Humor.

Humor.

Samen met de introductie van het nieuwe leren lijkt het wel of de humor, de gulle lach, uit het onderwijs is verdwenen. Grappen en grollen van leerlingen onder elkaar, ik zie of hoor het niet meer, of het moet zijn dat het leegspuiten van een fles pepperspray op een diploma-uitreiking onder de kop ‘geintje’ geklasseerd kan worden. Elke ochtend kijk ik naar honderden chagrijnige koppen die het schoolplein op komen gelopen. Het doet me steeds denken aan een meute ter dood veroordeelden die hun laatste gang naar het schavot maken. Ik hoef niet ver in mijn herinnering te duiken om de directeur van mijn school aan de schoolpoort te zien staan. Elke ochtend begroette hij elke leerling persoonlijk. En was er een leerling met een chagrijnige kop dan klonk onmiddellijk de opmerking “hé Jo, het lijkt wel of je je laatste dubbeltje hebt verzopen.” De volgende ochtend liet Mister chagrijn zijn verzopen kop thuis om met een eeuwige glimlach de directeur allervriendelijkst te begroeten. Het mag niet meer van het nieuwe leren, dat van dat verzopen dubbeltje, de tere kinderziel, weet u wel.

De directeur heette toen ook niet gewoon directeur, nee de directeur was ‘de stomp’. Deze bijnaam had hij te danken aan het kleine stompje uitgedoofde sigaar die in mijn herinnering altijd, maar dan ook altijd, tussen zijn tuitlippen uitstak. Trouwens elke leraar had een bijnaam. Sommige hadden de naam van oudsher en was overgeleverd van generatie op generatie leerlingen. Een aantal bijnamen was afgeleid van ziekte of gebrek. De docent aardrijkskunde een heel aimabele man heeft bij mijn weten altijd ‘de bult’ geheten vanwege een bocheltje op de rug. De leraar wiskunde, een iel, mager, lijkbleek scharminkel was gezegend met de bijnaam ‘het skelet’, de alleraardigste docent natuurkunde heette ‘de schele’ dank zij het brilletje met de jampotglazen, en dan had je nog ‘armpie’ die van een zwaar verkeersongeval een lamme arm had overgehouden. Ja ja, leerlingen kunnen wreed en cynisch zijn.

Je had de categorie dierenbijnamen. ‘de beer’, ‘de schelvis’, ‘de hyena’ en ‘de soepkip’. En de categorie mysterieuze bijnamen. Zo heb ik mij jarenlang het hoofd gebroken waar de bijnaam van de docent Duits vandaan kwam. Op een dag stonden wij met de klas, in de gang voor het lokaal Duits te wachten op ‘sneeuwwitje’. Na een poosje laveerde hij tussen de rijen door om bij de deur aangekomen met een haastig gebaar de deur van het slot te halen. Mijn medeleerling keek op dat moment naar het plafond van de gang, keek naar links, keek naar rechts en fluisterde “kijk, het sneeuwt”, waar de docent Duits, zonder zich om te draaien, met zijn zware basstem aan toevoegde “ Dat zijn dan 5 kantjes over sneeuwwitje en de zeven dwergen en benadruk hierbij het gebruik van de giftige appel, de glazen kist en de rol van de prins op het witte paard. Overmorgen inleveren.” Dit gezegd zijnde veegde ‘sneeuwwitje’ gedecideerd de kilo’s witte roos van zijn schouders. Het mag niet meer van het nieuwe leren, de tere kinderziel, weet u wel.

Och, ik kan er wel een boek over schrijven, de opmerkingen, spitsvondigheden, strafregels, die alleen maar tot doel hadden om brave en zorgzame burgers van ons te maken en dat sommige gedragingen van onzentwege niet gewenst waren. Klonk er soms in de klas het geluid van een al dan niet vruchteloos ingehouden wind, dan klonk de lijzige stem van ‘de pummel’: “meneer Schilperoort, mag ik het geluid nog één keer horen?” Waarop de klas met een bulderende lach het winderige type duidelijk maakte dat hij minstens een week lang met ‘Schilperoort’ aangesproken zou worden. ‘De Heilige Gerardus van Majella’, onze docent godsdienstwetenschappen en van boerenafkomst had voor de flatulent het opgewektere “welkom op de boerderij” in petto. Het effect was hetzelfde, minstens een week lang was het winderige lijdende voorwerp voor ons ‘de boer’. Ach, het mag allemaal niet meer van het nieuwe leren, de tere kinderziel, weet u wel.

Tegenwoordig noemen de deelnemers hun docenten Kees, Jan, Piet, Coach of Louis en hoor je nooit meer “je moet de vijand met zijn eigen wapens verslaan, Julius Caesar gezegd in Waterloo”. Dat laatste daar moesten wij om lachen, hoe kon iemand zo dom zijn, Julius Caesar in Waterloo. Dank zij het nieuwe leren weet de tere kinderziel niet eens wie Julius Caesar was, laat staan of Waterloo überhaupt wel bestaat.

J. Jeronimoon