Een drempel voor potentiële ouderleden

”Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten”. Als BON-lid van het “eerste etmaal” weet ik wat hier bedoeld wordt: Maak een einde aan de verderfelijke macht en regelzucht van schloolbestuurders en managers. Het is een uitbreiding van het kernpunt “Geef de docent zijn vak terug”. Wanneer de docenten hoogopgeleid zijn zijn zij ook deskundig en begrijpen zij het beter dan de niet-onderwijsgevenden op school hoe binnen de school goed onderwijs gegeven kan worden. Het primaire proces van een school is lesgeven en dat gebeurt in de klas en het management moet in dienst staan van dat primaire proces waarvoor de leraren in de eerste plaats verantwoordelijk zijn. Het management, de directies en de schoolbesturen moeten een interface naar de buitenwereld vormen en de directeur zou eigenlijk een rector magnificus moeten zijn die voor een paar jaar door de docenten gekozen is.
Mijn opvattingen over goed onderwijs sporen uitstekend met die van de meeste op deze site schrijvende BON-leden en ik durf hen zonder aarzelen mijn kinderen en kleinkinderen toe te vertrouwen.
Maar ouders die niet goed ingevoerd zijn en niet weten wat in BON speelt kunnen worden afgeschrikt door het kernpunt: “Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten”. Als ouder wil je in principe uit van elkaar verschillende scholen kunnen kiezen en als op alle scholen de docenten het voor het zeggen hebben zou het onderwijsaanbod misschien wel eens weinig gevarieerd kunnen worden. En als ik met andere ouders een nieuwe school opricht overeenkomstig onze (hun en de mijne, in dit voorbeeld niet BON’s en de mijne)ideeën (als dat ooit weer mogelijk zou worden) en de docenten maken daar de dienst uit dan gaat daar het onderwijs misschien een kant op die ik helemaal niet wil. BON vindt dat ik mijn kinderen met huid en haar aan de grillen van de leraren moet overleveren.
Ik vermoed dat om boven beschreven reden de kernpunten van BON veel ouders weerhouden om lid van BON te worden en daarom zou ik willen dat aan de kernpunten van BON iets toegevoegd wordt dat de aantrekkingskracht van BON voor de ouders verhoogt.
Seger Weehuizen

31 Reacties

  1. 57 variaties
    Ik denk dat ‘de docent’ niet bestaat. De variatie in docenten zal wel bijna net zo groot zijn als de variatie in ouders. Wanneer je stelt dat de zeggenschap meer bij docenten moet komen te liggen houdt dat allerminst een eenheidsworst in. Verwante geesten zoeken elkaar op op hen aansprekende scholen.
    Het enige wat al die scholen en docenten gemeen horen te hebben is het streven naar inhoudelijk goed onderwijs.

    • Is inhoudelijk ook didactisch?
      Met dien verstande, hopelijk, dat onder ‘inhoudelijk goed onderwijs’ ook verstaan moet worden didactisch goed onderwijs.

      Dat is geen vanzelfsprekendheid, aangezien in dit forum nogal eens (vak)inhoudelijke aspecten van onderwijs worden afgezet tegen didactische aspecten.

      • vek en vakdidactiek
        Ik denk dat vak en (goede)vakdidactiek voor het overgrote deel volledig parallel zouden moeten lopen. Belangrijker dan vakdidactiek is echter dat de leraar in staat is om overzicht en orde in een groep te houden en dat hij in de goede zin van het woord van de leerlingen houdt, ze serieus neemt.

        Als ik bij wiskunde kijk, dan is de opbouw van de stof vreselijk belangrijk. Je moet kinderen geen 2e graads functies voorzetten als ze de 1e graads functie niet goed beheersen. Je moet niet met algebra beginnen als ze op de basisschool nooit formeel met breuken hebben leren werken. Dat kun je didactiek noemen, maar ik noem het de impliciete opbouw van het vak zelf. Het is inherent aan de wiskunde. Er is geen didactiek denkbaar die dat verandert: die zou namelijk het vak veranderen en de wiskunde vervangen door iets anders. Precies wat er ook gebeurd is, helaas.

        Natuurlijk moet je als vakman bereid zijn na te denken over wat leerlingen moeilijk kunnen vinden, maar ik denk dat het expliciet maken van je eigen vakkennis daarbij een veel betere hulp is dan de “didactiek” van dat vak. Bij wiskunde is de laatste 30 jaar uit erkend wetenschappelijk didactisch inzicht eigenlijk alleen het realistisch rekenen gekomen. Nou, dat is foute boel. De erkende didactiek werkt averechts. Een goede vakman die die didactiek niet ter oren is gekomen, zou het beter doen dan iemand die daardoor wel is aangestoken. Hij zou nooit op het wereldvreemde idee van kolomsgewijs optellen zijn gekomen. Bij natuurkunde speelt iets dergelijks.

