Studeren, oké, maar niet in Leiden

Weer een mooi stukje van Aleid Truijens in De Volkskrant (24 maart 2007). Ze zet de nieuwe baas van de Universiteit Leiden flink te kijk.
==================================================
Studeren, oké, maar niet in Leiden

Een slager geeft leiding aan een goed lopende zaak in een hippe buurt van dé stad van het land. Daar verkoopt hij scharrelvlees en sappige T-bone steaks. Maar het beste lopen zijn karbonaadjes – die doen het altijd goed op de barbecue.

Dan kan de slager een zaak overnemen in een provinciestadje. Er komen minder klanten, en van een wat nuffiger slag. Maar ja, hij wordt er zetbaas en bedrijfsleider ineen, een hele uitdaging voor de slager. In het buurtkrantje pocht hij dat hij de allerfijnste ossenhaas van het land levert. Zijn oude keurslagerketen zet hij weg als een ordinaire kiloknaller. Intussen verkoopt hij dezelfde smakelijke, betaalbare karbonaadjes. Precies wat de klant wil.

Als ik een aankomend student was, zou Leiden als universiteit meteen afvallen. Daar hebben ze weinig op met mensen die een goede arts of geschiedenisleraar willen worden. Die conclusie trek ik uit het interview, vorige week in de Volkskrant, met de nieuwe rector magnificus en bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden.

Paul van der Heijden verruilde vorige maand zijn baan als rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam voor die dubbelfunctie. Meteen begon hij marketingtaal uit te kramen. Leiden heeft ‘een heel ander concept’ dan Amsterdam. Leiden ‘wil die topuniversiteit zijn’, ‘een onderzoeksinstituut’.

Vier jaar geleden schalde de toenmalige UvA-rector vanaf het bordes van het Maagdenhuis: ‘De Universiteit van Amsterdam bestaat uit liefde voor de wetenschap.’ Nu noemt van der Heijden die universiteit ‘een grote, brede instelling voor hoger onderwijs’. Juichte hij in zijn vorige baan het bestuurlijke samengaan van universiteit en hogeschool toe, nu houdt hij het hbo op gepaste afstand. Was hij een fervent tegenstander van ‘selectie aan de poort’, in zijn nieuwe concept past dat uitstekend, hoewel een experiment aantoonde dat die selectie niet werkt.

Studenten doen beter hun best als je ze meer collegegeld vraagt, weet Van der Heijden nu. ‘Als je negenduizend euro betaalt, zit je er anders in’. Zulke studenten wil hij wel in zijn topuniversiteit. Het moet ook wel, zegt hij, want de overheid weigert te investeren in goed onderwijs. Bij deze beschamende toestand legt de nieuwe rector zich dus op voorhand neer.

Ooit promoveerde deze sociaal-democraat op Een eerlijk proces in het sociaal recht? Grote groepen hadden praktisch geen toegang tot de rechter; dat moest anders, vond hij. Niet zo lang geleden hadden grote groepen getalenteerden geen toegang tot hoger onderwijs. Dat moest anders, vond de rector. Hij schreef een boekje, Westenwind, waarin hij waarschuwde voor de amerikanisering van het bedrijfsleven en de economisering van het mensbeeld. Nu wil hij een universiteit kneden naar Amerikaans model: wie betaalt mag naar de top. Ook ziet hij de studiebeurzen graag hoger. Moeten studenten daarvan die negenduizend euro betalen? Maar dan is het selectieve karakter acuut weg.

Wat moet je met zo’n bestuurder wiens mensbeeld met alle westenwinden meebuigt? En dat allemaal in de hoop dat Opperkeurmeester Plasterk, verleid door dit marketinggekwaak, zijn universiteit de vetste onderzoekskluif zal toewerpen.

Het heeft iets potsierlijks. In de tophonderd van beste universiteiten ter wereld die The Times onlangs publiceerde, bungelt Leiden op 90; 21 plaatsen lager dan de Amsterdamse kiloknaller. Elsevier kon bij zijn laatste ranking van universiteiten in het Leidse onderzoekswalhalla geen hoogleraar vinden die de eigen instelling de beste vond.

Waarom mogen voetballers en kunstenaars wél streng geselecteerd worden voor hun opleiding?, vraagt Van der Heijden retorisch. Die vergelijking gaat volkomen mank. In het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, de naam zegt het al, leer je niet dwarsfluit spelen, tackelen of op spitzen dansen. Wel word je geacht in je examenvakken en vakken die daarop aansluiten wetenschappelijk onderwijs te kunnen volgen.

Toponderwijs baart topwerknemers én toponderzoekers. Wie inspirerend college krijgt op hoog niveau kan worden aangeraakt door het onderzoeksvirus. De meesten willen iets anders, maar het talent komt wel bovendrijven. Dat is een mooi meritocratisch principe: leg de lat hoog, maar wie ‘m haalt, mag meedoen.

Dat principe wordt uitgehold door vwo’s die weinig aan kennisoverdracht doen en zwakke leerlingen door hun te makkelijke schoolexamens loodsen. Misschien kan minister Plasterk díe kwaliteit bewaken. Dan stijgt het niveau op de universiteiten vanzelf en hoeft niet eentje zich prematuur op de borst te roffelen.
======================================================