Verslag van een ‘miniconferentie’ over de toekomst van SBL – 7 november 2008

Op 7 november waren Michel Couzijn en ik namens BON bij een bijeenkomst van SBL. Het was een brainstorm -en discussiesessie over de toekomst van SBL. Allerlei ontwikkelingen geven hier aanleiding toe, niet het minste de mogelijke oprichting van een Stichting voor het Onderwijs. Die oprichting is nog onzeker, maar iedereen gaat er vanuit dat er iets zal komen; een voor de hand liggende vraag is wat de relatie zal zijn tussen SBL en zo’n SvhO.

Michel en ik hebben een aantal punten naar voren gebracht. Dit zijn volgens mij de twee belangrijkste:
1. SBL is sterk intern gericht: ‘laat de leraren hun eigen kwaliteit organiseren’. Dat is niet zo gek, aangezien alle aangesloten organisaties organisaties van leraren zijn. Dit klinkt in mijn ogen als ‘geen inmenging in onze zaken’. BON pleit ervoor dat allerlei anderen – denk aan vervolgonderwijs en ouders – een rol krijgen in de organisatie van ‘kwaliteit’. Je loopt anders allerlei risico’s, bijvoorbeeld (a) dat het interne idee van kwaliteit heel anders is dan de buitenwacht het ziet, en (b) dat ‘wij leraren’ elkaar vooral het hand boven het hoofd houden.
2. Over de vormgeving van de registratie lopen de meningen uiteen. We hebben vandaag gepraat over de vraag of je op meerdere manieren geregistreerd kan worden. De vakbonden zien zichzelf graag niet als vakbond maar als vakorganisatie; wat dat in de praktijk precies betekent, en hoe dat zich verhoudt tot hun rol aan de onderhandelingstafel, heb ik nog niet helder kunnen krijgen. Als vakorganisatie willen zij graag, vergelijkbaar met de Nedelandse Vereniging van Wiskundeleraren of de Federatie Levende Talen, registraties kunnen verzorgen. Ik heb geprobeerd helder te krijgen of je dan naast elkaar een leraar wiskunde ‘geregistreerd via de NVvW’ en een leraar wiskunde ‘via de vakbond’ kunt hebben, maar dat is niet gelukt.

Hoe nu verder? Er komt, op basis van de discussies vandaag, een advies aan de minister over de toekomstige rol en positie van SBL. Dat advies zal in het bestuur nog aan de orde komen, ik ben benieuwd hoe dat eruit zal zien, gezien de verschillen van mening die we vandaag gezien hebben. We gaan het zien …

21 Reacties

  1. Ik word hier niet erg gelukkig van
    Ik vrees dat mijn twijfels over de SBL alleen maar groter worden. Het oprichten van een nieuwe stiichting voor het onderwijs, zonder dat duidelijk is wie er wat waarom mee zou willen en wie er waar en wanneer aan mee willen doen lijkt eerder een oefening in alliteratie en het verder dichtkleien van de laag boven ons dan dat het werkelijk zin kan hebben voor beter onderwijs. En dan ook nog de dubbele rollen van alle betrokken gremia. Dergelijke fuiken zijn bij het zeevissen verboden, maar voor leraren kan het allemaal wel. Betaald uit de vakbondsgelden en de onderwijsgelden.

  2. SBL en SBO nee; ReNGL ja.
    In het “Leerkracht” / Advies van de Commissie Leraren (“Rinnooy Kan”) staat:

    ===
    De SBL wordt omgevormd tot de Beroepsgroep Leraren, een vereniging
    voor en door leraren. De Beroepsgroep Leraren behartigt hun belangen
    op landelijk niveau als het gaat om de kwaliteit van het leraarschap en
    steunt hen bij kwaliteits- en deskundigheidsbevordering. Alle bevoegde
    leraren kunnen hiervan lid worden. De Beroepsgroep Leraren houdt een
    publiekrechtelijk basisregister van zijn leden bij, waarin hun werkervaring
    en scholing wordt geregistreerd. Wanneer een leraar zijn deskundigheid
    onvoldoende bijhoudt, vervalt de registratie. Daarnaast wordt
    een register bijgehouden van excellente leraren, die aan strenge additionele
    kwaliteitseisen voldoen.

