Onderwijs heeft behoefte aan pedagogische diepgang

Onderwijs heeft behoefte aan pedagogische diepgang

Aangezien de verzakelijking, bureaucratisering en formalisering in het onderwijs flink om zich heen grijpen, is het nodig om de professionaliteit van de leerkracht te herijken op haar ware kern: de leerlingen iets laten leren en wel in een pedagogisch krachtige ruimte.

Daarvoor is het nodig om (de rol van) de docent weer in de middelpunt te plaatsen. Hij is er als professional voor verantwoordelijk dat er een sfeer ontstaat waarin leerlingen willen en kunnen leren. Veiligheid is hierbij een van de kernwoorden (naast vakkennis en didactiek). Toch wordt dit punt vaak onderschat. Dat komt omdat men onvoldoende beseft hoe diep dit gaat.

Veiligheid hangt samen met vertrouwen; vertrouwen in de klas wordt in hoge mate bepaald door het vertrouwen dat de docent tegenwoordig weet te stellen. Volgens sommigen is dat de belangrijkste factor in het onderwijs (zo is de menselijke persoon ook de belangrijkste variabele in de psychiatrie; leerlingen denken vaak meer in docenten dan in vakken). Dat vertrouwen is niet vanzelfsprekend, omdat het samenhangt met de grondhouding van de docent. En die grondhouding wordt weer bepaald door door de levensgeschiedenis van de betreffende docent.

De persoon van de leerkracht staat ook op vakinhoudelijk gebied centraal. Een goede docent kent niet alleen zijn feitjes, maar lééft als het ware de vakinhoud. Die is vlees en bloed in hem geworden. Hij kan zijn lesstof en vakgebied letterlijk dromen, d.w.z. tot in zijn onderbewuste heeft hij ermee om leren gaan en zich erin verdiept. In dit opzicht gaat ik nog dieper dan onderwijshoogleraar Fred Korthagen die met zijn uimodel (de onderwijsactiviteit van de docent bestaat uit verschillende lagen / dimensies). Hij richt zich met name op de kernkwaliteiten van de docent en leerling, terwijl ik – aansluitend bij zijn model – ht onbewuste en zelfs de kosmisch-universele dimensie erbij betrek: een leerling / leraar kan zich ook ‘geroepen’ weten. Daarmee bedoel ik: de ervaring van een zo diepe innerlijke kracht die je in harmonie brengt met je vol-ledige omgeving. Het meewerken met die kracht geeft een enorme ‘drive’. Zo weten ook veel wetenschappers en kunstenaars zich ‘geroepen’ om van hun diepste inspiratie werk te maken. Werk dat bergen verzet.

De wisselwerking tussen grondhouding, pedagogisch vermogen en vakinhoudelijk leren is uitermate wezenlijk. Zonder een intens betrokken grondhouding blijft de docent een pratende pop, die erom vraagt niet serieus genomen te worden. Met een doorleefde betrokkenheid (vakinhoudelijk en als pedagoog) stellen de leerlingen / studenten hun hart en hoofd open voor de docent en daarmee voor de lesstof en pedagogische groeiprocessen. Die positieve ruimte (“Meneer, bij u in de les werk ik veel lekkerder”) wordt door de psychiater wijlen dr. Anna Terruwe de ‘haptische ruimte’ genoemd: een sfeer van diepgaand contact tussen mensen.

Over grondhouding, pedagogisch vermogen en onderwijskundige professionaliteit heb ik letterlijk een boekje open gedaan. Bij uitgeverij Damon is van mijn hand het volgende boek verschenen waarin ik mijn ervaringen en visie persoonlijk en diepgaand uitwerk. De titel is:

Onderwijsdier in hart en nieren. Een persoonlijke visie op groei, professionaliteit en pedagogisch vermogen.
Uitgegeven bij Damon – Budel.

Graag daag ik mijn onderwijscollegae uit om over de rol van de persoonlijke ontwikkeling binnen de onderwijsprofessionaliteit van gedachten te wisselen.

