Leraren en klassengrootte

Aleid Truijens haalt in haar reaktie op Evelien Tonkens’ pleidooi voor verkleining van de klassen iets te gemakkelijk haar gelijk met te beweren dat er geen garantie is dat leerlingen in een klas van 15 beter zouden presteren dan in een klas van 30, zolang er iemand voor de klas staat die maar wat aanrommelt (Volkskrant dinsdag jl.). Zo iemand immers wil je voor geen enkele klas hebben en kan dus ook niet als maatstaf dienen voor de onderbouwing van de stelling dat klassengrootte niet uitmaakt. “In zo’n klas”, zegt Aleid, “wordt talent minder herkend……een grotere klas trekt zo’n leerling misschien mee omhoog”. Zou kunnen, maar je moet wel zuiver blijven vergelijken dus niet grote klassen met goede leraren t.o.v. kleine klassen met rommelaars. Dan heb je je gelijk bij voorbaat maar wel op oneigenlijke gronden. Ook zet ik mijn vraagtekens bij een andere vergelijking,die ze maakt Ze schrijft: “landen, die in de PISA-ranking hoog scoren zoals Hongkong en Korea kennen akelig grote klassen”. Mogelijk, maar zitten wij op een onderwijssysteem en -cultuur als ze daar hebben te wachten ? Ik weet het niet.
Op dezelfde pagina als de column van Truijens staat overigens een ingezonden brief van een muziekleraar uit Haarlem, die er enige tijd geleden mee gestopt is en nu zegt dat klassen van 15 leerlingen hem zeker zouden doen overwegen om de stap terug naar het onderwijs te maken. De kwestie ligt blijkbaar toch genuanceerder dan algemene praat over het nut van klassenverkleining. M.a.w. in sommige typen onderwijs heeft klassenverkleining duidelijker aanwijsbaar effekt dan in andere. Truijens stapt mijns inziens te gemakkelijk over het mogelijk positieve effekt van kleinere klassen heen ook al heeft ze McKinsey aan haar zijde. In een onderzoek van deze organisatie zouden factoren als klassengrootte en het aantal lesuren “totaal onbelangrijk” zijn. Lijkt me toch sterk.

11 Reacties

  1. kleinere klassen
    In lessen met een hoorcollege-achtige opzet zal de klassengrootte weinig uitmaken. Ik gok zo dat veel lessen in Hongkong zo’n opzet hebben. Maar in lessen met een werkcollege-achtige opzet, zoals wij die in dit land veel hebben, maakt het wel degelijk verschil, lijkt mij. Een leerling die vastloopt bij een opdracht steekt van de les meer op als hij twee minuten moet wachten tot de leraar hem kan komen helpen, dan wanneer hij daar twintig minuten op moet wachten.

    En los daarvan zijn er ook minder directe positieve effecten van kleinere klassen: ze betekenen minder correctietijd, dus meer lesvoorbereidingstijd, dus (kans op) betere lessen. En ze betekenen dat meer mensen leraar willen worden, en er bij sollicitaties dus voor de beste kandidaat gekozen kan worden in plaats van voor de enige.

    • Volens mij is het een
      Volens mij is het een misvatting dat kleinere klassen een efficiency verbetering (minder correctietijd, meer lesvoorbereidingstijd) opleveren. Immers komen er meer klassen, wat deze voordelen (ik denk meer dan) teniet doen.

  2. Lang leve de kleine klassen
    Doordat de technische beroepen helaas weinig belangstelling trekken hebben wij bij MBO-techniek lekker kleine klassen. Het is heerlijk werken, de correctie is veel kleiner, je hebt een leukere relatie met leerlingen en hun ouders, je haalt de probleemgevallen eerder boven water, ze krijgen meer aandacht etc. etc.
    Ik zou nooit en dan ook nooit meer terug willen naar de VMBO-klas met 30 leerlingen die ik vroeger had. Deze lijken meer op de intensieve veehouderij dan op een goede leersituatie.
    Een klas die kleiner wordt dan 8 is echter eigenlijk niet leuk meer. De uitdaging gaat er dan af. Ook de leerlingen vinden dat niet zo fijn. Ze willen wel wat variatie.

    Het argument van de goed presterende landen gaat niet op. Ze hebben daar sowieso een prestatiecultuur en individualisme is daar een minder groot goed dan in dit land.

    • Binnen het P0
      kun je beter ’n groep van 30 hebben, die ongeveer op ’t zelfde niveau zitten, dan ’n groep van 15, met 3 rugzakjes, 5 gedragsproblemen en 4 taalachterstanden.