        Maar ook bij onderwijs in moderne vreemde talen is er een sterke didactische stroming die heeft bepaald dat kinderen vooral in reële situaties geleerd moet worden, met zo min mogelijk regels en grammatica. Een vakman zonder die didactische “kennis” zou het in mijn ogen beter doen en uitleggen hoe de grammatica van de taal werkt en welke gevolgen dat heeft voor de spelling en de schrijfwijze van de taal.

        Eigenlijk ken ik geen enkele didactiek die wel werkt (ook bij geschiedenis is bv de door de didactici afgedwongen thematische opzet en het zelf onderzoeken (googelen) een wangedrocht. Vakdidactici schijnen zich te willen afzetten tegen de vakbeoefenaars door vreemde “inzichten” naar voren te brengen, die vreemd zijn aan de opbouw en structuur van het vak zelf.

        Vakdidactici willen simpelweg nieuwe dingen bedenken, maar zijn geen vakwetenschappers. Het werkt net zo als bij ondewijskundigen: die willen ook wat nieuws bedenken. Doen ze dat niet, dan valt de bodem onder hun vak uit.

        Daarentegen geloof ik wel in iets als cognitieve psychologie en hersenonderzoek. Dat kan zinvolle informatie verschaffen.

        Conclusie: vakkennis alleen is niet genoeg, je moet ook iets met groepen kunnen en sterk in je schoenen staan en van leerlingen houden. Dat is soms moeilijk genoeg en over groepsprocessen valt best veel te leren. Maar vakdidactiek….Ik zie het nut er niet van.

        • Niet overal kommer en kwel
          Ik wil niets afdoen aan jouw ervaringen met wiskunde en wiskundedidactiek, maar ik herken ze niet in mijn eigen vak, Nederlands. Daar bestaat geen “erkende didactiek” of een Freudenthal Instituut dat die uitvent. Er bestaan uiteenlopende opvattingen over ‘de opbouw van het vak’, omdat taalvaardigheid, taalkunde en literatuur nu eenmaal geen vaste hiërarchische of logische structuur hebben, zoals ook de grootste wetenschappers op dat gebied grif zullen toegeven.

          Ik kan wel iets triviaals noemen als dat je niet met samengestelde zinnen moet beginnen als leerlingen de enkelvoudige zin nog niet onder de knie hebben, maar zulke gezichtspunten lossen geen serieuze didactische problemen op.

          Er zijn uiteenlopende schoolboeken, met uiteenlopende aanpakken en uiteenlopende aandacht voor vakonderdelen, die niet door Freudenthal Instituten of andere kongsi’s van vakdidactici worden gemaakt of aanbevolen. De collega’s op de scholen zouden ook veel te eigenzinnig zijn om er klakkeloos gehoor aan te geven. Ik ken geen vakdidactici die hun eigen ideeën ‘afdwingen’ of scholen welke aanpak dan ook ‘verbieden’. Ik ken geen collega die grammatica- of spellingonderwijs verbiedt of afdwingt of bagatelliseert; de beroepspraktijk is leidend en de vakwetenschap een klankbord.

          Net als leraren zijn vakdidactici ook mensen, met onderling verschillende specialismen, stokpaardjes en blinde vlekken. Maar in je kwalificatie dat zich per se ‘willen afzetten tegen de vakbeoefenaars door vreemde “inzichten” naar voren te brengen, die vreemd zijn aan de opbouw en structuur van het vak zelf’ en die koste wat het kost ‘nieuwe dingen’ willen inbrengen, herken ik mij en mijn collega’s niet.

          Het onderwijs verbeteren willen we allemaal – en daarmee bedoel ik dus ook de docenten – maar daarbij zijn blinde ideologie en eigenwaan bij ons beduidend minder van invloed dan je beschrijft voor wiskunde.

          • Je opmerkingen verergeren het probleem alleen maar Couzijn
            Ik denk inderdaad dat de situatie niet overal hetzelfde zou zijn als bij wiskunde. Maar eigenlijk versterkt dat mijn argument. Misschien is het mijn wiskunde achtergrond die me parten speelt, en ik bedoel het niet als een poging gelijk te krijgen, maar als je eerder opmerkt dat leraren verstand van didactiek moeten hebben, en nu zegt dat er over de didactiek van het Nederlands veel verschillende meningen bestaan, dan kom ik daarmee niet verder. Als de experts het onderling niet eens zijn en strijdige uitspraken doen, hoe kan ik als eenvoudige docent daar dan raad bij zoeken? Helpt het me niet veel en veel meer om mijn eigen boerenverstand te volgen (geënt op mijn ervaring met kinderen en de kennis van mijn vak)? Kennelijk zijn er helemaal geen geaccepteerde didactische inzichten. Het probleem is dat je het als leraar ook niet even kunt uitproberen, kunt kijken wat het beste werkt. Doen we gestructureerde grammatica, of zetten we kinderen vooral in een rijke (taal)leeromgeving. En dan een jaartje of zo wachten en kijken wat het beste is.

