Ik herinner me: een heel goede leraar.

Niets bedrieglijker dan de herinnering. Toch zou die ons ook wat kunnen opleveren. Daarom hier een oproep: Van welke leraar (m/v) heb je, naar je eigen gevoel, véél geleerd? Wellicht kunnen wij als docenten dáár weer wat van leren.

Daarom is het belangrijk niet alleen te vertellen hoe lang dit is, welk vak hij/zij gaf, maar vooral wat volgens jou de sleutel was tot zijn/haar didactisch succes.

Ik heb overigens wel de indruk dat wij ons vaak het best de docenten kunnen herinneren die nogal bars waren. De vraag is dan wel: herinneren we ons deze omdat hij nogal bars was, of herinneren we hem omdat hij zo’n goede docent was.

Evengoed; met alle beperkingen ben ik toch erg benieuwd naar de goede voorbeelden.

23 Reacties

  1. Teachers making a difference
    Er is een aardig boek met herinneringen aan leraren die een verschil hebben gemaakt in het leven van de betrokkenen. Het is samengesteld door Jane Bluestein: zij vroeg te pas en te onpas aan medepassagiers en andere passanten in haar drukke leven naar deze herinneringen. De opgetekende herinneringen zijn niet anoniem. Op google.books.nl is een deel van de tekst beschikbaar.

    Jane Bluestein (1995). Mentors, masters and Mrs. MacGregor. Stories of teachers making a difference. Deerfield Beach, Florida: Health Communicatons.

    Het is weer eens een Amerikaans boek, via de Buchmesse en De Slegte in mijn boekenkast geraakt. Het idee is eenvoudig en fantastisch. Een beetje veel Amerikaanse human interest in de stories, ik betwijfel of al deze anecdotes iets ‘bewijzen’ over de dingen die didactisch verschil maken, maar het is zeker amusant en bemoedigend om te lezen.

    • En jij?
      En kun jij je ook nog bijzonder goede leraren herinneren? Wat maakte hen goed? Wat heb je er (meer) geleerd (dan bij anderen)?

      • Mijn uitstekende leraar?
        Hinke,

        Daar heb ik over lopen piekeren. Het hoofd van mijn LS heeft mijn ouders weten te overtuigen mij aan te melden voor het Gymnasium, een school die mijn moeder alleen van buiten kende, uit de tijd dat ze in de buurt een dienstje had bij de voorzitter van de plaatselijke Rotary. Dat was heel goed van deze leraar, en het heeft invloed gehad op mijn verdere onderwijsloopbaan: in vermoed dat ik in de HBS mogelijk was gesneuveld op de vreemde talen. Dat klinkt veemd, maar het enige dat ik met Frans, Duits en Engels presteerde waren uitstekende proefvertalingen.

        Ik heb dat gymnasium doorlopen zonder leraren met een mij opvallende goede didactiek tegen te komen. Aardige dames en heren, hoor. Het grootste deel van de tijd, althans. Ik heb wel een enorme didactische blunder meegemaakt: een rel omdat tijdens een werkweek van de eindexamenklas werd ontdekt dat er alcohol op de slaapzaal aanwezig was. Dat is op ongelooflijk autoritaire wijze, zonder hoor en wederhoor, door rector en conrector afgehandeld. Dit incident heeft mij gevormd, en gevoeliger gemaakt voor hufterig gedrag van gezagsdragers. Dat verklaart misschien iets.

        De enige leraar waar ik enthousiast over ben is hoogleraar J (Johannes) Linschoten. Hij gaf een briljante serie colleges, posthuum uitgebracht als ‘Idolen van de psycholoog’. Die colleges deden ertoe, vgl. Feynman. Hij overleed aan overmotivatie (een hartaanval) voordat ik tentamen bij hem kon doen. Ik heb mijn hele loopbaan last gehad van de kritische houding die ik onder andere uit deze collegereeks had opgedaan. Dat verklaart ook weer wat.