      • Maar weer beter “’n groep
        Maar weer beter “’n groep van 15, met 3 rugzakjes, 5 gedragsproblemen en 4 taalachterstanden” dan een groep van 30 met 6 rugzakjes, 10 gedragsproblemen en 8 taalachterstanden. Het was een open deur.

  3. Kleinere klassen en slechtere leraren
    Ik denk dat Aleid wel degelijk een eerlijke vergelijking maakt (voor zover dat in de puntigheid van een column kan). Als je de klassen halveert en leraren niet meer klassen geeft (Tonkens, Classica en Hinke Douma lijken leraren meer klassen geven niet eens als mogelijkheid te zien), dan moet je dubbel zoveel leraren hebben. Dat mag natuurlijk niet 2 keer zoveel kosten (Tonkens wil de extra kosten goedmaken door toetsen te schrappen, en dat levert niet zoveel op). Dus moet het salaris van de leraar nog verder omlaag en dus zul je de eisen voor leraren moeten verlagen.

    Zelfs als je het salaris voor de leraar hetzelfde houdt (en dus 2 keer zoveel uit gaat geven aan onderwijs), dan nog zal het niet lukken om genoeg leraren te vinden. Inderdaad zullen sommige goed opgeleide mensen wel leraar willen worden als ze klassen van 15 hebben in plaats van klassen van 30, maar ik weet vrijwel zeker dat dit er niet tienduizenden zijn (en dat zul je nodig hebben als je het aantal leraren wilt verdubbelen). En dan krijg je dus dat de dames van de kinderopvang met alleen een VMBO diploma voor de klas komen.

  4. ja en nee
    Meer klassen ja, meer klassen per leraar alleen als ook de contacttijd wordt verminderd. Daar zou ik niet voor zijn: een leerling is niet veel beter af als hij twee uur wiskunde per week krijgt in een klas van twintig in plaats van drie uur in een klas van dertig.

    • Echt lesgeven
      Twee uur echt lesgeven in een klas van 20 levert meer op dan drie uur in een klas van 30 wanneer daar de helft van de tijd aan zelfwerkzaamheid wordt besteed, zoals vaak gebruikelijk. Uiteraard hebben de leerlingen dan meer huiswerk, maar dat kan ook wel als ze minder lesuren hebben.

  5. Problemen van vmbo veel fundamenteler, dan zorg aan LWOO leerl.
    Rond het huidige vmbo bruist het aan alle kanten, wekelijks wordt er wel ergens een nieuw traject, breed uitgemeten in de media gelanceerd, kortom in dat onderwijstype is dus blijkbaar nog veel mis, wegblijven daar’ is onmiskenbaar het stille advies geworden.
    Eigenlijk is aan dynamiek niets verkeerds, totdat er “te veel” voor komt te staan, juist dat “te veel” slaat op de grote van de lesgroepen in het vmbo, namelijk heel veel instructie aan leerlingen gaat daar één op één, en zeker met praktijkvakken is anders vaak niet mogelijk.
    Voorbeeld; één leerling van 14 jaar gaat leren werken met een draaibank, zo’n dergelijke machine kost rond de 20.000 euro, dit is dus goed vergelijkbaar met een gemiddelde nieuwe personenauto. Dus als een rijinstructeur 20 leerlingen (van dan 18 jaar) tegelijkertijd leert autorijden, komen we al een heel eind verder in het begrijpen van het vmbo probleem.
    Wat dus nodig is, is dat er door gedegen onderzoek onder vmbo docenten, wordt vastgesteld wat de meest gewenste groepsgrootte voor hun vak is?
    Onbegrijpelijk genoeg is dit namelijk nog nooit gebeurd.

    • Welkom L. Hanemaaijer
      Welkom op het beste onderwijsforum van Nederland.
      Wat u aangeeft is natuurlijk juist, maar het is in niemands belang dat ook te weten. Uw oplossing is namelijk te eenvoudig, er komt geen adviesbureau of reoganisatie aan te pas en is te duur. Het zou overheveling van geld betekenen van managers en bestuurders naar de werkvloer. Dat is wel het laatste waar men op zit te wachten. Die flitsende projectjes die wekelijks worden gelanceerd zijn beduidend seksier, bestuurders kunnen daarmee voor de dag komen en hun speeltje, de school, wordt voor hen een stuk leuker. Zomaar degelijk onderwijs verzorgen waar docenten de belangrijkste stem hebben, je dienstbaar opstellen tov de docenten, dat is allemaal buitengewoon vervelend. Daarvoor ben je toch geen manager geworden..

Reacties zijn gesloten.