            Mijn punt was: bij wiskunde was die de facto erkende didactiek er wel, maar… foutje bedankt. Bij taal is die erkende didactiek er niet, maar dan heb je ook geen handvat als docent.

            Je zult wellicht zeggen dat het zinvol is om van verschillende stromingen kennis te nemen zodat je je repertoire kunt uitbreiden, maar de keuzes voor het repertoire blijven ongefundeerd. Hooguit is het een gevoelskwestie of… boerenverstand. Daarbij komt dat te veel zelf verzinnen en kijken of het werkt niet bepaald een garantie is voor gestructureerd onderwijs. De leerling is proefkonijn van een onwetenschappelijke docent/onderzoeker.

            Bij deze fundamentele twijfel komt praktijkervaring. Ik heb in het verleden als pabo docent ook veel gesproken met en geluisterd naar mensen met kennis van de leesdidactiek. Daar heeft zich een vergelijkbare situatie voorgedaan. De didactiek is “gekanteld” en de resultaten zijn bekend. Bij geschiedenis: van chronologische kennisoverdracht naar thematisch en onderzoeksgericht. Een duidelijke didactische verandering denk ik. Maar ook hier zijn de resultaten negatief.
            Uit die ervaringen en uit de fundamentele problemen die ik hiervoor noemde, kan ik alleen maar concluderen dat zo goed als elke didactisch geïnspireerde keuze verkeerd is geweest. Vakinhoudelijk geïnspireerde keuzes hebben daarentegen gezorgd voor het stabiele en hoogwaardige onderwijs dat we tot de jaren tachtig hadden.

            Dat betekent niet dat er nooit iets kan veranderen. Techniek kan nieuwe dingen mogelijk maken, en bestaande zaken minder nuttig (talenpracticum, tv, computer, internet), menselijke verhoudingen kunnen veranderen (zelfstandigheid leerlingen, hiërarchie docenten), hersenonderzoek kan bepaalde inzichten brengen, maar ik pleit voor een sterke koppeling van de vakdidactiek aan het vak.

          • vakdidaktiek
            Ik werk zelf op een MBO4-opleiding. Het vak Nederlands is daar reeds enige jaren geleden vervangen door communicatie. Onze leerlingen zijn afkomstig van het VNMBO-tl, maar ook Kaderberoepsgericht (officieel toelaatbaar). Deze leerlingen kunnen slecht spellen, beheersen geen grammaticale begrippen (wat is een zelfstandig naamwoord, mevrouw?) en maken ongelooflijke fouten. Al die jaren werd er op het MBO niets meer gedaan aan grammatica en spelling, wel aan bv. “vergaderen en presenteren”. Nu er zoveel negatieve publiciteit naar voren komt over het rekenen en spellen van MBO-leerlingen, moet er weer aandacht worden besteed aan deze vaardigheden, maar dat wordt tussen de andere vakken gepropt, zodat er van een logische opbouw geen sprake is. Die opbouw ontbreekt trouwens ook al op het VMBO. Laatst presteerde een leerlinge op alle fronten slecht. Nog eens haar diploma VMBO-tl erbij gehaald: slechts een vak op het CS voldoende, verder alleen 3en en 4en, alles gecompenseerd door de SO’s.

        • Het nut van vakdidactiek – of het gebrek daar aan
          Een vakdidacticus is voor alles een lerarenopleider, die studenten in een beroepsopleiding vertrouwd maakt met de praktijk van het lesgeven in het vak, met oog voor bestaande tradities, formele eisen, te maken keuzes, kernproblemen en mogelijke oplossingen.

          Als vakdidacticus ben ik geen waardenvrije nihilist. Niet alle manieren van lesgeven zijn precies even goed, niet alle studenten zijn even goed, en er bestaan relevante beoordelingscriteria. Feitelijk leerresultaat van de leerlingen bijvoorbeeld. Of een feitelijke inlossing van een wens of verwachting van de student c.q. docent zelf (bijv. ‘leesplezier opdoen’ of ‘leerlingen kritisch maken op gebreken in hun tekst’ of ‘minder faalangst bij spreekbeurten’).

          Op die gebieden kan ik hen adviseren. Dat is iets anders dan ‘evidence based’ beweren dat ik precies weet hoe het moet. Ik kan ook geen 100% succesgarantie bieden. Maar dat maakt mijn advies, feedback of oordeel nog niet ‘nutteloos’, zoals je impliceert.

          Overigens zijn veel studenten bij de (eerstegraads lerarenopleidingen) uitstekend te spreken over vakdidactiek. Het is een van de onderdelen waarvan ze jaar in, jaar uit beweren dat ze er graag meer van willen weten, meer college over willen hebben etc. Als wat jij schrijft waar is, nl. dat vakdidactiek geen nut heeft, dan hebben hier heel veel mensen zich in de afgelopen twintig jaar stevig zitten vergissen.

