Oud inspecteur-generaal Mertens over onderwijstijd

De oud inspecteur-generaal van onderwijs (hoofd van de onderwijsinspectie) Mertens heeft een boekje geschreven over zijn tijd bij de inspectie. Voor het grootste deel oninteressant, maar hij zegt een aantal dingen over onderwijstijd die ik een beetje vreemd vind (pagina 38 t/m 42). Hij zegt o.a. dat tot de decentralisitie van CAOs in de jaren 90 de tijd van de school (de tijd dat de school open is), de tijd van de leerling (het aantal uren dat een leerling les heeft) en de tijd van de leraar (het aantal uren dat een leraar lesgeeft) hetzelfde waren. Het getal dat hij noemt voor het VO is 1100-1200 uur per jaar. Dit nu lijkt mij aperte onzin: het is volgens mij altijd zo geweest (in ieder geval sinds de invoering van keuzevakken) dat de school langer open is dan de leerling lesheeft (de meeste leerlingen hadden niet iedere dag tot het laatste uur les) en is het altijd zo geweest dat een leraar in het VO minder lesgeeft dan een leerling les heeft.

Heeft iemand anders commentaar op deze beweringen van de oud inspecteur-generaal van onderwijs?

6 Reacties

  1. Ik weet niet of het echt zo
    Ik weet niet of het echt zo eenvoudig is, maar volgens mij zijn er in de regel meer leerlingen dan docenten op een school. Het totale ‘volume’ aan lesuren op een school komt daarmee per docent hoger uit dan per leerling, toch?

    • Nee
      Want een leraar geeft aan meerdere leerlingen tegelijk les.

      Ik bedoel het volgende: volgens de CAO geeft een leraar tegenwoordig bij een full-time baan 25 lesuren les. Heeft een leerling ook 25 lesuren per week, of is dat meer of minder.

      Mertens zegt dat vroeger leraar en leerling hetzelfde aantal uren per week hadden (zoals in het basisonderwijs bij een full-time onderwijzer zeker het geval is). Bovendien beweert Mertens dat dit urenaantal vroeger veel hoger lag dan nu het geval is.

      • Puzzelen met lessen
        Ik heb wat gepuzzeld en je hebt gelijk met de groepsgrootte, Mark79;-). Er spelen twee verhoudingen: (1) het aantal leerlingen per leraar, en (2) het aantal leerling-lessen per leraar-les (groepsgrootte). Kort gezegd is de eerste verhouding gemiddeld kleiner dan de tweede, waardoor inderdaad het aantal leraar-lessen per leraar kleiner is dan het aantal leerling-lessen per leerling. Leerlingen hebben inderdaad roosters van tot 30 lessen per week.

        Als vroeger leraar en leerling hetzelfde aantal per week hadden, dan betekent dat dus dat vroeger even veel docenten rondliepen als leerlingen. Dat kan bijna niet waar zijn!

  2. 1980
    1980 VO leerlingen:
    30 tot 32 wekelijkse lessen van 50 minuten. (40 x 30 x 50/60 = 1000 uur). Dus 1000 tot 1067 uur.
    1980 VO docenten:
    26(1e gr vb) tot 29(rest) lessen van 50 minuten. Dat geeft 867 tot 967 uur.
    Beide berekeningen gaan uit van 40 volledige lesweken.
    Conclusie: bewering klopt niet. Er zit ruwweg 10% verschil in.
    De groepsgrootte speelt hier geen rol in.
    Klaas Wilms

    • Puzzelen
      Na enig puzzelwerk (hoe dom kun je je soms voelen;-)) kwam ik tot de conclusie dat de gemiddelde groepsgrootte er juist wel toe doet, samen met de verhouding van het aantal leerlingen op het aantal leraren (ik tel één les door één docent voor een klas van bijvoorbeeld 20 leerlingen als 1 ‘leraar-les’ en 20 ‘leerling-lessen’; ‘:’ is ‘staat tot’, ‘#’ is ‘aantal’):

      # leerling-lessen per leerling : # leraar-lessen per leraar =
      = (# leerling-lessen/# leerlingen) : (# leraar-lessen/# leraren) =
      = (# leerling-lessen/# leraar-lessen) : (# leerlingen/# leraren) =
      = gemiddelde groepsgrootte : (# leerlingen/# leraren).

      Als op een school de verhouding # leerling-lessen per leerling : # leraar-lessen per leraar bijvoorbeeld = 30 : 26 is, en de gemiddelde groepsgrootte 20, dan zou de verhouding # leerlingen/# leraren op deze school dus uitkomen op 20/(30/26) = 52 : 3. Op elke 3 leraren lopen dan op die school 52 leerlingen rond, per leraar ongeveer 17.

      Of doe ik het (weer) fout?;-)

  3. Inspecteur Generaal van het Onderwijs over het nieuwe leren…
    De 1100 – 1200 uren die genoemd worden slaan waarschijnlijk op de BVE-sector. Voor de basisschool schijnt het aantal uren voor groep 1..4 op 880 en voor groep 5..8 op 1000 te staan.

    Veel interessanter onder aan p 40:

    … In principe hebben de zg. werkgevers niks van zichzelf en het risico is dan al gauw dat de wensen van de werknemers afgekocht worden met geld wat er eigenlijk niet is. Dat komt er dan doordat er op het onderwijsprogramma dat de instelling verzorgd bezuinigd wordt. Dat laatste werd namelijk goed mogelijk gemaakt door nieuwe opvattingen over leren. Daarbij ging het er minder om wat de school aan onderwijs aanbiedt maar wordt meer de nadruk gelegd op wat de leerling zelf doet. Dat is bij krappe budgetten een uitkomst! Het onderwijsprogramma moet juist vanwege het ‘nieuwe leren’ minder aanbodgericht zijn en dus mogen programma’s gereduceerd worden. Winand Wijnen leverde voor deze benadering de onderwijskundige onderbouwing en hij trok hiermee vanaf de tachtiger jaren door het land. Het motto was van doceren naar leren. …

    In het verlengde hiervan de invoering van het studiehuis met studielastbenadering, waarover Mertens zeer kritisch was. Lees pagina 234/235 van de Dijsselbloemverhoren. Als de inspectie eindelijk gaat handhaven worden de (financierings)problemen zichtbaar.

    Terwijl de bovenbouw van de basisschool moeiteloos met de 1000 urennorm weet om te springen, klaagt de bovenbouw van het VO steen en been over OH-uren en een 1040 norm (uit de onderbouw) die niet te realiseren is!

    De commissie Cornielje gaat daar nu eens goed binnen de financiele ruimte naar kijken… in een ander lijntje.

Reacties zijn gesloten.