    De Beroepsgroep certificeert het scholingsaanbod voor leraren, en werkt
    nauw samen met de waar nodig geactiveerde beroepsverenigingen voor
    leraren. Leraren kunnen zich, afhankelijk van de sector, daarin vrijelijk
    organiseren rond vakgebied, doelgroep of schooltype, en zo – afhankelijk
    van draagvlak en organisatiegraad – betrokken zijn bij scholingsinitiatieven
    en vormen van kwaliteitshandhaving.
    Het huidige Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) wordt omgevormd
    tot een Stichting van het Onderwijs. Deze stichting wordt verantwoordelijk
    voor de organisatie van periodiek strategisch overleg tussen
    de vertegenwoordigers van onderwijswerkgevers en -werknemers en de
    centrale overheid.
    ===

    In de afgelopen Vakwerk, die van voor de zomervakantie, is mijn forumbijdrage afgedrukt waarin ik verslag deed van een sessie van docenten/schoolleiders met staatssecretaris Van Bijsterveldt. Die hele kwestie van het organiseren van de docentenmacht kwam toen ook aan de orde; ik had op dat moment eigenlijk geen idee hoe dat moest.

    Dat SBO ken ik sinds deze week pas, door het nieuwsbericht op nu.nl; lees en huiver:
    www.nu.nl/news/1844692/36/%27Leraren_tevreden_door_slimmer_werken.html

    Ik denk dat Rinnooy Kans advies op dit punt gewoon niet goed is. Kunnen we een beter alternatief verzinnen? Ik doe een poging, en kraak het vooral af, want alleen zo kunnen we tot iets beters komen.

    Is het best haalbare op dit punt gewoon niet dat er weer een écht concurrerende vakbond komt, een vakbond waardoor ook eerstegraders zich vertegenwoordigd voelen (zoals vroeger dat NGL, waar ik eens over las) en waar ontevredenen van de bestaande bonden onderdak kunnen vinden? Ja, ik weet het, er is het AVV en LiA, maar dat slaat voorlopig nog niet aan, is mijn indruk. En waarom slaat het niet aan: onder meer omdat het oprichten van een organisatie ontzettend veel tijd en inspanning kost. Juist iets wat docenten er absoluut niet bij kunnen hebben. Maar de overheid is er verantwoordelijk voor dat de academici het onderwijs uitgejaagd zijn. Je kunt registreren wat je wilt, maar dat helpt niets. De overheid moet de schade helpen herstellen door forse maar ook tijdelijke subsidies te geven aan groepen docenten die met een goed voorstel komen en in staat worden geacht om e.e.a. van de grond te tillen. Fors, omdat haast geboden is en het anders nooit van de grond komt. Tijdelijk, omdat subsidie in principe bedoeld moet zijn om mensen en organisaties op eigen benen te leren staan. De overheid zou natuurlijk strikte voorwaarden aan zo’n subsidie moeten stellen. Je zou je ook kunnen voorstellen dat docenten die in de LB of LC-schaal zitten, de lidmaatschapskosten voor een bepaald deel vergoed krijgen. Dat zouden dan wellicht die scholingskosten kunnen zijn die nu vaak aan verkeerde dingen worden uitgegeven, de studiemiddagen en snoepreisjes en zo.

    Het zijn maar losse ideeën, maar die ideeën ventileren doe ik liever dan dat ik voor de zoveelste keer steeds die toch weer aanfloepende registratiekaarsjes moet uitblazen.

    • Vraagje.
      In hoeverre zal BON betrokken worden bij de oprichting en werking van de nieuwe stichting voor Onderwijs. Of ligt het in de bedoeling om met de oprichting van de stichting een aantal partijen (waaronder BON) buiten spel te zetten. Immers ik lees zoiets als “als de stichting is opgericht is de eerste vraag, wat nu met de SBL”.
      Of ben ik nu te wantrouwend?