          • Vakdidactiek en vakdidactiek
            Vakdidactici zijn niet allemaal hetzelfde. Sommigen geven (ook) les op VO-scholen, sommigen geven (alleen) les op een lerarenopleiding en sommigen geven al heel lang geen les waar dan ook meer (sommigen bij het Freudenthal Instituut). Hoe verder van de dagelijkse lespraktijk in het VO, hoe ridiculer de uitspraken lijkt de vuistregel.

      • Nog meer variaties
        Nee, ik bedoel met inhoudelijk de lesstof die aan de orde behoort te komen. Over de didactiek hoeven die docenten (op verschillende scholen) het nadrukkelijk niet eens te zijn: zolang die docenten hun leerlingen maar dezelfde lesstof bijbrengen mogen ze zelf uitmaken met welke didactiek ze het doen. Kiest docent X voor een kringgesprek dat opent met ‘wat hebben jullie in het weekend gedaan’? Ik zou het niet doen, maar wanneer het werkt heeft X mijn zegen.

        • Een goede leraar moet zijn vak verstaan én goed kunnen uitleggen
          Wat klopt er dan niet aan de uitspraak “Scholen en docenten moeten streven naar goed onderwijs, zowel vakinhoudelijk als didactisch”?

          Ik ben het graag met je eens dat de verantwoordelijkheid voor didactische keuzes bij elke individuele docent moet liggen. Leraren verschillen onderling zeer, en moeten de gelegenheid hebben hun eigen sterke kanten in hun lessen te benutten. Leerlingen zijn allerminst gebaat bij didactische eenheidsworst.

          Maar dat laat onverlet dat het streven naar didactisch goed onderwijs – hoe verscheiden ook – tot de hoofdverantwoordelijkheden van de leraren en de school behoort.

          Wat als een school een zojuist gepromoveerde vakdocent in dienst neemt, die zijn vak inhoudelijk uitstekend verstaat, maar zich didactisch zwak manifesteert? Daar ken ik voorbeelden van. Inhoudelijk goed zijn in je vak is geen garantie voor goed leraarschap. Als zo’n docent zich na enige tijd niet verbetert, ligt er toch een verantwoordelijkheid voor de schoolleiding, dunkt me.

          • Inzake didactiek
            U en ik vinden allebei dat er door alle scholen naar didactisch goed onderwijs gestreefd moet worden. Mijn nadruk op ‘inhoudelijk’ komt omdat ‘inhoudelijk’ goed te herkennen is op alle scholen (als iedereen de derde wet van Kepler moet behandelen, zie je dat altijd wel ergens terug). Didactisch op één lijn zitten is ook wel te herkennen, maar het streven naar didactisch goed onderwijs zou wel eens verborgen kunnen blijven in een brij van goede bedoelingen en mooie woorden.
            Ben je didactisch sterk als iedereen vindt dat je goed uitlegt, waarna de gehele klas een onvoldoende scoort op een repetitie (gemeenschappelijk in de sectie)? Misschien heb je dan wel het verkeerde uitgelegd…Of ben je didactisch zwak als enkele leerlingen niets van je uitleg snappen? Misschien dat die leerlingen hun les niet voorbereid hebben, of boven hun niveau zitten….Ik denk dat de begrippen didactisch sterk en didactisch zwak heus wel gehanteerd kunnen worden, maar dat je er uitermate terughoudend mee moet zijn. Om die reden zal het naar mijn mening nagenoeg ondoenlijk zijn om in een school het streven naar ‘didactisch goed’ onderwijs te herkennen.

  2. Eens
    Seger, ik ben het met je eens dat ouders er in de ‘punten’ van BON wat bekaaid afkomen en dat dit jammer is.

    • Ouders en BON
      Zonder enige twijfel ben ik een groot aanhanger van alle idealen waar BON voor staat. Ik onderschrijf ook alle kernpunten.
      Maar toch kan ik me wel vinden in Malmaison’s opmerking. Voor ons klinken de kernpunten etc. als vanzelfsprekend.
      Echter er zullen wellicht ouders zijn die worden afgeschrikt (lid te worden van BON) als ze lezen “Zeggenschap over de inrichting v.h onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten”. En als ik sommige (een groot deel, helaas!!) docenten in ogenschouw neem, zou ik als ouder ook direct afhaken. (Dit betreft net als bij Malmaison niet jullie, leden van BON!) Dus misschien dat dit kernpunt iets meer genuanceerd zou moeten worden.
      Verder vraag ik mij het volgende af: Is er wel genoeg bekendheid over ons bestaan bij ouders? (Dus los van het vraagstuk over de formulering van genoemd kernpunt.) Ik kom nog steeds docenten tegen die niet eens van BON’s bestaan afweten, dus laat staan dat ouders ervan
      afweten. Of zie ik dat verkeerd?
      Maar als ik dat wel goed zie, kunnen we er dan niet iets aan doen om de bekendheid groter te maken?
      Marlie