Bill Banning – B.Banning@doultremontcollege.nl

Over Banning 4 Artikelen
Al 25 jaar mag ik fulltime in het VO werken als docent levensbeschouwing (met sterke filosofische poot). Daarnaast werk ik als levensbeschouwelijk adviseur en gastdocent (verhalenverteller vooral) in het PO. In 2015 mocht ik promoveren op een onderzoek naar de rol van roeping binnen de professionaliteit van leraren PO en VO. Meer filosofisch gezegd, het was een onderzoek naar de verhouding tussen de instrumentele benadering en een meer op betekenisgeving en relaties gericht paradigma binnen het onderwijs. Titel: Leraren, wat boeit jullie? Theoretisch en empirisch onderzoek naar de rol van roeping binnen de professionaliteit van leraren (Antwerpen-Apeldoonn: GARANT).

32 Reacties

  1. klein puntje
    Als u nou die vermaledijde heer Stevens niet genoemd had, was het stuk wat mij betreft sterker geworden. Ik krijg complete braakneigingen van deze ‘professor’.

    • Luc Stevens
      Geachte Hinke,
      wat mij betreft doet de naam van meneer Stevens niet zo ter zake. Ik ben blij dat u het – zonder zijn naam – blijkbaar toch wel een aardig stuk vindt.

      De intellectuele eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat Stevens in publicaties en andere uitingen twee voorkeuren aangeeft. Zijn pleidooi voor het nieuwe leren deel ik niet.
      Dat neemt niet weg dat hij in vroegere publicaties (zie met name 1998) een buitengewoon helder pleidooi houdt voor de wezenlijke rol van de docent in de leerling-docent-relatie.

      Elders heb ik uitgewerkt hoe die relatie wezenlijk is voor het leerproces (zie www.tempora.nu > Banning). Kort samengevat: zonder veiligheid en vertrouwen kan niemand leren, dan zitten de hersenen als het ware op slot. Het omgekeerde is ook waar: hoe dieper het besef van vertrouwen is, des te dieper stelt men zich open om te leren.

      Vaak wordt dit vertrouwen uitgespeeld tegen het vakinhoudelijk leren. Ik zou die twee echter graag willen integreren:
      1. hoe dieper het vertrouwen (en de docent hoort daar als professional het voortouw in te nemen), hoe dieper het leerproces kan gaan.
      2. hoe dieper een docent doordringt in de vakinhoud, hoe meer hij het zich eigen maakt en er letterlijk van kan dromen (d.w.z. het zelfs in zijn onbewust laat doordringen en daarmee de kracht van de onbewuste psyche kan laten inwerken op het bewustzijn en handelen), des te beter zal de pedagogische sfeer zijn. Des te beter zal hij zijn lesinhoud ook kunnen brengen aan zijn leerlingen. Die spreekt hij dan niet aan als een pratende lespop, maar als een doorleefd mens. Leerlingen zeggen bij zo iemand vaak: “Meneer / mevrouw, bij u snap ik het altijd veel sneller”. Of: “U kunt altijd zo mooi vertellen over uw vak”.

      Hopelijk helpt deze toelichting bij het tot rust komen van de spijsvertering.

      drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbegeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

      • zweverig maar toch niet
        Grappig, het citaat hierboven

        hoe dieper een docent doordringt in de vakinhoud, hoe meer hij het zich eigen maakt en er letterlijk van kan dromen (d.w.z. het zelfs in zijn onbewust laat doordringen en daarmee de kracht van de onbewuste psyche kan laten inwerken op het bewustzijn en handelen)

        doet mij bij eerste lezing uitermate zweverig aan. Maar eigenlijk ben ik het 100% eens met deze uitspraak. Ik merk het zelf: als ik een vak geef waar ik zelf bijzonder goed in thuis ben (gelukkig is dat meestal het geval) dan gaat het inhoudelijke deel van een antwoord, een reactie, een opmerking, op de automatische piloot: daar hoef ik geen moment over na te denken. Dat maakt tijd en energie vrij om na te denken over de didactische kant: hoe kies ik de beste aanpak voor deze leerling, of deze situatie?

        Maar het gaat nog dieper. Lang geleden adviseerde mijn vader mij om *zelfs* colleges bij te wonen als ik in het betreffende vak achterop was geraakt. ‘Je leert dan door osmose’, zei hij. Tegenwoordig begrijp ik wat hij bedoelde: een flink deel van wat je leert is niet de stof zelf, maar de manier waarop een expert erover praat, hoe hij (of zij) het gebruikt, ermee omgaat, ermee leeft. In de lijn van Banning, hoe de stof in de psyche van de expert geintegreerd is geraakt.

        Ik vind het prachtig.

