Wat van Bijsterveldt schreef over de Beroepsvereniging Leraren

Op pagina 15 van Actieplan Leerkracht van Nederland (het beleidsplan van Plasterk, van Bijsterveldt en Dijksma:
“2 .1 Beroepsvereniging van leraren
De Commissie Leraren stelt voor de Stichting Beroeps­ kwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) om te vormen tot een vereniging voor en door leraren. Bevoegde leraren kunnen hiervan lid worden. Begin 2008 zou het bestuur van SBL moeten worden uitgebreid met een meerder­ heidsafvaardiging van bevoegde leraren. Dit overgangs­ bestuur moet de stichting naar de nieuwe vereniging omvor­ men. Die werkt nauw samen met de beroepsverenigingen, die waar nodig worden ge(re)activeerd. De vereniging vertegen­ woordigt de leraren op landelijk niveau, houdt de bekwaam­ heidseisen actueel en ontwikkelt een publiekrechtelijk basisregister voor alle leraren en daarnaast een register voor excellente leraren.
Een sterke beroepsgroep is belangrijk. Ook de Onderwijs­ raad stelt dat in zijn advies Leraarschap is eigenaarschap. Om de door de commissie geschetste taken goed te kunnen
vervullen is het noodzakelijk dat de beroepsgroep brede steun heeft en dus veel leden heeft. Er zijn verschillende manieren om zo’n beroepsvereniging van leraren tot stand te laten komen. Hoe het ook gebeurt, wij vinden het vanzelfsprekend dat het initiatief hiertoe bij leraren ligt. Ook willen we dat er één vereniging komt, eventueel met verschillende afdelingen per sector; losse initiatieven leiden tot versnippering en doen de zaak van de leraar geen goed. Een van de mogelijkheden is dat de huidige SBL (waarin o.a. de onderwijsvakorganisaties en de vakverenigingen van leraren al zijn vertegenwoordigd) de suggestie van de commissie overneemt en een ‘overgangs­ bestuur’ in het leven roept. Zo’n overgangsbestuur, die in meerderheid zal bestaan uit bevoegde leraren, kan zorgen voor de oprichting van de beoogde beroepsvereniging.
We zijn op basis van een aantal voorwaarden bereid een dergelijk initiatief te ondersteunen, met geld voor bijvoor­ beeld een kwartiermaker of procesbegeleider. Uitgangspunt is dat de nieuwe vereniging zichzelf vanaf 2011 vrijwel geheel in stand kan houden met de contributies van leden.
Ondersteuning geschiedt op basis van een businessplan voor de periode 2008­2011 dat medio 2008 beschikbaar moet zijn. Dit plan moet in ieder geval op de volgende vragen antwoord geven:
• Hoeveel leden wil de vereniging uiteindelijk hebben, hoe maakt zij het lidmaatschap aantrekkelijk, hoe worden leraren die niet zijn aangesloten bij vakverenigingen of onderwijsbonden betrokken bij de beroepsgroep?
• Hoe wil de beroepsvereniging bijdragen aan beter onderwijs en steun geven aan leraren bij hun beroepsuitoefening?
• Hoe ziet, zowel in de fase van omvorming als structu­ reel, de relatie eruit met vakorganisaties?
• Hoe ziet de relatie eruit met (het platform van) vak­ inhoudelijke verenigingen voortgezet onderwijs en hoe
15
16
wordt de rol van die verenigingen gereactiveerd
respectievelijk versterkt? • Hoe ziet die relatie eruit met verenigingen van leraren in
het primair onderwijs en verenigingen in het beroeps­
onderwijs? • Welke activiteiten worden ondernomen voor het
opzetten van een basisregister en een register voor
excellente leraren? • Hoe ziet de relatie eruit met het Landelijk Platform
Beroepen in het Onderwijs?6. Het businessplan maakt daarmee duidelijk welke taken en verantwoordelijkheden de nieuwe beroepsvereniging landelijk op zich kan nemen. Het kabinet zal hierover met de nieuwe beroepsvereniging i.o. afspraken maken.
We vinden het belangrijk dat bij de oprichting van een beroepsvereniging behalve de SBL, vakbonden en vak­ inhoudelijke verenigingen óók individuele leraren en een organisatie als Beter Onderwijs Nederland betrokken worden. Vakbonden en vakinhoudelijke verenigingen kunnen hun leden aanbevelen om ook lid te worden van de nieuwe beroepsvereniging.