      • Bekendheid bij leraren en ouders
        Ik denk dat je gelijk hebt. We zijn bij ouders nog lang niet bekend genoeg. Voor wat betreft het nuanceren van het kernpunt over de rol van de docent, begrijp ik het argument wel. Misschien kan er een betere verwoording worden bedacht, maar formulering van kernpunten moet ook kernachtig. Inhoudelijk wordt het ook lastig. Als je zegt dat de zeggenschap over het onderwijs bij de ouders moet liggen, dan ontken je je eigen professionaliteit. Lijkt me ook lastig werken in een groep van 30 kinderen met ouders die bepalen wat je wel en niet doet. Iets anders is dat ouder en leerlingen (en leraren) keuzevrijheid moeten hebben bij de keuze van hun school. Dat is al lang niet meer het geval. Bij MBO en HBO is alles CGO geworden, bij de basisschool is alles realistisch rekenen.

        Ik denk ook niet dat dit specifieke kernpunt voor ouders een reden is om geen lid te worden. BON is regelmatig in het nieuws en het kernpunt waar we het over hebben komt dan zelden op die manier naar buiten. Ik denk dat het beeld dat mensen van ons hebben eerder is dat we tegen de onderwijsvernieuwingen van de laatste decennia zijn, dan dat we een machtsclub voor docenten zijn. Maar ik kan me vergissen, onze tegenstanders proberen ons wel af te schilderen als een stelletje ouwe docenten die hun zin willen hebben.
        Dat er leraren zijn die nooit van ons gehoord hebben vind ik idioot. Lezen die mensen de krant niet? Lezen ze zelfs de artikelen over hun eigen beroep niet? Het is in mijn ogen een diskwalificatie van de betrokken “collega’s”. Helaas verrast het me niet.

        • Kernpunt moet kernachtig zijn
          Inderdaad 25-12-45, kernpunten behoren “kernachtig” te worden geformuleerd. En zo snel schiet mij ook niet een betere formulering te binnen. Dit kernpunt kan m.i. dan maar beter zo blijven staan. Anders loop je het risico dat er iets nieuws (dat oudervriendelijker is) wordt verzonnen waar dan vervolgens onduidelijkheid over onstaat.
          Ook geef ik je gelijk dat ouders die wel lid (willen) worden, ons niet zullen zien als een “machtsclub voor docenten”. Maar ik vrees echt dat wij niet bekend zijn bij een grote groep ouders, die ons gedachtengoed misschien van harte zouden willen ondersteunen als zij ons zouden kennen. Het betreft dan waarschijnlijk ouders die zich inderdaad afvragen wat er allemaal binnen de school van hun kinderen gebeurt. Of er bv wel voldoende ondernomen wordt door directies om bevoegde, goed opgeleide docenten voor de klas
          te krijgen. (etc. etc.)
          En helaas JA, ik kom nog steeds leraren tegen die BON niet kennen. Soms met een zeer positieve reactie, met als gevolg een nieuwe aanhanger van BON. Maar helaas gebeurt nog vaker het tegenovergestelde. Men vindt het onzin en vindt alles wel goed zoals het is. Die groep heeft soms wel onvrede over de gang van zaken, maar voelt zich niet geroepen om actief deel te nemen aan een eventuele verandering. Of men zegt doodleuk: ik zit mijn tijd wel uit. En er is een grote groep die natuurlijk wel vaart bij de nieuwe regels etc o.a BIO en FUWA-systeem. Die halen liever witte voetjes bij de directie dan dat ze zich druk maken om de kwaliteit van het onderwijs. Zijhebben er geen belang bij om lid te worden van BON.
          Hoe dan ook: hoe meer ouders te benaderen? Tenminste dat lijkt me echt super-belangrijk. Want ook directies (en overheid)zijn gevoelig voor ouders, tenminste als het ze goed uitkomt. Ik zou best met een aantal Bonners hierover een idee willen uitwerken. Of is dit een vreemd voorstel?
          Marlie

          • ouders en BON
            Interessant onderwerp, en uitstekende commentaren.

            Met Malmaison en Mark79 ben ik het eens, dat ouders een meer ondersteunende taak toekomt inzake onderwijs. Ouders staan vrijwel overal aan de zijlijn, op afstand : in de school, op lokale en regionale nivo’s, in de landelijke organisaties, in den Haag en zelfs in de politiek.

            BON zou er goed aan doen, ouders een dergelijke plaats te geven : kwalitatief ondersteunend, een plaats die ook nog kwantitatief aantikt bij schoolorganisaties en in den Haag.