        • Osmose – doet me deugd
          Geachte Mark, dank voor je prachtige, eerlijke reactie. Je hebt het wezenlijke begrepen. En dat doet een vakman altijd goed.

          drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

        • Bedankt Mark
          Voor de mooie verwoording van de essentie van het leraarschap.
          Iedere leraar die zichzelf en zijn collegae tegen het licht houdt weet dat het daar om gaat en weet ook van de moeizame weg ernaartoe. ‘Pedagogische diepgang’ is een complex begrip dat bij analyse verbrokkelt tot een praktisch nauwelijks hanteerbaar concept. Daarvoor is het te veel gebonden aan de eigenschappen van een persoon, een klas, een vak, een onderwijsleven.
          Er lopen in het onderwijs veel betweters rond die proberen anderen de wet voor te schrijven.
          Wie er lang in heeft rondgelopen weet dat hierbij grote schroom en voorzichtigheid past.
          Onderwijsvernieuwlingen en leraarvernieuwlingen kunnen grote schade aanrichten.

      • instructiefilmpje
        Beste onderwijsman, .. en hoe noem je dan het ‘leren’ via een instructiefilmpje? Of een bandje dat wordt afgedraaid? Is informatieoverdracht geen ‘leren’? Wanneer is leren, leren?
        Graag je reactie.

        • Leren doe je op heel veel manieren
          Geachte Bernadette,
          leren kun je op onvoorstelbaar veel manieren. Via boeken lezen bijvoorbeeld ook. Ik heb me beroepshalve beperkt tot de klassesituatie en het is goed dat u me er op attent maakt dat er meer is. Wel het is naar mijn idee in alle gevallen van leren dat de lerende zich enigszins veilig moet voelen. De grondwaarde van veiligheid hangt samen met vertrouwen en is direct of indirect mede afhankelijk van de omgeving, van de mensen waarmee de lerende persoon te maken heeft.

          Mensen die dankzij waardevolle contacten een gezonde eigenwaarde hebben opgebouwd worden in die zin relatief onafhankelijker van anderen. Naarmate het zelfbeeld negatiever is, is men juist meer afhankelijk van anderen die steunen, stimuleren en over dode punten heen helpen. In het onderwijs van nu zie je veel leerlingen die afhaken, omdat ze ergens teleurgesteld zijn in mensen. Als je hen weet te raken, helpt dat niet alleen het pedagogische, maar ook het vakinhoudelijke leerproces enorm. Althans, dat is mijn ervaring.

          drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

          • veilig voelen
            Ik begrijp wat je bedoelt. Veilig voelen is een belangrijke voorwaarde voor elk functioneren; wanneer aan behoeftes (maslov) niet wordt voldaan, kan de aandacht zich niet optimaal richten op de taak van dat moment. Met honger in de klas zitten, naar de leraar luisteren terwijl de bommenwerpers overvliegen, je concentreren op de les terwijl iemand je stiekem zit te treiteren etc. etc.
            Er komen met de moderne technieken steeds meer manieren van leren die losgekoppeld zijn van de persoonlijke overdracht, het onderwijzen /doceren. Dat kan best, en naar mijn idee zonder veel problemen naarmate leerlingen ouder worden en reeds vanuit zichzelf gemotiveerd zijn.
            JOngere kinderen hebben nog voorbeelden nodig, inspirerende volwassenen die het vuurtje aanblazen.
            Studenten in het WO zullen ook kunnen leren van minder aansprekende hoogleraren.
            Uit jouw verhaal komt ook naar voren dat veel docenten ‘reparerend’ bezig zijn, ze houden zich bezig met zelfbeelden en faalangst en identiteit en dergelijke. Zij zijn dan van pedagoog tot orthopedagoog geworden.

  2. pedagogisch krachtige ruimte
    Wat is een pedagogisch krachtige ruimte? Deze ruimte wordt gevormd door het onderwijsteam, de schoolleiding, het ondersteunende personeel en op een veel latere plaats door de locaties. De sfeer op de school, de samenwerking binnen het team en zeker geen rivaliteit tussen de vakgroepen.
    Vooral die opmerking “Meneer bij u in de les werk ik veel lekkerder” stoort me in dit stuk. Iedere jonge en enthousiaste leraar heeft een dergelijk opmerking wel eens gehoord, leuk, maar die andere 29 leerlingen kwamen misschien veel tekort.
    Het onderwerp is te complex voor een eenduidige reactie, bij deze toch een poging om iets toe te voegen.
    Frits

    • Pedagogische ruimte –
      Geachte Frits, dank voor je reactie. Graag wil ik die ene opmerking in een breder verband plaatsen.