        • Respect
          Ik had nog niet genoeg gepiekerd. Deze ontboezemingen zijn toch riskant. Ik noemde mijn hoofdonderwijzer, Kerkmeijer, die had gepleit als Brugmans om mij naar het gymnasium te krijgen. Toch was dit in zekere zin door mijn moeder voorbereid: zij had zorgvuldig een goede school gekozen, en al veel eerder geopteerd voor het thuis spreken van ABN in plaats van dialect. Mijn moeder is dus een belangrijke ‘lerares’ in mijn leven geweest. En ook dat is weer niet toevallig. Zij was een briljante leerling, maar kreeg niet de kans om na de lagere school ‘door te leren’. Mijn grootmoeder was (te) streng eerlijk: negen oudere broers en zussen hadden niet de kans gekregen om door te leren, dus …. . We schrijven dan 1933, crisistijd. Klasgenoten gingen door naar vervolgonderwijs, voor mijn moeder wachtten de dienstjes.
          Ook dit heeft mij gevormd. Over ‘human interest’ gesproken. Na Rita Verdonk kun je met goed fatsoen eigenlijk nergens meer trots op zijn. Wat denk je … .

          • stoerdoenerij
            Vooral die harde en formele opstelling t.o.v. het Joegoeslavische moslimmeisje dat klas 5 VWO met succes doorlopen had en graag in Nederland eindexamen wilde doen wekte bij mij veel antipatie op.
            Seger Weehuizen

          • Regel is regel
            Rita Verdonk was minister op het terrein van justitie, zonder enig benul van het recht of van zijn geschiedenis. Haar opvattingen op dit terrein waren in drie woorden samen te vatten: ‘Regel is regel’. Wie dat bekend voorkomt: dat klopt. De laatste dagen hoor ik voortdurend een variant daarop: ‘Afspraak is afspraak’. Regels en afspraken zijn middelen, geen doelen.
            Met de kennis van na Rita is niet goed meer mogelijk om met fatsoen te zeggen dat je trots bent op iemand. Hoeveel taalverslonzing staat ons nog te wachten?

          • Beste Ben
            Rita verdonk draagt de titel drs voor haar universitaire studie sociologie, gespecisialiseerd in organisatiesociologie en criminologie. Bij mijn weten zat en zit er in de studie crimonologie een groot deel recht. Trouwens in de opleiding sociologie zat ook een deel sociaal recht.

          • Rita
            Jeronimoon,

            Rita moet een oppervlakkige studiestijl hebben beoefend: leer de feitjes uit je hoofd voor het eerstvolgende tentamen, en klaar is Rita. Maar goed, misschien ligt het niet aan Rita, en heeft ze beroerde docenten gehad?

          • Schande
            Ik schaamde me voor mijn Nederlandse nationaliteit toen ik dit las. Hoe hardvochtig kan je zijn als minister?
            Natuurlijk ontbreekt het in Nederland aan een fatsoenlijk immigratiebeleid, voornamelijk met betrekking tot o.a. Marokko, Turkije, Suriname en de Antillen (immigratie uit die laatste 2 eilandjes reguleren is politiek gezien natuurlijk complexer). Wij halen te veel gelukszoekers, import´slaven` (Marokkaanse jongens die een onderdanige vrouw willen die ze hier niet kunnen vinden) enz. binnen en te weinig mensen die daadwerkelijk nuttige kwaliteiten (opleiding, intellect en vaardigheden) toevoegen.
            Maar een meisje wiens familie daadwerkelijk vluchtte voor een gruwelijke oorlog, die hier compleet geaard was, vloeiend Nederlands sprak (met een licht accent natuurlijk) en op het punt staat om VWO-examen te doen het land uitzetten, dat is gewoon onmenselijk.
            Gelukkig is het wel nog goed gekomen met haar.
            nl.wikipedia.org/wiki/Taida_Pasi%C4%87

            Taida Pasić, in de media meestal foutief Taïda Pasic genoemd (Pristina, 10 april 1987) is een Servisch-Kosovaarse voormalig asielzoekster in Nederland alsmede een voormalig verzoekster om een tijdelijke verblijfsvergunning voor studiedoeleinden in datzelfde land.