    • BON-certificaat
      Wanneer een leraar zijn deskundigheid onvoldoende bijhoudt, zou zijn registratie in het publiekrechtelijk basisregister van de leden van De Beroepsgroep (van bevoegde) Leraren vervallen.
      Waar het om gaat is de civielrechtelijke consequentie van een registratie of niet-registratie. Het klinkt allemaal onschuldig: “Alle bevoegde leraren KUNNEN hiervan lid worden”. Je hoeft er dus geen lid van te worden en ik interpreteer dat zo, dat je ook zonder geregistreerd te zijn na het behalen van de betreffende bevoegdheid een vaste aanstelling op een school kan krijgen. Anders is het woord KUNNEN hier misleidend.
      Er zullen beslist leraren zijn die zonder bijscholing hun werk goed blijven doen. Als leraren in dat geval gewoon hun werk kunnen blijven doen en niet financieel gestraft worden is er niets aan de hand. Of een leraar wel of niet goed is moet in de eerste plaats beoordeeld worden op grond van extern gemeten eind-prestaties van zijn leerlingen. Omdat die misschien niet alles weergeven wat een docent geacht wordt over te dragen moet een docent ook een gepaste eenmalig verstrekte en onvervreembare ‘bevoegdheid” (voornamelijk kennis van het te doceren leervak) hebben.
      Als een openbaar toegankelijk curriculum vitae heeft een register wel voordelen. En net zoals Michelin sterren aan restaurants (en dus in feite hun koks) uitdeelt zo mag het BGL natuurlijk best sterren aan scholen en leraren uitreiken. Maar de meest prestigieuze onderscheiding voor scholen moet natuurlijk het BON-certificaat worden
      Seger Weehuizen

  3. SBL
    Helemaal GEEN registratie: ik krijg de naam “Kulturkammer””op het netvlies. Geslaagd zijn voor een benodigde opleiding is voldoende. Natuurlijk zijn de organisatoren van diie heerlijke studiedagen voor deze “officiele” manier om hun zakken te vullen. Maar laar de volgende hoeveelheid bureaucratie en papierwerk weg: de goede docent heeft dit niet nodig. De slechte weet zich straks via onechte “”vaardigheden” naar boven te wrikken. Maar veel cursusjes volgen zegt niets over je kwaliteit als leraar.

  4. Tmesis docent en examinator
    Als ouder, maar mogelijk niet als representatief voor de ouders, ben ik van mening dat het voor ouders, leerlingen EN goede leraren het beste is dat de voortreffelijkheid van de leraar in de eerste plaats vastgesteld wordt op grond van resultaten die leerlingen bij externe examens behalen. Laat scholen er voor zorgen dat een leraar in de regel 2 jaar achter elkaar dezelfde klas houdt en wel zo dat telkens na 2 jaar zijn leerlingen een slotexamen kunnen afleggen, b.v. VWO1,2, VWO3,4 en Eindexamen VWO. Een leraar waarvan de leerlingen op die examens gemiddeld slecht scoren moet daarvoor een aanvaardbaar excuus hebben. Bij voorbeeld een te laag ingangsniveau van de leerlingen of uitzonderlijk veel lastige leerlingen. Het belang van deze beoordeling als hoofdkriterion is dat het voor de goede leraar zijn positie t.o.v. de schooldirectie en het schoolbestuur versterkt. Een ander voordeel is dat de schoolproefwerken voornamelijk diagnostische waarde hebben en gezanik over proefwerkcijfers achterwege kan blijven. Omdat de leraar zijn klas 2 jaar houdt en gelijke proefwerken van parallelklassen niet nodig zijn krijgt de leraar weer een grote mate van vrijheid en verantwoordelijkheid terug. Als ouder stuur ik mijn kind in de eerste plaats naar school om daar dingen te leren en te begrijpen. Die 2-jaarlijks externe examens moeten garanderen dat dat ook gebeurt.
    Seger Weehuizen

    • Tweejaarlijkse examens: een slecht plan
      Seger, die tweejaarlijkse examens lijkt me een slecht plan. Sowieso is het moeilijk uitvoerbaar, omdat je vaak helemaal niet dezelfde klas twee jaar achter elkaar lesgeeft, maar ook omdat het, voor veel meer jaarlagen dan nu aan het eind van het schooljaar (dat ook nog eens per regio verschilt) een organisatorisch examencircus op gang gaat brengen, waar ongetwijfeld ook externe examentrainingsbureautjes flink aan gaan verdienen. En wat gaat dat dan zeggen over de kwaliteit van de docent?

