De aankomende student Romaans (Frans)

Ik zit nu ong. 35 jaar in het onderwijs en ben nog steeds vrolijk, hoewel …

Toen ik begon, gaf ik al in de 2e klas MULO mijn Franse lessen zoveel mogelijk IN HET FRANS, dat ik natuurlijk flink doorspekte met Nederlands. Was er een probleem, dan kon ik een beroep doen op, voor een flink deel al aanwezige, grammatica-competenties. Na enige tijd kregen we dan de zaken zodanig voor elkaar dat het niveau van de scholieren de ‘moi Tarzan toi Jane-communicatie’ oversteeg.

Ik ben nu 35 jaar verder en werk sinds een 30-tal jaren tot grote tevredenheid bij Romaanse Talen en Culturen (RUG) in Groningen. Hoewel …

Ga naar www.ariemolendijk.tk (of www.molendijk.tk, maar die is even uit de lucht) en neem met verbijstering kennis van de literatuurlijst Taalverwerving 1e-jrs (bovenste menu –> Studiehandleidingen –> français pratique –> français pratique Ia). Daar staat bij ‘Literatuur’ o.a. vermeld.:
– Praktische cursus zinsontleding …
– Grammaire fondamentale …
Dat zinsontleden hadden mijn 2e-klassertjes MULO al in de eerste klas (of daarvoor) gehad. Wat betreft ‘Grammaire fondamentale’: het zeer eenvoudige boekje is in het Nederlands (anders is het toch wel te moeilijk bij aanvang van de studie)!

Neem ook even de moeite om in bovengenoemde site in het linker-(verticale) menu over ‘Français pratique’ te gaan. Klik dan in het submenu op ‘Phrases à traduire’. Gemiddeld aantal fouten per blok bij aanvang van de studie: tussen 40 en 60. (Die zinnen zijn door mij bedoeld als ‘stoomcursus ter opvulling van hiaten’. Je schaamt je toch dood! Na 2 à 3 maanden zijn de studenten gelukkig een beetje ‘bij’).

Uit het bovenstaande mag niets ten nadele van mijn studenten gelezen worden. Ze storten zich vol overgave op de ‘zinnetjes’ (‘dat hadden we wel eerder gehad willen hebben’) en op de stof van het grammatica-boekje (‘waarom hebben wij dat op het VWO niet gehad?’). Ze zijn geen moer minder slim dan de studenten uit het verleden en ze zijn nog erg aardig ook. Hadden ze dan niet meer verdiend?

Dat van een student Frans tegenwoordig niet meer geëist wordt dat hij zich op enigerlij wijze en op enig tijdstip met Latijn heeft beziggehouden zal zijn reden wel hebben. Dat het vertalen-door-de-studie-heen nu uit den boze is ook. Maar ik zie de verbetering niet.

Veranderingen voer je niet in omdat het ‘nu wel eens tijd wordt het roer om te gooien’ of omdat je als nieuwe portefeuille-houder Onderwijs (van de opleiding) wil laten zien dat je originele ideeën hebt. Veranderingen horen er niet voor de kick te zijn en dienen, volkomen hype-ongevoelig, pas dán doorgevoerd te worden als na serieuze studie door niet-onderwijskundigen vast komt te staan dat ze verbeteringen opleveren. (Niets is zo behoudend als de angst voor behoudendheid).

Waarom door niet-onderwijskundigen? Gewoon omdat de onderwijstrend die jaren geleden begonnen is door hen is ingezet. De managers in het onderwijs kunnen dáár in elk geval niets aan doen.

Tot slot nog dit. Waarom zou je je toch zo opwinden? Je zegt toch zélf dat de studenten ‘het’ via stoomcursussen enzo gewoon inhalen?
Mijn antwoord zou zijn: waarom dingen laten inhalen als het niet nodig zou hoeven te zijn?
Correctie, dat is niet het goeie antwoord. Het goeie antwoord betreft de vraag vanuit welk perspectief de veranderingen zijn opgetreden. Dat is het perspectief van een maatschappij waarin alles belevingsgericht is, waarin dingen die niet ‘leuk’ gemaakt kunnen worden bij voorbaat uitgesloten worden.

(O ja, ik vergeet nog iets belangrijks. Bij ons hebben we tenminste nog grammatica-boekjes. Maar ik ben bang dat niet alle collega’s dat een noodzaak vinden. Je snapt wel, ik durf geen dag van het werk weg te blijven, uit angst dat er op een of andere vergadering iets rampzaligs wordt beslist).

Met groeten van een nog steeds vrolijke:
Arie Molendijk
(taalkundige RUG-RTC Groningen).

2 Reacties

  1. In andere vakken ook
    Bij eerstejaars wiskundestudenten is het ongeveer hetzelfde: twee breuken optellen kunnen ze niet. Dus daar zijn tegenwoordig inhaalcursussen voor. Het probleem is natuurlijk dat het heel lang duurt voordat je voldoende gewend bent aan dit soort dingen (bij grammatica is dat natuurlijk niet anders). Aan het eind van de inhaalcursus zijn ze dus helemaal nog niet ‘bij’: het automatisme ontbreekt nog. Daardat dit automatisme in basisdingen ontbreekt gaat de rest van de studie veel langzamer. De studie moet natuurlijk wel binnen de 4 of 5 jaar die er voor staan gedaan worden. Hierdoor is een masterdiploma van tegenwoordig waarschijnlijk niet veel meer waard dan een propedeusediploma van 20 jaar geleden.

    Trouwens opvallend dat jouw collega’s bij RUG-RTC zo anti-grammatica zijn. Heeft het anti-onderwijsvirus ook al toegeslagen bij Romaanse talen aan universiteiten? Dan is de situatie nog iets ernstiger dan ik al vreesde.

Reacties zijn gesloten.