            Op vrijdagochtend 28 april 2006 verliet zij Nederland omdat minister Verdonk had besloten dat zij moest vertrekken en de rechter haar beroep hiertegen ongegrond had verklaard. Aan het eind van de middag van diezelfde dag kwam zij per vliegtuig in de Bosnische hoofdstad Sarajevo aan waar zij zonder problemen de grenscontrole passeerde en werd opgehaald door haar vader. Zij legde tussen 19 mei en 1 juni 2006 haar vwo-eindexamen af bij de Nederlandse ambassade in Sarajevo. Op 15 juni werd bekend dat zij voor haar examen was geslaagd. Sinds augustus 2006 studeert zij rechten aan de Universiteit Leiden.

    • nog wat boeken
      The Oxford book of schooldays (1994, P. Craig, ed.) en Deutsche Schulzeit (1986, M.Gregor-Dellin, red.) zijn anthologieёn van herinneringen van literatoren aan hun schooltijd.
      Het zijn twee boeken die me teleurstelden en dat wordt veroorzaakt, denk ik, door de enorme verschillen in beleving.
      Zo schrijft bv. Bertolt Brecht over zijn school in Unser bester Lehrer: “De leerling leert alles wat nodig is om in het leven vooruit te komen. Het is hetzelfde wat nodig is om in de school vooruit te komen. Je leert er achterbaks te zijn, onwetendheid te verbergen en kennis te veinzen, geniepig wraak te nemen, een hoop cliche’s, slijmen, onderdanigheid en klikken.” (p.366).
      Zo ziet Brecht het, anderen zijn dankbaar voor en lyrisch over zo te zien hetzelfde onderwijs.
      Neem bijvoorbeeld I. Scheffler, Teachers of my youth (1995, Kluwer). Hierin wordt onderwijs beschreven zoals dat in orthodoxe kringen wel wordt gegeven. Niks voor mij, maar de auteur spreekt er met veel liefde over.

      Willem Smit

  2. Uiteenlopend
    Van het atheneum herinner ik mij twee docenten speciaal als ‘goed’. De ene was een docent geschiedenis. Hij was van linkse signatuur en ging eeuwig gehuld in spijkerbroek, een riem met een gesp “The Boss”, een leren jasje en een shagsigaret in de mondhoek (midden jaren ’70 rookte de leraar nog gewoon in de klas …… ). De andere docent gaf wiskunde en droeg altijd een strak pak met stropdas. Hij was voormalig profbokser en zag er ook zo uit: breed, haast ongenaakbaar maar wel vriendelijk.

    Meneer Geschiedenis had een losse stijl met veel discussies, zeker ook op het politieke vlak; in de jaren ’70 was er voor mijn gevoel op scholen meer politieke discussie tussen ‘links’ en ‘rechts’ dan nu. Maar onder die losse stijl ging een uitstekende beheersing van het groepsproces schuil. Deze leraar had uiteindelijk altijd de touwtjes in handen door zijn persoon en door de manier waarop hij discussies entameerde, leidde/stuurde en stopte. Knap werk.

    Meneer Wiskunde had een formele stijl die echter geen moment ‘hinderlijk’ was. Ik vind hem een voorbeeld van “bij hem haal je geen flauwe geintjes uit”. Ook hij had dus goed de wind eronder zonder zijn toevlucht te moeten nemen tot overdreven harde maatregelen, straffen of wat dan ook.