Naarmate de beroepsvereniging sterker wordt, zowel kwalitatief als wat betreft het draagvlak onder leraren, kan de beroepsvereniging een zwaardere verantwoordelijkheid op zich nemen. We juichen het toe wanneer de beroeps­ vereniging een belangrijke stem heeft bij de bepaling van de voorwaarden waaronder leraren een beroep kunnen doen op het scholingsfonds (zie paragraaf 2.) en betrokken worden bij de gesprekken in het platform van werkgevers en werknemers over sectoroverstijgende onderwerpen als de aansluitingsproblematiek en doorlopende leerlijnen (zie parafraaf 2.4). Voorwaarde is echter dat de beroepsvereni­ ging een belangrijk deel van de leraren in de verschillende onderwijssectoren vertegenwoordigt die bovendien voldoende waardering hebben voor de kwaliteit van het werk van de vereniging. Ook het initiatief tot een register van leraren (zie paragraaf 2.2) heeft alleen dan kans van slagen wanneer het voortkomt uit en ondersteund wordt door een sterke beroepsgroep.
2 .2 Register van leraren
De Commissie Leraren pleit voor een publiekrechtelijke regeling van een basisregister voor bevoegde leraren. In dit register zit een portfolio van alle leraren met hun werkerva­ ring. Tevens is vermeld hoe ze hun bekwaamheid onderhou­ den. Gebeurt dit laatste onvoldoende, dan vervalt de registratie. De op te richten beroepsvereniging van leraren gaat het register ontwikkelen en bijhouden.
Een register kan bijdragen aan meer kwaliteit van het beroep en kan daarmee ook statusverhogend werken. De Onderwijsraad heeft al eerder voorgesteld om zo’n register in te stellen7. In het verleden is ook gesproken over een register voor leraren. Dit kwam er niet omdat het kabinet toen vond dat publiekrechtelijke registratie onvoldoende aansloot bij de eigen verantwoordelijkheid van scholen en leraren voor het onderhouden van hun bekwaamheid.8 Het huidige kabinet onderschrijft die redenering. Het tot stand komen van registers is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep zelf. Het kwaliteitsverhogend effect van zo’n register kan alleen worden gerealiseerd met een groot draagvlak onder de leraren zelf.
We kiezen dan ook voor een privaatrechtelijke variant en sluiten hiermee aan bij lopende initiatieven. Periodieke (her)registratie op vrijwillige basis kan leraren stimuleren om hun bekwaamheid op niveau te houden en te verbete­ ren. De registratie wordt dan een kwaliteitskeurmerk.
Er zijn interessante voorbeelden van zulke registers, zoals het register van schoolleiders in het primair onderwijs op initiatief van de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) en het register van lerarenopleiders dat op initiatief van de Vereniging Lerarenopleiders Nederland (VELON) is neer­ gelegd bij de Stichting Registratie Lerarenopleiders (SLRo).
We zullen met de nieuwe beroepsvereniging i.o. overleggen over de manier waarop een privaatrechtelijk basisregister én een register voor excellente leraren in het onderwijs kan worden ontwikkeld en behouden. We zullen de beroeps­ vereniging i.o. vragen er bij de ontwikkeling van het registra­ tiesysteem voor te zorgen dat het niet een extra drempel opwerpt om leraar te worden. De onderwijsarbeidsmarkt moet niet veranderen in een ‘closed shop’. Ook moet een register niet leiden tot onnodige administratieve lasten.
Het is daarom belangrijk dat de beroepsvereniging een duidelijk en meetbaar eindbeeld schetst over de na te streven kwaliteit en kwantiteit. Bij kwaliteit gaat het bijvoorbeeld om de bepaling van de standaard voor registra­ tie, eisen voor behoud van registratie en voorwaarden om aan die eisen te voldoen. Bij kwantiteit gaat het erom ervoor te zorgen dat het basisregister uiteindelijk dekkend kan zijn voor (vrijwel) de gehele beroepsgroep en tevens: dat het register voor de excellente leraar het overgrote deel bevat van de leraren die daarvoor in aanmerking komen.”