            Schoolorganisaties (dat weten we uit de praktijk), de besturen dus, zijn van nature tegen dit idee. Reden temeer voor BON, om ouders een plaats te geven. Den Haag huivert bij het idee. Nog een goede reden.
            Veel docenten zijn tegen, maar als de juiste vorm en toon gevonden worden, kan de co-habitatie voortreffelijke resultaten laten zien. In elk geval beter dan de school over laten aan “het bedrijfsleven” – of aan de banken, zeg maar.

            [Voor de duidelijkheid : ik heb het niet over de vader van Pietje, die komt klagen over diens leraar. Het gaat om het collectieve belang dat ouders hebben in onderwijs. Die staat in relatie tot het belang van docenten, maar zeker niet tegenovergesteld daaraan.]

            Het idee (ouders bij BON betrekken) staat ook niet haaks op het beginsel dat docenten de school vormen, die dragen en sturen. Het gaat om de synergie, ieders rol, een duidelijk complementaire functie. Hier en daar bestaat zoiets wel in het onderwijs, maar te sporadisch.

            Wie wil er mee doen met Marlie, om dit uit te werken voor BON ?
            [ref :
            kernpunt kernachtig | ingediend door Marlie | zo 19/10/2008]

            maarten

          • @Maarten en Marlie, hierover
            @Maarten en Marlie, hier wil ik als ouder wel een steentje aan bijdragen.

            De rol van ouders is inderdaad een hele vreemde. Als je het onderwijs bekijkt van uit een marktgedachte (en dat vind ik niet direct een hele slechte), dan kan je een school zien als een fabriek, die opgeleide kinderen produceert, met de ouders als afnemers (klanten). Even los van het feit dat ik deze beschrijving niet een erg gelukkige vind, zou je dan wel concluderen dat de ouders zouden betalen, en meer zouden willen betalen als het product beter is. En in de markt geldt het gezegde: wie betaalt, bepaalt. Overigens gaat dat dan alleen op als ouders ook inderdaad direct aan de school betalen. Maar: in deze zienswijze geen invloed van de ouder anders dan het kiezen van de school die het beste product aflevert.

          • BondcoachZonderLand, bedankt
            voor de reactie en het meedenken.
            Ik zie dat van die “klanten” denk ik wel veel ruimer. Niet alleen ouders, ook leerlingen zijn klanten. Indirect echter raakt het onderwijs als “product” natuurlijk de gehele maatschappij. Daarom is het zo belangrijk !!!
            Vandaar ook, en ik hoop dat ik dat goed formuleer, dat een ieder lid kan worden van BON die goed (beter) onderwijs een warm hart toedraagt.

            Maar terug naar de groep ouders: zij zijn natuurlijk heel direct betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. En ik denk dat we hen actiever en/of op een andere manier zouden moeten benaderen. Dat is niet alleen voor hun kinderen van belang, maar het is met name van belang voor de hele samenleving. Want laten we wel wezen, ouders zijn wel geïnteresseerd in de school van hun kind(eren), maar zij zien bijvoorbeeld niet of de docenten die hun kroost onderwijzen, wel bevoegd zijn of niet. Hoeveel ouders zouden bijvoorbeel weten dat het schoolmanagement tegenwoordig kan en mag bepalen wie geschikt is om voor de klas te staan.
            Ook denk ik dat veel ouders een bepaalde “drempelvrees” hebben naar scholen toe en/of vanzelfsprekend vinden dat alles op de school van hun kind wèl goed geregeld is.

            Als we ouders op een andere wijze weten te benaderen, dan denk ik dat de groep ouders vele malen groter zal worden. Overigens ken ik de huidige cijfers niet, sorry, niet zo slim natuurlijk.

            Hoe dan ook, ik hoop dat er nog een aantal belangstellenden zijn, zodat we concreet iets kunnen ondernemen richting ouders. Zegt het voort………
            Marlie