      Onderwijservaringen hebben me doen inzien dat je geen scheiding kunt aanbrengen tussen het pedagogisch bezig zijn en het didactisch-vakinhoudelijk werken in de les.

      Didactiek, pedagogie en de persoonlijke toeëigening van de vakinhoud door de docent zijn daarom onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door het didactisch-inhoudelijke resoneert altijd iets anders, hetzij de sfeer van non-interesse en onverschilligheid of de sfeer van betrokkenheid en diepe liefde. Op de laatste manier kan een doodgewone les een pedagogische en zelfs spirituele diepte krijgen.

      Persoonlijk heb ik vaak mogen horen van leerlingen dat ze dat aanvoelen. Tegelijkertijd ontstaat door die pedagogische diepte de noodzakelijke openheid van geest, waardoor het (didactische en vakinhoudelijke) leerproces pas kan beginnen.

      Op een dergelijke manier ontstaat er wat de ‘haptische ruimte’ wordt genoemd. Zoals een haptonoom de energiestromen in het lichaam weer in een levend evenwicht weet te krijgen, zo heeft de haptische ruimte als kenmerk dat er een open energie-uitwisseling is tussen alle aanwezigen in de betreffende ruimte. Naar de klas toe: er heerst een open sfeer, waarin met name op non-verbaal niveau (veelal onbewust) letterlijk een houding van openheid en betrokkenheid valt waar te nemen.

      In zo’n ruimte kan intens diepgaand en betrokken vakinhoudelijk geleerd worden. De doorleefde vakkennis van de docent stroomt soms haast ongemerkt over in de leerlingen. Onwillige leerlingen veranderden bij mij vaak in leergierige jongelui. Moeilijke klassen worden vaak toegewijd stil en openen zich voor diepe thema’s. Ik kan er ook niks aan doen, maar dat is althans mijn ervaring.

      drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

      • Onderwijskwakzalver?
        Laat die ‘haptische ruimte’ maar zitten, aan dat soort ‘pedagogische diepgang’ heeft het Nederlandse onderwijs geen behoefte.

        • harde praktijkfeiten, Mark. Geef desillusie geen kans.
          Beste Mark, geen gezweef, maar harde onderwijspraktijk:

          1. al 12 1/2 jaar fulltime vijftien-zestien klassen jaarlijks met plezier lesgeven in godsdienst-levensbeschouwing, wat latijn en kcv (vooral bovenbouw vwo, maar ook altijd vmbo b-k);

          2. al 12 1/2 14 uur per week identiteitsbegeleiding po met een honderd gastlessen in alle groepen per jaar

          3. tegelijkertijd nog promotie-onderzoek, artikelen publiceren en een boek schrijven.

          Dat is toch geen gezweef, zou ik zo denken. Vakinhoud door grote vakkennis, diepgaande vakinhoudelijke betrokkenheid EN pedagogische diepgang, dat is werkelijk docentschap. En daar zitten we volgens mij wel op te wachten!

          drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

          • Wegen naar Rome moeten ons wel naar Rome voeren
            Beste Banning, niet uzelf of uw cv staan hier in een beklaagdenbank, maar uw uitspraken over wat er nodig is voor goed onderwijs, en die u als algemeen geldig opvoert. Uitspraken die u in dit forum zelf ter discussie stelde, dus dan mag het niet verbazen als er over wordt gediscussieerd en als zij daarbij antagonisme ontmoeten.

            Het probleem is m.i. niet de algemene stelling dat aan een effectief verloop van het onderwijsproces een bepaalde mate van vertrouwen en ‘zich openstellen’ dienstig is. Het probleem zit ‘m eerder in de metaforen die daarvoor gebruikt worden, metaforen die in de wereld der alterneutica en spiritualistica een eigen leven leiden, en aldus tot ‘verschijnselen’ worden die puur afhangen van ‘of je er in gelooft’. Ik refereer hierbij bijvoorbeeld aan uw ‘energiestromen’ en ‘haptonomische ruimte’.