      Maar zelfs al zóu je de kwaliteit van de docent kunnen meten, los van alle verstorende factoren, via een denkbeeldige alwetende machine, wat schiet je daar dan als docent mee op? Dat je een fijn gevoel hebt omdat je preciezer weet hoeveel beter of slechter je bent dan je collega’s? Dat je een fijn gevoel hebt over de hoogte van je loon, omdat het nu “rechtvaardig” is? Dat je tegen je schoolleiding kunt zeggen: “Kijk, zó goed ben ik nou?” Je begrijpt het al: ik geloof hier totaal niet in.

      Waar ik wel in geloof, is dat schoolleiders er meer belang bij gaan krijgen om goeie docenten binnen te halen en vast te houden. En wie of wat een goeie docent is, dat weten ze best; zelfs conciërges weten dat vaak heel goed. Het is zinloos om er een bureaucratisch registratie-, controle- en afrekensysteem op los te laten; mensen blijven steeds maar in die val van dat georganiseerde wantrouwen trappen. Kleine scholen, een goeie beloning voor goed-opgeleide docenten, betrouwbare eindexamens; veel meer is er niet nodig.

      • Engeland
        Ik zal Engeland maar weer eens noemen: hier hebben we om de twee jaar centrale examens (12, 14, 16 en 18 jaar).

        Ging bij de 14 jarigen overigens goed mis dit jaar. De overheid had een Amerikaans bureau ingehuurd dat er een potje van maakte. De traditionele Engelse examenbureaus (o.a. die van Oxford en Cambridge) weten het in het algemeen echter goed te organiseren.

        • Re: Engeland
          Ik weet heel weinig van de Engelse situatie, maar het beeld dat ik ervan heb, voor zover het het openbare onderwijs betreft, is dat het onderwijs daar voor een ontwikkeld land niet al te best is. Dat beeld is ontstaan door:
          – een documentaire op Canvas (België) over een docente die na een paar decennia terugkeerde in het onderwijs en daar compleet overvallen was door de kaalslag die daar had plaatsgevonden (chaos, beklemmende voorschriften, brak lesmateriaal);
          – de bedroevende Engelse lesboeken waar ik als docent zelf vier maanden mee gewerkt heb op een TTO-school;
          – Britse collega’s die ik toen bij een uitwisseling heb gesproken;
          – het boek “I’m a teacher, get me out of here” (Francis Gilbert);
          – het bestaan van veel particuliere scholen, waar dus kennelijk behoefte aan is.

          Mijn indruk (die dus best verkeerd kan zijn) is dus niet dat het Engelse openbare onderwijs zo’n succes is, ook niet met die tussentijdse examens.

          • Re: Re: Engeland
            Het Engelse onderwijs is de afgelopen 10 jaar enorm veel beter geworden. Wellicht is het beeld dat bij jou ontstaan is het beeld van 10 jaar geleden. Nederland loopt zo een 10 jaar op Engeland achter (Thatcher versus Ritzen met bezuinigingen, invoering Het Nieuwe Leren,…). Het cruciale element in het ‘omturnen’ van Engeland lijkt het vastleggen van doelen te zijn en het toetsen of die doelen gehaald zijn.

            Particuliere scholen zijn een overblijfsel uit het verleden, zoals confessionele scholen in het seculiere Nederland. Ze zijn inderdaad beter en ouders die het kunnen betalen doen dat vaak. Ik denk niet dat op dit moment een groot stelsel van particuliere scholen van de grond zou komen als het er vanoudsher niet al was; hetzelfde met confessionele scholen in Nederland. Een andere optie om een goede school te verzekeren is een huis kopen in een ‘catchment area’ van een goede openbare school: identieke huizen aan verschillende kanten van dezelfde straat kunnen hierdoor tienduizenden ponden in prijs verschillen. Naar verluid is hetzelfde het geval in Frankrijk. In Nederland geven sommige mensen hun kinderen op bij een goede basisschool nog voordat ze geboren zijn….

          • Engeland / vragen
            Even nog wat vragen:

            Waaraan kun je zien/merken dat het Engelse openbare onderwijs duidelijk beter is dan het Nederlandse?