15 Reacties

  1. Voortgang?
    En is er enige voortgang in de oprichting van deze beroepsvereniging? Doet SBL hier inderdaad iets aan?

    • Een beetje
      Ja, er is enige vooruitgang. Maar niet meer dan ‘enige’. Te traag, te weinig.
      De SBL doet er momenteel ‘iets’ aan, na een jarenlange focus op slechts een aspect van het OCW-plan (de beroepsregistratie). Dat er nu iets gebeurt, komt door druk door OCW en kritiek vanwege o.a. BON.

      Schrijft het OCW-plan voor dat het SBL-bestuur per 2008 bestaat uit bevoegde docenten, dat is nog niet het geval. Tenzij je er inactieve ex-docenten onder wilt scharen. Maar dat is volgens mij de bedoeling niet.

    • BON en SBL
      Niet alleen ‘contacten’. BON is zelfs sinds een jaar of twee deel gaan uitmaken van het SBL-bestuur en draagt dus medeverantwoordelijkheid voor de richting waarin SBL zich beweegt.

      Op de vorige jaarvergadering was deelname van BON aan SBL punt van discussie. De vereniging koos er voor om BON bestuurslid te laten zijn van SBL onder de voorwaarde dat BON luid en duidelijk de eigen standpunten zou laten horen (‘met veel kabaal’).

      Mark Peletier, Joost Hulshof en Ad Verbrugge hebben BON vertegenwoordigd bij SBL-vergaderingen en soms commissievergaderingen (stuurgroep beroepsregister).

      Op de ALV, en op deze website, zal Ad Verbrugge zijn zienswijze laten horen op de actuele ontwikkelingen t.a.v. SBL.

  2. Vooruitgang?
    Dank, Philippens, voor het plaatsen van dit fragment. Wat pik ik er uit?

    1. Alleen bevoegde leraren kunnen toetreden. Wat nu als het bestuur niet uit individuen bestaat, maar uit representanten van vakbonden die onbeperkt onbevoegden toelaten in hun gelederen? Mogelijk moet zo’n representant dan van zijn achterban het standpunt komen verdedigen dat onbevoegdheid toelaatbaar is en onbevoegden ook in het register thuishoren.

    2. Geen publieksrechtelijk, maar een privaatrechtelijk register. Als niet de overheid registerhouder is, dan moet een private partij dat zijn. Wie is dat dan? Wie beschikt als eigenaar over invoering, afschaffing, criteria, bijstelling? Het OCW-antwoord is ‘de beroepsvereniging’. Dat kan dus nooit een omgevormde stichting zijn, die geen achterban (leden) heeft om verantwoording aan af te leggen.

    3. ‘Het initiatief ligt bij leraren’. Dat is een praktisch bezwaar: relatief ongeorganiseerde leraren komen niet zelf met zo’n initiatief. SBL heeft actief vakverenigingen opgezocht, maar dat is tot op heden geen geslaagd huwelijk. Ook al omdat de huwelijkse voorwaarden vooral van SBL uit gingen.

    4. Verschillende afdelingen per sector. Dat lijkt mij een uitstekend plan, en ik zou zelfs zo ver gaan om die afdelingen eigen bevoegdheden te geven. Dus de afdeling VO besluit over de registratiecriteria VO, de afdeling PO adviseert over de arbeidsvoorwaarden PO etc. Het hoofdbestuur volgt in principe de adviezen uit de afdelingen. Alleen zo voorkom je dat afdelingen tegen elkaar worden uitgespeeld, of dat minderheidsbelangen continu sneuvelen.

    5. Businessplan per 2008. Nooit meer wat van gehoord. OCW voert de druk op.

    6. Draagvlak is essentieel voor groei en succes. Daar heeft SBL zich weinig aan gelegen laten liggen.

    7. Geen onnodige administratieve lasten. Dus geen onzinportfolio’s over generieke competenties, puh-lease.

    • vergelijk
      Misschien is het goed de ervaringen rond NSAregistratie (Directeuren Basisonderwijs) mee te nemen? Dan hoeft het wiel niet weer uitgevonden te worden.

      • en ook..
        Nivra (registeraccountants) en het BIG-register (beroepen in de gezondheidszorg).