            Met onderwijs op basis van ‘of je er in gelooft’ hebben we in Nederland bijzonder veel ervaring Met niet onverdeeld gunstige resultaten. Een Iederwijs-benadering of een doorgeslagen zelfstandig-leren-benadering zijn daar voorbeelden van. Waarmee ik geenszins wil beweren of zelfs maar suggeren dat uw onderwijs op dezelfde hoop gegooid mag worden.

            Als uw onderwijs en dus uw leerlingen er baat bij hebben dat u als docent wilt denken in termen van energiestromen en haptonomische ruimtes, allee, ga uw gang. Maar gun anderen hun skepsis over deze imaginaire beelden. En uiteindelijk hoort elk onderwijs, ook het uwe en het mijne, afgerekend te worden op datgene wat het *feitelijk* tot stand brengt: leerlingen die voldoende of zelfs veel hebben geleerd over dat wat vereist is. En pas in de tweede plaats op bij-effecten zoals een plezierige sfeer, tevredenheid bij de docent en de leerlingen etc.

            P.S. zou een identiteitsbegeleider in het r.k. po niet eerder onderwijsdier in ‘hart en ziel’ moeten wezen? 😉

          • Beste Couzijn, dank voor uw
            Beste Couzijn, dank voor uw mooie reactie. Met hart en ziel, had zeker ook gekund, maar ik leg nogal o.a. sterk de nadruk op de instinctieve wortels van ons bestaan. Bovendien zou het te zweverig over kunnen komen.
            U hebt gelijk als niet mijn cv ter discussie staat, terecht. Het was me er enkel om te doen, duidelijk te maken dat ik met de beide voeten in de onderwijspraktijk sta.
            Met uw laatste uitspraak dat het om wat feitelijk tot stand wordt gebracht gaat, ben ik het volmondig eens. En zeker zijn er vele wegen die naar Rome leiden.

            De goede sfeer waar ik over spreek heeft overigens niet alleen betrekking op de door de wet aan het onderwijs opgelegde pedagogische opdracht,
            maar heeft ook betrekking op het vakinhoudelijk leren: ze leren daardoor bij mij beter en het dringt dieper door in hun persoonlijkheid (het blijft niet steken in de functionele rede).

            drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

      • Bovennatuurlijke verstillende krachten
        De door U geschetste en aan Uzelf toebedeelde vermogens tot doorbreking van onwilligheid en zelfs tot omzetting van deze in leergierigheid bezit geen van de collega´s waar ik tot nu mee te maken heb gehad. Indien U ook eventueel in staat bent om een dergelijke begaafdheid op een even eenvoudige wijze op te wekken bij toekomstige of reeds zittende docenten dan ligt er gewis een booming markt voor U open. Maar ik vrees dat ik ondanks mijn gewillige geest niet tot de uitverkorenen zal gaan behoren. Ik ploeter heel leergierig al heel mijn leven tegen de klippen op en zie dat ook nog steeds als een uitdaging. En heel erg soms gaat het ook zo maar vanzelf.

        • Doorbreking onwilligheid kan, zonder de beeldspraak ‘breken’
          Geachte dr. John, mag ik u adviseren mijn boek ‘Onderwijsdier in hart en nieren. Een persoonlijke visie op groei, professionaliteit en pedagogisch vermogen’ erop na te slaan?

          Daar werk ik diepgaand uit hoe een en ander via een diepgaand persoonlijk proces, waar niets ‘bovennatuurlijks’ aan is zich ontwikkeld heeft. Het is een diepgaande persoonlijke vorming waar vele facetten aan hebben bijgedragen.

          Ik zie het als een geschenk uit de hemel, maar het komt niet uit de lucht vallen!

          drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

          PS
          In business ben ik niet geïnteresseerd, wel in (persoonlijke en intellectuele) groeiprocessen bij leerlingen en volwassenen.

    • pedagogisch krachtige ruimte
      Dat doet mij denken aan het natuurkundelokaal van Jan Leisink dat ik ooit bezocht heb. Het was propvol met (door leerlingen gemaakte) electronische snufjes. Dat lokaal ademde natuurkunde en techniek. Leerlingen wilden er doorgaans te snel naar binnen en er niet meer uit.
      De methode Leisink is een mooi voorbeeld is van wat je kan krijgen als iemand volledig heer en meester is in zijn vak.