            En klopt het dus dat het in Engeland zo is dat ouders, als het om openbare scholen gaat, geen vrije schoolkeuze hebben? En dat de enige manier om aan beter onderwijs te komen dus is door er extra geld tegenaan te gooien, danwel voor een particuliere school, danwel via, zoals je beschreef, een duurder huis in een bepaald gebied zodat je je kind bij die school kunt inschrijven? En wat motiveert slechte scholen in Engeland om beter te worden, als ze toch op de leerlingen in een catchment area kunnen rekenen? Ofwel: hoe wordt slecht onderwijs daar afgestraft?

            Verder nog een vraag: hoe zit het in Engeland met het scholingsniveau en de betaling van de docenten? Is er daar, net als in Nederland, ook een probleem met academici voor de klas?

            Ergens staat me ook vaag bij dat het onderwijs in Schotland een stuk beter is dan in Engeland. Klopt dat, en zo ja: waaraan ligt dat?

          • Re: Engeland/vragen
            Ik woon pas anderhalf jaar in Engeland en heb geen kinderen, dus ik mijn ervaring en kennis is relatief beperkt.

            *Kwaliteit Engels onderwijs versus Nederlands onderwijs. Ik ga hier af op het niveau van binnenkomende studenten. Ik geef wiskundeles aan eerstejaars en heb dat ik Nederland ook 8 jaar gedaan. In Nederland was er een duidelijk neergaande trend in prestaties. In het laatste jaar was elke algebraische kennis afwezig. Hier in Engeland is dat geen probleem (er worden ook hier natuurlijk af en toe fouten gemaakt, maar dat was in Nederland ook altijd al zo). Natuurlijk werk ik bij een goede universiteit en heb ik dus alleen zicht op de top, maar dat was in Nederland ook zo: daar had ik alleen natuurkunde en wiskunde studenten. Mijn eigen ervaring wordt ondersteund door het recente TIMSS onderzoek waarin Engeland beter scoort dan Nederland.

            *Er is in Engeland wel sprake van vrije schoolkeuze. Bij overschrijving zijn er regels voor het verdelen van de plaatsen, catchment area is er daar belangrijk in. Goede scholen zijn altijd overschreven en dus maakt je alleen maar kans als je in de catchment area woont. Anders moet je naar een slechte openbare school of een particuliere school. Voor scholen is het belangrijk om goed onderwijs te geven: dan heb je maar aanmeldingen dan plaatsen en ben je dus ‘vol’ (goed voor de werkgelegenheid) en heb je i.h.a. de aantrekkelijkere leerlingen.
            Slechte scholen worden afgestraft door krimp (verlies van banen), het les moeten geven aan probleemleerlingen etcetera.
            De overheid is hier verder een systeem van ‘academies’ gestart. Daarin worden slechte scholen opgeheven en vervangen door nieuwe scholen. De vervangende school krijgt de bovenmeester van een goede school of wordt bestuurd door een universiteit of iets dergelijks. Dit schud de boel goed op.

            Het scholingsniveau van docenten is ook hier een probleem. Private scholen weten wel academici aan te trekken (vaak zonder lerarenopleiding, die lerarenopleiding kan ze gestolen worden). Salarissen kun je hier vinden.

            Het onderwijs in Schotland is slechter dan in Engeland (ook volgens TIMSS). Reden: Schotten zijn dommer 🙂
            Zonder gekheid: de UK is groot en er zijn grote regionale verschillen. Het zuiden is (veel) rijker dan het noorden en dat vertaalt zich in schoolprestaties.

      • Een dynamisch schild
        Waar het mij om gaat is dat een goede leraar gewoon zijn gang moet kunnen gaan. Zonder de druk van de coördinatiedrang van managers en zonder dat de directie of het schoolbestuur de docent voorschrijft hoe hij moet les geven. Het probleem is: Hoe stel je vast dat een leraar “goed” is. Het hoofdcriterium moet zijn dat de leerlingen veel van hem opgestoken hebben. Dat moet hem sacrosanctus maken. Maar hoe bepaal je of de leerlingen veel van een docent hebben opgestoken? Door de leerlingen nadat ze 2 jaar les van de docent gehad hebben een extern opgesteld en beoordeeld examen te laten afleggen. Het resultaat daarvan bij één bepaalde klas bepaalt op zichzelf niet of een docent goed is. De leerlingen kunnen zwak in capaciteiten geweest zijn of met achterstanden de 2 schooljaren begonnen zijn. Maar gemeten over meerdere klassen en meerdere jaren moet, mits aan statistische voorwaarden voldaan is, betrouwbaar vast te stellen zijn of een leraar voldoende “goed” is. Het resultaat kan de leraar bescherming bieden tegen bemoeizucht en machtsmisbruik van zijn bazen. Geen functioneringsgesprekken meer die bedreigend zijn of beoordelingen door leerlingen die door sympathie of antipathie een vertekend beeld kunnen geven.
        Seger Weehuizen