          • Betalen ouders?
            Ik heb herhaaldelijk de zienswijze verdedigd dat ouders via een omslagstelsel, waarbij een gedeelte van het belastinggeld voor onderwijs wordt uitgegeven schoolgeld betalen. Op grond daarvan zouden ouders moreel gerechtigd zijn om de kosten die zij maken door hun kinderen naar niet-gesubsidieerde onderwijsinstellingen te sturen te claimen voor zover die de kosten die de overheid anders voor hun kind gemaakt zou hebben niet overschrijden. Deze zienswijze vindt steun in de grondwet die burgers het recht geeft om bijzondere gesubsidieerde scholen op te richten. Persoonssubsidie verschilt volgens mij niet wezenlijk van instellingssubsidie en een AOW-er mag ook zelf weten hoe hij zijn AOW-geld uitgeeft. Maar de grondwet gaat hier wel kort door de bocht want waarom zou de overheid onderwijs überhaupt door subsidies steunen en heeft zij bovendien een leerplicht ingesteld? Om de nieuwe staatsburgers individueel een kans te bieden op welzijn en welvaart en misschien zelfs Bildung? Of collectief gezien om de maatschappij welvarend te maken zodat iedereen het goed heeft? Geen van deze laatste 2 opvattingen vormen een rechtvaardiging om ouders met een vrije schoolkeuze ter wille te zijn. Ouders hebben natuurlijk ook dan wel controle over het onderwijs maar alleen maar via het parlement zoals dat geldt voor de politie en de organisatie van de rechterlijke macht. In die situatie past het ook niet om privé-scholen toe te staan. Je mag immers ook geen eigen politiecorps oprichten of eigen rechters voor je eigen groep benoemen. Het oprichten van bijzondere scholen is op dit moment praktisch onmogelijk gemaakt. Door het toestaan van privéscholen naast het gratis aanbieden van onderwijs pleegt de overheid een aanslag op de rechtsgelijkheid van de burgers. Alleen burgers die het zich kunnen permitteren om dubbel voor onderwijs te betalen hebben recht om hun kinderen afwijkend onderwijs te laten volgen.

          • Vrijheid van onderwijs
            De vrijheid van onderwijs zoals in de grondwet vastgelegd is geen vrijheid voor ouders, maar de mogelijkheid voor de kerken om hun indoctrinatiescholen door de overheid te laten betalen.

            Andere organisaties dan kerken (zoals vrije scholen, montessorischolen etcetera) hebben in de tussentijd ook ‘indoctrinatiescholen’ opgericht.

            Het is allemaal heel erg gericht op instituten en niet op mensen. Zoals wel vaker in Nederland….

          • vrijheid van onderwijs (ref. mark79)
            Vrijheid van onderwijs, in principe door de grondwet vastgelegd, wordt door de overheid praktisch “bemoeilijkt” (zeg maar : onmogelijk maakt) want door allerlei bestuurlijk opgeworpen hindernissen geplaagd.
            In principe kan wél iedereen, die dat wil, een school oprichten. Praktisch is dat sisyphus arbeid.

            Het is een aantal Montessori-scholen en vrije scholen wél gelukt. Wat daar “indoctrinatie-school” aan is, begrijp ik niet helemaal.

            Ooit (1917) is het principe van vrijheid van onderwijs in de grondwet gekomen – art 23 : de schoolstrijd, aangestuurd, ja bevochten door de kerken – confessioneel bijzonder onderwijs.

            Ruim daarna kwamen de eerste scholen voor algemeen bijzonder onderwijs. Die werden niet kerks aangestuurd (in tegendeel, uiterst gedwarsboomd), maar opgezet door vrijzinnige stromingen of door anders-gezinde individuele groepen van mensen. Dat waren of zijn Montessori-, Dalton-, Freinet-, Jenaplan scholen en vrije scholen. Sommige van deze zijn nu zelfs algemeen openbare scholen.

            Je kan natuurlijk zeggen dat die scholen indoctrinair zijn geinspireerd. Met even goed recht kan je zeggen dat openbare scholen een indoctrinaire leermethode, een fossiele didaktiek hanteerden, en dat daarin de aanleiding lag voor alternatieve scholen, nu doctrinair genoemd.

            Maria Montessori, was dat een doctrinaire natuur ? Rousseau ? Wat te denken van (ad random) Voltaire, Galilei, Bruno ; Luther, Zwingli ? Ik laat Calvijn er even buiten.

            maarten

          • Dat kan ook eenvoudiger
            Dat kan ook eenvoudiger geregeld. Indien er vrijheid van het stichten van een school is en een goed werkend lumpsum financieringssysteem, kan een privé school worden opgricht die deels door de staat wordt gefinancieerd, net als iedere andere school.

          • Hoe staan Bonners eigenlijk
            Hoe staan Bonners eigenlijk t.o.”thuis onderwijs”?
            In andere landen niet ongewoon, hier verboden.
            Eeen mogelijke uitvlucht van ouders uit slecht onderwijs….

          • Gedoogd
            Die Koelewijn die al zijn kinderen thuisonderwijs geeft om religieuze redenen wordt wel regelmatig lastiggevallen met rechtszaken, maar heeft vooralsnog voor zover ik weet nog steeds geen van zijn kinderen op school zitten. Hij geeft aan dat hij zijn kinderen wel naar school wil doen, maar er geen kan vinden die aan zijn eisen voldoet. Datzelfde argument zou iemand die kwaliteitsonderwijs voor zijn kinderen wil ook kunnen gebruiken neem ik aan?

          • Nee
            Thuisonderwijs op religieuze gronden (als er geen school van jouw religie is) mag wel, maar op kwaliteitsgronden mag het niet (de overheid gaat uit van de fictie dat scholen voldoende kwaliteit hebben).