      Planeten Paultje

      • Precies Paultje
        En die sfeer kun je ook bereiken in een lokaal waar alleen maar leesboeken op de tafels van de leerlingen liggen. Tijdens de literatuurles bijvoorbeeld. Alle leerlingen zijn bezig met hun boek. Ieder in eigen tempo. Is er een probleempje, gaat de vinger de lucht in, de vakbekwame docent loopt door de rijen, maakt fluisterend een opmerking, even later knikt de leerling, hij/zij kan weer verder. En dan het mooiste moment van de les, na 45 minuten in alle rust te hebben gelezen, gaat plotseling de zoemer:”Nu al”……, zeggen sommigen, teleurgesteld. De eerste keer dacht ik dat ze mij voor de gek hielden, ik kon het niet geloven.

        • Heerlijk stil en toegewijd
          Dank voor dit mooie voorbeeld van combinatie van sterke vakkennis en goede verhoudingen en mede daardoor persoonlijke inzet van leerlingen. “Ik kon het niet geloven”, dat had ik in het begin ook vaak en al heb ik al vaak mee mogen maken, toch blijft het me verwonderen. Onderwijs is dan (w)onderwijs: wijzen op het wonder onder en in de dingen. Zoals bijv. in literatuur of een natuurkundelokaal.

          drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

      • Gaaf voorbeeld
        Inderdaad, een gaaf voorbeeld. Opeens schiet de persoon van meneer van Santen me te binnen. Hij gaf geweldig scheikunde, we kamen ’s avonds zelfs terug voor proefjes met kleine groepjes. Daarna ging hij naar het Cito, geloof ik.

        drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

        • Mijn eerste natuurkundeleraar….
          ….was meneer Walen. Ooit begonnen als amanuensis, steeds meer les gaan geven, MOB gehaald, maar kon vertrekken toen de school opeens vond dat alle docenten universitair geschoold moesten zijn; maar ik dwaal even af.

          Meneer Walen gaf strak natuurkundeles en hij gebruikte o.a. de oude demonstratie-apparatuur waarmee de school in 1925 opgeleverd was. Soms pikte hij de leerlingen eruit waarvan hij dacht dat het aan ze besteed was en dan liet hij in het kabinet de reuzen-Ruhmkorff en Tesla-generator in werking zien. Leerlingen kwamen ook naar hem toe met zelfgeknutselde apparaten en als het in de stof paste liet hij die ook door de makers presenteren.

          Het natuurkundelokaal mocht er trouwens ook wezen. Voorzien van een toverlantaarn-met-koolbooglamp/heliostaat en een heel groot marmeren bord waarop Volt- en Ampèremeters, schuifweerstanden, messchakelaars en regelwielen, alles in blikkerend messing. Alles was zodanig groot uitgevoerd dat je het van achter in de klas zelfs allemaal goed kon zien.

          Nadat meneer Walen was vertrokken was er niemand meer die de oude spullen durfde te bedienen. Vonken, eng! De arbeidsinspectie deed ook een duit in het zakje en verklaarde alle oude apparatuur onveilig. De heliostaat werd dichtgemetseld. Het eind van het liedje was dat alle oude grote stukken de vuilcontainer in gingen, en tegelijkertijd ook de oude, welbeproefde didactische inzichten en de aantrekkingskracht van een uitgebalanceerde natuurkundige omgeving.

          Ik vermoed dat een aantal deelnemers aan dit forum vergelijkbare verhalen kan vertellen.

          Planeten Paultje

  3. professionaliteit
    De professionaliteit van de leerkracht herijken. Dat zal zeker moeten gebeuren. Het vreemde is dat nu schoolbesturen zelf de opleiding en/of nascholing van docenten ter hand nemen, omdat de scholen het beste weten welke attitudes nodig zijn om met succes binnen in het huidige onderwijssysteem te kunnen functioneren, hoor je daar negatieve reacties op. Leraar is een vak. Het gaat echter om de ontwikkeling van leerlingen en niet om de vakkennis van de docent. Na een onderwijseenheid behoren deelnemers de eenheid te beheersen om door te kunnen naar een volgende onderwijseenheid dat is het doel dat de vakgroep moet verwezenlijken.
    Leden van een vakgroep zullen niet dezelfde kwaliteiten in gelijke mate bezitten. Maar het productief deelnemen aan de discussies binnen de vakgroep leidt tot de hoogst haalbare resultaten. ( zelfs al zit de hele groep met de handen in het haar vanwege onmogelijke doelstellingen die door buitenstaanders zijn geformuleerd). Een vakgroep zou dus samengesteld kunnen zijn uit specialisten op vakgebied en mensen die vooral didactische kwaliteiten hebben. In het durende gesprek wordt het niveau van de vakgroep verhoogd en vinden de leden de motivatie om hun werk met enthousiasme te blijven doen.
    Als een van de eisen aan toekomstige leerkrachten zou ik dus willen formuleren: Het productief kunnen deelnemen aan groepsgesprekken.
    Frits