        • Docenten beoordelen / nog maar eens een keertje
          Seger schrijft:
          “Waar het mij om gaat is dat een goede leraar gewoon zijn gang moet kunnen gaan.”

          Maar als je resultaten gaat meten en die docent weet dat er gemeten gaat worden, dan is de kans groot dat je allerlei bijverschijnselen krijgt die je niet wilt. De docent kan de neiging krijgen zich alleen op het meetbare te concentreren. Weliswaar is dat het hoofdcriterium, maar van een docent kun je tussen de regels door veel belangrijks leren dat niet goed of zelfs helemaal niet meetbaar is.

          Seger schrijft:
          “Het probleem is: Hoe stel je vast dat een leraar “goed” is.”

          Accepteer nou maar gewoon dat dat niet goed kan op een objectieve manier. Verstandige schoolleiders, conciërges die hun ogen goed open houden, leerlingen die les van ze krijgen, ouders die met ze spreken; ze weten het allemaal eigenlijk wel, zonder dat ze het meten.

          “Door de leerlingen nadat ze 2 jaar les van de docent gehad hebben een extern opgesteld en beoordeeld examen te laten afleggen.”

          Dus als je niet beoordeeld wilt worden, loont het dus om nooit twee jaar achter elkaar dezelfde klas te houden. Of als je goed beoordeeld wilt worden, houd je de klassen die lekker lopen, en geef je de moeilijke klassen (zoals nu overigens ook al te vaak gebeurt) aan die nieuwkomer.

          Een bijkomend probleem is dat er geen vaststaande lessentabel meer is. Op de ene school krijgen leerlingen maar 1 uur van een bepaald vak in een bepaald jaar; op de andere school 2 uren. Op weer een derde school wordt het in combinatie met een ander vak gegeven. Zo lekker makkelijk te vergelijken allemaal.

          “Het resultaat kan de leraar bescherming bieden tegen bemoeizucht en machtsmisbruik van zijn bazen.”

          Die bazen geven die docent dan gewoon een paar jaar geen vaklokalen, of alleen maar late uren op donderdag- en vrijdagmiddag in de klassen die hij het tweede jaar ook heeft, om die bedreigende (want goeie, dure, kritische) docent in de hoek te drijven. Of ze gaan er andere criteria bijhalen die ze dan veel zwaarder gaan meewegen.

          Er is maar één bescherming die werkt, en dat is niet een heel meet-, en beoordeel-circus, want dat heeft bij mijn weten wereldwijd nergens in het onderwijs ooit gewerkt, maar gewoon het beproefde systeem:

          – kleine scholen;
          – hoogopgeleide+goedbetaalde docenten;
          – betrouwbare eindexamens.

          • Docenten beoordelen
            Ik ben het grotendeels met je eens.
            Alleen die bazen die kritische docenten in de hoek drijven – misschien komen die wel voor, maar bij mij op school zeker niet.

            Nog een beoordelingsprobleem is het volgende.
            Een klas leert (in mijn geval) scheikunde niet alleen door het vak scheikunde. De kwaliteit van de lessen wiskunde, natuurkunde, biologie, filosofie, grieks e.d. is ook van grote invloed. Geen enkel vak staat helemaal los. Als alle andere docenten er niets van bakken heb je als goede docent ook weinig kans. En als alle andere docenten heel goed zijn val je als slechte docent niet gauw door de mand.

            Daarom is het ook niet erg als een beginnend docent met zijn lessen nog niet zo goed uit de verf komt. Dat wordt gecompenseerd door de kwaliteit van degenen die al langer voor de klas staan. Een gevarieerd docentencorps staat borg voor continue kwaliteit.

