode cijfers voor de cijfers onder de zes en op gestelde tijden de gemiddelden in blauwe kleur, behalve de gemiddelden onder de zes, ook hier het onvermijdelijke rood.

“En toen kwam de computer.” Verzuchtte de goede man. Het lijstje namen met het cijfertje bleek ineens niet genoeg meer te zijn. Alles kon geautomatiseerd worden, dus alles moest geautomatiseerd worden en zo geschiedde. Voor het gemak van de administratie zou hij voortaan de cijferlijst mogen toevertrouwen aan een machine. In het begin had hij voor zekerheid ook nog zijn agenda gebruikt voor het geval dat, maar na een tijdje was hij daar mee gestopt. Het had toch geen zin, niemand was nog geïnteresseerd in zijn agenda. Na een tijdje kwam er een tweede lijstje op de computer, ten behoeve van de team manager die een overzicht wou hebben in het tot stand komen van het cijfer, kwestie van afstemming met de andere teams en daarmee had de administratie geen uitstaans dus… Nog later weer een ander lijstje ten behoeve van de mentor die bij een rood cijfertje ook wou weten wat de mening hierover was van de betreffende docent. Kwestie van de leerling-bespreking en cijferbespreking vlotter te laten verlopen. Van lieverlee werd hij verantwoordelijk voor de aanlevering van gegevens voor zowat iedereen die niet voor de klas stond en om de een of andere duistere reden toch wou weten hoe het zat met de leerling. Uit nieuwsgierigheid had hij al die lijstjes uitgeprint en was zelf geschrokken van het aantal papieren dat door het printerdeurtje naar buiten kwam.

“Vroeger” zei hij “Vroeger was het leuk als een leerling vroeg welk cijfer hij had. Dan nam je de agenda, vouwde het blaadje open en ondertussen stonden er al drie of vier medeleerlingen ook op je vingers te kijken, nieuwsgierig welk cijfer zij hadden. Je had toen de mogelijkheid om de ene een complimentje te geven voor zijn goede cijfer, de andere een berisping voor zijn slechte cijfer en voor nog een andere eventjes uit te rekenen welk cijfer hij bij de volgende toets moest halen om een zeven gemiddeld te halen. Jawel een zeven, glimlachte hij, voor een zes gingen we niet, we gingen voor een zeven. Kijk dat was leuk.”

“Nu…?” Hij zuchtte: “Nu is het niet leuk meer.”

J. Jeronimoon

2 Reacties

  1. de wind draait
    Nee, het wordt nooit meer als vroeger. Of misschien toch een beetje? Weet je, er zijn geluiden dat er schoolbesturen zijn die meer om het uiterlijk gaven dan om het onderwijs op de werkvloer. Laat nu net deze besturen met flinke tekorten kampen! Weggestuurde bovenschoolse managers zijn niet meer bij te houden. EN in hun kielzog nemen ze nu schoolbegeleidingsdiensten mee in de afgrond. Deze diensten hadden het al niet breed meer, maar die van pluche hielden, hebben nu op het verkeerde paard gewed. Ik durf te voorspellen, dat er straks een andere wind gaat waaien. De werkvloer wordt weer belangrijk.

Reacties zijn gesloten.