    • Groepsgeprekken…?
      Als docent zul je zowel didactisch als inhoudelijk goed moeten zijn.

      Hoe stel jij je dat voor Frits: een docent die geen benul heeft van de inhoud die hij moet overdragen, maar didactisch wel sterk is? En hoe helpt het groepsgesprek in de vakgroep daarbij? Je ziet het als zoiets als de schrijver van een toneelstuk en de acteurs in het toneelstuk? Gedeeltelijk hebben we zo een verdeling in het onderwijs al: leraar en lesboekschrijver. Verder moeten we lijkt me maar niet gaan. Een acteur voor die klas die een toneelstukje opvoert is misschien een tijdje leuk, maar niet als leraar voor een significant deel van een schoolloopbaan.

    • Pedagogische relaties
      Zoals elke relatie kent ook de ‘pedagogische relatie’ zijn hoogte- en dieptepunten. De kwaliteit van de relatie van een docent met een klas kun je misschien uitdrukken in een statistisch gemiddelde. Mijn ervaring is dat dit gemiddelde fluctueert met de jaargetijden, met het vak, met de stemmingen van leerlingen en docent. Ook als je er in slaagt om dat gemiddelde op niveau te houden zijn er nog steeds individuele docent-leerling relaties die je onvoldoende moet noemen.
      Lesgeven met alleen maar hoogtepunten is een fictie; de kunst is om de dieptepunten onder controle te houden.

  4. Re:Bill Banning
    Doorleefde betrokkenheid?
    Ik ben benieuwd of U ook werkelijk voor de klas staat. Zo ja, ook in het vmbo?
    Daar zou U met Uw ‘doorleefde betrokkenheid’ al op de eerste dag van een koude kermis thuiskomen.
    Uw stukje lijkt een stukje van een kamergeleerde en komt mij behoorlijk wereldvreemd over, want op genoemde scholen lijkt het onderwijs meer op een gevecht.

    • Zo op te zoeken
      Dit is toch zo op te zoeken:
      Drs. Bill W.J.M. Banning (1959) is theoloog, fulltime docent in het voortgezet onderwijs (OMO) en parttime identiteitsbegeleider basisonderwijs (SCALA).
      Daarnaast werkt hij aan een promotie over de verschillende persoonlijkheidslagen binnen de professionaliteit van de leerkracht in biografisch perspectief (Universiteit van Tilburg).
      *Lees verder…*

      Voor mijn promotie-onderzoek ben ik op zoek naar verhalen van leerkrachten over hun professionele, met name pedagogische ontwikkeling:
      Wat zijn je krachtbronnen (geweest)? Wat heeft je geremd, respectievelijk remt jou in je groei?
      *Lees verder…, blz. 17, of zoek op “Banning” (klik op verrekijker).

    • Herkenning
      Genoten van het verhaal van Bill. Herken veel zaken. Gevaarlijk om dit te zeggen; het klinkt wat verwaand. Zeker voor mensen die dit nog nooit, of maar af en toe , hebben mogen ervaren. Ik heb gedoceerd van VMBO tot en met 6VWO. Hoogtepunt in mijn lange onderwijsloopbaan was de afscheidsrede van een “ruige” allochtone leerling bij de diploma-uitreiking van het VMBO: “Meneer xxxx was als een vriend voor ons”. Sorry hoor, maar het moest eruit.

      • Heel herkenbaar
        Geachte Vercors,
        wat gaaf moet dat zijn geweest, die afscheidsrede van die “ruige” allo! Proficiat!