  3. niet met je laten sollen
    De besturen van grote scholenorganisaties hebben met volle kracht ingezet op het devalueren van de leraar van (in de klas) zelfstandige expert tot een productiemedewerker op de werkvloer en in toenemende mate in de werkzalen van een diplomafabriek. Voor de buitenwereld werd dat gecamoufleerd door de leraar voortaan een professional te noemen en zo hebben de schoolbesturen lange tijd de Nederlandse samenleving voor de gek weten te houden. Van Bijsterveldt lijkt besloten te hebben om ook aan het toneelspel bij te dragen. Alsof leraren nog steeds, zoals artsen en advocaten, een eigen verantwoordelijkheid mogen hebben worden ze aangemoedigd zich te verenigen in een beroepsvereniging terwijl ze als productiemedewerkers behoefte hebben aan een vakbond die zich inzet voor de teruggave van hun vroegere rechten. Hun trots en permanente zelfstandigheid ontleenden de leraren vooral aan een zware scholing in hun leervak. Die was zo zwaar dat ze gemakkelijk en meestal zonder bijscholing accentverleggingen in hun vak aankonden. En nu blijkt dat die beroepsvereniging zich uitgerekend moet concentreren op een vermeend gebrek aan vermogen bij de leraren om veranderingen in hun leervak bij te houden. Onder deze omstandigheid draagt een beroepsvereniging niet bij aan het vergroten van de status van de leraar maar breekt die verder af. Goed geschoolde docenten moeten daarom geen medewerking verlenen aan het ontstaan van zo’n beroepsvereniging.
    Seger Weehuizen

    • Twee kanttekeningen
      Beste Seger,
      We hebben zowel behoefte aan vakbonden die voor de belangen van de leraren opkomen als aan een beroepsvereniging.
      En ik zie ondanks alles positieve ontwikkelingen. De LIA is gestart en de AOB-tanker lijkt langzaam te gaan draaien. Van beide clubs ben ik lid.
      Daarnaast hebben we een vakvereniging nodig die de inhoudelijke kant van het lerarenberoep veilig stelt. “Goedgeschoolde” leraren moeten niet meer voor de voeten worden gelopen door de (on)Raden.
      Als je inlogt op beroepsverenigingleraren.nl kom je bij mij terecht. Die site stel ik straks ter beschikking zodra er een betrouwbare vereniging is die het vakmanschap weer centraal wil stellen.

      • beroepsverenigingleraren.nl
        beroepsverenigingleraren.nl dat noem ik nu eens handelen met visie! En dat je ontluikende knopjes ziet die zullen gaan bloeien. Philippens je toont leiderschap!

        • Lijderschap
          Ik had het niet over knopjes, maar over eitjes.
          Toen ik vorig jaar in de zomer ons nestkastje opendeed omdat ik al een tijd geen koolmeesjes meer zag aanvliegen, lagen daar zo’n twintig nooit uitgekomen eitjes in.
          Ik bedoel maar.

      • Soms lastig!
        Toch is het soms lastig: ik heb bijvoorbeeld al twee bevoegdheden: Nederlands en Maatschappijleer. Daarnaast voel ik me op dit moment vooral betrokken bij de inhoudelijke kwaliteit van de technische beroepsopleiding die we als klein team samen vormgeven. Het heeft niet direct met mijn bevoegdheden te maken, maar wél met het leeuwendeel van mijn dagelijks werk.
        Bij welke vakvereniging moet iemand als ik zich aansluiten? Drie lijkt me toch wat veel van het goede.
        Sowieso is de vraag of de vakleraren van de diverse beroepen ook geacht (verplicht?) worden zich te organiseren. Het gaat dan maar om relatief kleine groepen docenten, waarvan een deel absoluut wars is van organisatie.

        • Geen zorgen
          Nee Hinke,
          Leraren worden persoonlijk lid van een beroepsvereniging.
          Lidmaatschap van een vakvereniging naar keuze of helemaal niet verplicht. Nu zijn ook maar 5% van de docenten lid van zo’n club.

        • samenwerken?
          Nu Hinke, wat denk je van samenwerken? Jij nederlands en je collega maatschappijleer en dan samen uitwisselen? Het is maar een suggestie, hoor.

          • wie gaat nu starten met een beroepsvereniging?
            Waarom nemen we het heft niet in eigen handen en starten we een beroepsvereniging! Los van al die verschillende partijen en groepen?
            En dan voor MBO, VO, PO apart. En als dat loopt, dan de volgende stap!

Reacties zijn gesloten.