          • ingewikkeld hoor,
            maar als “alle andere docenten er niets van bakken”, des te groter is de kans voor een goede docent om zich te profileren. Leerlingen voelen dat heel snel aan .

          • Profileren
            Leerlingen voelen dat zeker aan.
            Maar het meten is het probleem. Uit examenresultaten zal de kwaliteit van de docent in zo’n geval niet blijken. Hoogstens dat het bij zijn vak minder erg is dan bij de andere vakken…

            Verder ben ik liever een van de vele goede docenten, dan de enige.
            (Gesteld dat ik, zoals ik hoop, een goede docent ben. Wat dat dan ook wezen moge.)

          • Inzake beoordelen
            Wat Em70 schrijft is de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid. Amen.

          • Goed volgens wet en rechter
            Bij de rechtspraak komt het voor dat iedereen er van overtuigd is dat een bepaalde persoon ergens aan schuldig is maar de rechter die persoon vrij spreekt omdat hij vindt dat een bewijs in juridische zin niet geleverd is. Als ik het heb over het bepalen of een docent “goed” is gaat het er niet om dat mensen binnen de school overtuigd daarvan moeten worden maar dat een schoolbestuur niet via de rechter een leraar die zij graag kwijt willen kunnen ontslaan omdat hij “slecht” zou zijn. Voorwaarde is natuurlijk wel dat goede onderwijsresultaten als het belangrijkste kriterion geldt bij het bepalen van het “goed” of “slecht” zijn van een docent. De pesterijen waarmee de directie de effectiviteit van de lessen van een bepaalde docent probeert te verminderen lijken mij juridisch aantoonbaar. Ik zie in dat het minder belangrijk maken van andere beoordelingskriteria met zich mee kan brengen dat de beoordeling van de docent onbillijk wordt of dat de docent zich te zeer gaat concentreren op examenresultaten. Vandaar dat van de docent alleen maar geëist mag worden dat zijn leerlingen op de afsluitende examens aan een bepaalde norm voldoen.
            Een klas behoudt voor een bepaald leervak normaal gedurende het gehele schooljaar dezelfde docent. Dat zouden 2 schooljaren moeten worden. Resultaten voor een bepaald vak vergelijken kan soms binnen eenzelfde school plaats vinden.
            Als de wetgever de positie van de leraar versterkt door hem recht op grote vrijheid te geven in planning en uitvoering van zijn lessen, het ontslag van een leraar zeer bemoeilijkt en sancties via salarisschalen onmogelijk maakt zijn tussentijdse externe examens om de besproken reden natuurlijk niet meer nodig.
            Seger Weehuizen

          • Re: Goed volgens wet en rechter
            Seger, als een organisatie, of het nou een bedrijf of een school is, om wat voor reden dan ook van iemand af wil, dat zal dat altijd lukken. De vraag is alleen hoeveel tijd en geld het die organisatie zal kosten. Alleen in Duitsland kan een werknemer terugkeren naar zijn oude baan als die van de rechter gelijk krijgt. Maar in Nederland kom je altijd uit op “verstoorde arbeidsverhoudingen” en delft de werknemer altijd het onderspit.

            Ik herhaal dat het optuigen van een systeem van regeltjes om bepaalde misstanden te voorkomen een hoop gedoe is waarmee je weinig opschiet. Het doet me een beetje denken aan het beveiligen van je huis tegen inbraak door middel van veel traliewerk voor je ramen, waardoor je tegelijkertijd jezelf opsluit bij brand.

            Je wilt als docent niet zozeer sterker staan in een langdurige, energievretende strijd; je wilt gewoon dat het systeem zo is dat een schoolleiding aan jouw kant staat, en helemaal niet gemotiveerd wordt om een strijd met jou aan te gaan, en dat je relatief makkelijk kunt overlopen naar een andere school (met een ander bestuur) als je merkt dat je schoolleiding níet aan jouw kant staat. Als je ergens alleen nog kunt blijven werken omdat je kunt wijzen naar cijferjes en regeltjes, dan wíl je daar toch al niet eens meer werken?

Reacties zijn gesloten.