        Inderdaad, het kan verwaand overkomen, maar moeten we wat goed gaat afzwakken? Het wordt tijd voor een gezonde zelfbewustheid, warbij ik overigens heel goed ook mijn zwakke punten ken (leerlingen hebben daar begrip voor, is mijn ervaring).

        drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

    • Al 12 1/2 voor alle mogelijke klassen
      In mijn boek noem ik me niet voor niets een Onderwijsdier in hart en nieren, omdat ik een echte praktijkman ben, zie ergens bij een andere reactie van mijn hand.
      In mijn kleine uurtjes studeer ik veel, maar ik sta met de voeten in de praktijk. Mijn VMBO-basisleerlingen dragen me (meestal) op handen.

      Dat het op veel scholen op een gevecht lijkt, komt omdat men wezenlijke – doorleefde – inzichten mist. Dit bedoel ik niet als verwijt, maar als aansporing om verder te kijken.

      Er is meer mogelijk… althans dat ervaar ik dagelijks aan den lijve.

      drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

  5. Kom nou jongens!
    Wat een zure reacties allemaal. Dhr. Banning zegt een aantal belangrijke dingen, die ik hier -zij het in andere woorden- wel degelijk vaker heb gelezen: alles draait om de docent. Mooier kunnen jullie het nauwelijks willen.

    Ik ben het met de basisgedachte ééns: het creëren van een prettige (werk)sfeer in de klas is erg belangrijk. Daarnaast moet je je vakgebied (voor de sector waar jij lesgeeft) goed kennen. Vertrouwen dat de leerling kan leren wat er geleerd moet worden is een andere belangrijke factor. De persoon van de leraar is misschien wel het allerbelangrijkste. Hij moet uitstralen dat hij geïnteresseerd is in de leerling.

    Misschien kan ik iets van mijn bedenkingen verwoorden zonder kattig te worden: De gekozen taal is naar mijn gevoel te wollig. Ook krijgt men het idee dat een goede leraar een halve heilige moet zijn. Een persoonlijkheid is immers niet aan te leren. De woorden ‘groei, professionaliteit en pedagogisch vermogen’ moeten wat mij betreft in dezelfde hoek geplaatst worden. Ik krijg er echt de kriebels van. Het is allemaal erg afstandelijk en in sociale-akademietaal. Mijn technische collega’s zeggen na zo’n betoog: ‘Wat moeten we d’r mee?’.

    Als je, zoals ik, elke dag aan een horde bouwvakkers of metaalbewerkers Nederlands of Maatschappijleer moet geven, dan is dit een soort ‘ver-van-mijn-bed-show- waar ik in de praktijk weinig aan heb. Het lijkt er ook niet op of dit door iemand geschreven is die zelf lesgeeft. Ik heb nog nooit een collega zich op deze manier horen uiten. Dat neemt niet weg dat Dhr. Banning dit alles natuurlijk zeer oprecht meent. Dat verdient waardering.

    • Hinke: Het lijkt er ook niet op of dit door iemand geschreven is
      Collega Hinke, dank voor uw sympathieke reactie. Het spijt me als mijn taalgebruik wollig overkomt. Tegelijkertijd moet ik bekennen dat het mijn dagelijkse werkelijkheid is die door heel veel leerlingen wordt gewaardeerd. Ik geef veel ruimte aan de existentiële beleving, of dat nu is met betrekking tot ongemotiveerd gedrag of pijnlijke rouwervaringen.

      Mijn ervaringen van voor en buiten het onderwijs hebben me doen ervaren dat de grenzen tussen beroepsgroepen wegvallen, al zult u begrijpen dat ik mijn taalgebruik aanpas aan de doelgroep (zonder mijn grondhouding daarbij hoeven te veranderen).

      Dat men dit soort taal niet vaak hoort bezigen, komt misschien omdat ik voorafgaand aan mijn onderwijsloopbaan me diepgaand in andere zaken (persoonlijk en professioneel) heb verdiept. Tweede reden zou kunnen zijn, zo blijkt ook uit mijn promotie-onderzoek, dat leraren vrijwel nooit het achterste van hun tong laten zien, laat staan dat ze praten over hun oorspronkelijke en diepste inspiratie en positieve ervaringen (mensen die soms al meer dan 30 jaar in het onderwijs zitten, waarderen het dat er eindelijk ruimte is om het echte verhaal te doen). Dat is in het wat calvinistische onderwijsklimaat not done. Ik pleit er daarentegen voor om frank en vrij over onderwijservaringen te spreken en te schrijven.

      drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), fulltime docent, onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus

Reacties zijn gesloten.