          • thuis onderwijs
            n.a.v. mark79 “nee” :

            [quote]
            Thuis-onderwijs op religieuze gronden mag wel ; op kwaliteitsgronden mag het niet.
            [unquote]

            Zo is het precies. Conclusie : de overheid is een meerkoppig, ja hypocriet monster, simultaan aangestuurd door ambtenaren. Systeem geschraagd door “de politiek”. Wie anders wil, wordt democratisch weggestemd.

            [Zomaar een recent voorbeeld, eigenlijk off topic : de schoolboeken-operette.]

            Hoe werkt het ?

            [1]
            de verantwoordelijke instantie (ambtenaren van het ministerie) staat thuis-onderwijs toe ; ze moeten wel, want de grondwet ;
            [2]
            in het ministerie hebben ze er echter geen zin in ;
            [3]
            anderen (op armlengte van het ministerie) steken er een stokje voor : frontlinie, de Inspectie ;
            [4]
            bij de Inspectie werken functionarissen met de nodige bekwaamheid naast onbenullige niet-gekwalificeerde individuen (aantoonbaar !) ;
            er is een curieuze mix van inzetbare expertise, aangevuld -als het moet- met de inbreng van andere instanties ; ze werken aanvankelijk door respijt te geven (niet de wet, maar regelgeving);
            [5]
            als dat niet genoeg is, worden lokale bestuurders en ambtenaren (de wethouder, de “leerplichtambtenaar”, gewoonlijk een wetsgetrouw individu met weinig benul van onderwijs, vriendelijk gezegd) en politici gemobiliseerd om elk dreigend schisma in de lokale onderwijs-structuur te onderdrukken. Vrijheid van onderwijs, gegarandeerd door (beperkt tot) de bestaande school-structuren.

            Whatever je mag denken van de bekwaamheid van thuis les gevende goedwillenden (minstens dubieus), het gedragspatroon van deze wets-dienaren is tot in hun vezels hypocriet.

            Slaap zacht, burgers. Ambtenaren (sommigen zeker ook uit goede wil) “behoeden het onderwijs”, ze vinden de mogelijke wegen om niet te moeten toestaan wat de grondwet garandeert.

            Klassiek beeld van de ambtenaar die zweert bij zijn taak (de wet uitvoeren), en die vervolgens -de facto- annihileert.

            maarten

          • De grondwet is een grabbelton
            Hoe anders zou het in het onderwijs toegaan als wij, zoals in Amerika, wetten, bepalingen en beslissingen zouden kunnen toetsen aan de grondwet. Nu is de grondwet een grabbelton waar politici in graaien om iets te kunnen vinden wat in hun kraam te pas komt.
            Seger Weehuizen

          • Religie
            De oplossing zou zijn een religie te stichten waar kwaliteit aanbeden wordt.

            Eén Weg: De Weg naar Kwalitatief Beter Onderwijs in Nederland!

            Wij zijn toch al aan het evangeliseren op dit gebied.

          • Inzake ballotage
            Als deze religie gesticht zou worden, zouden de eerste kandidaat-gemeenteleden mensen zijn met achternamen als Terpstra, Netelenbos, Barth, Wallage, Slagter….Vóór kwaliteit is iedereen.
            Ik zou een strenge ballotage willen voor het lidmaatschap van uw kerk. Je kan denken aan het volbrengen van Zeven Goede Werken, te beoordelen door BON, alvorens toegelaten te worden tot de gemeente.

          • Volgens mij hoeft het
            Volgens mij hoeft het helemaal niet op religieuze gronden. Als je voldoende leerlingen hebt kan het ook. Dat en de ruimte zijn de moeilijkste factoren. Eeen andere methode is een school ‘overnemen’ en omvormen: dat is haalbaar.

          • school overnemen (bondscoach.z.l.)
            Een school overnemen (of : kapen !) is de meest eenvoudige manier.
            Geeft de mogelijkheid om de school in te richten naar de wensen van ouders en docenten.
            Ik ben wel van mening dat het dan de docenten behoren te zijn die de school (en de klas) runnen, de ouders komt een ondersteunende (faciliterende) taak toe.

            Een nieuwe school oprichten is theoretisch mogelijk maar in de praktijk vrijwel ondoenlijk : door formidabele unisone tegenwerking van de besturen van bestaande scholen, lokale en regionale ambtenaren, dito bestuurders, en door weerstand vanwege het ministerie.
            De inspectie is aanvankelijk wel neutraal, maar wordt in de loop van jaren kritischer, wat zich vertalen kan in, soms, formidable weerstand, die, gevoegd bij (ja, georkestreerd door) andere (boven al genoemde) autoritatievelingen, de oprichting tot een hachelijk, ja onmogelijk avontuur kunnen maken.

            Ik spreek uit ervaring ;-((

            Evenwel, kapen of (liever) overnemen is een doenlijke optie.

            maarten

Reacties zijn gesloten.