    Nu ik dit zo terughaal heb ik het gevoel dat er één belangrijk bindend element is tussen deze docenten: ze hanteerden een lesstijl die congruent was met hun persoon. De ‘losse’ stijl van meneer Geschiedenis hoorde bij hem, de ‘formele’ stijl van meneer Wiskunde evenzeer bij die persoon. Gecombineerd met grondige vakkennis en een gezonde dosis zelfspot heb je dan een uitstekende docent te pakken.

    • goede? lerares
      Ik herinner me de lerares Frans die altijd, van de eerste tot de laatste seconde, van de eerste tot de laatste schooldag, strak les gaf volgens het schema: overhoren van huiswerk (je stond voor de klas en beantwoordde haar vragen, soms op het bord, je kreeg een cijfer dat meewoog voor het rapport; soms bestond het overhoren uit een klassikaal dictee dat werd ingenomen en beoordeeld); frontale en onophoudelijke behandeling van nieuwe stof; opgeven van huiswerk voor de volgende keer. In de eerste klas (onderbouw) van de HBS kreeg je 5 uur Frans per week, daarna 3, 3, 2, 2 uur per week. Pas in de laatste twee jaar kwam er literatuur bij de grammatica, spelling en vocabulair. Niemand kreeg daar een speld tussen.
      Het was allemaal schrikbarend saai en de lastige leerlingen kregen aan het begin van het schooljaar een plaats voorin de klas toegewezen, de anderen mochten zelf een tafeltje kiezen. Zeker is dat ik per tijdeenheid nooit méér van iemand heb geleerd, en onthouden, dan van deze lerares. Iedereen wist dat. Ze was niet populair, maar om die reden ook niet onpopulair. Wel prettig dat andere leraren het anders deden, maar toen ik 15 jaar later een zomercursus in Bretagne volgde om m’n zwaar verwaarloosde Frans op te halen heb ik haar in gedachten bedankt. Alle kennis die ik meende voorgoed kwijt te zijn kwam terug met pakweg 45 uurtjes onderwijs (en praten met medecursisten).

      Willem Smit

    • lesstijl en leervak
      Ik vermoed dat er ook nog congruentie is of moet zijn tussen de leraar en zijn vak. De stijl van de leraar Geschiedenis past beter bij het vak geschiedenis dan bij het vak wiskunde. En de formele stijl van de docent wiskunde past heel goed bij zo’n formeel vak als wiskunde.
      Seger Weehuizen

  3. onvermoeibaar enthousiasme
    De leraar die ik me het positiefst herinner was een jonge classicus met een grote vakkennis, brede interesses en een onvermoeibaar enthousiasme. Hij zag in elk vers van Homerus een stijlfiguur en kon een hele les met ons discussieren over “wat zou jij doen als je Antigone was?”. Daarnaast maakte hij ons ook graag deelgenoot van dingen die hooguit zijdelings, of soms helemaal niet, met de klassieken te maken hadden en die hij gewoon erg mooi of interessant vond. Zo nam hij ons mee naar een optreden van de legendarische Drs P. en liet in de klas naast ‘Rosa Rosae’ ook andere nummers van Jacques Brel horen.

    Ook mijn klasgenoten die heel andere dingen zijn gaan studeren dan ik zien hem als een van de beste leraren van destijds. Ik vraag me wel af hoe zijn lessen nu zijn. Als je een klas zes keer per week ziet bouw je een hechte band op en is er ruimte voor lange discussies en voor andere dingen dan de lesstof alleen. Nu met hooguit drie lesuren en meer klassen is het een ander verhaal.

    Mede om bovenstaande redenen geloof ik dat een systeem met zeven of acht vakken veel beter is dan de versnippering van de Tweede Fase.

  4. Meester Adriaans
    Een klein stadje op de Veluwe, begin jaren ’60, in de enige Openbare Lagere School werkte, zeker al 30 jaar, Meester Adriaans en in de vierde klas (nu groep 6) zat ik bij hem in de klas. Een oudere vrijgezelle meester, die nog steeds in de kost was, ergens in een deftig huis in de stad.
    Voor zover ik me herinner was Meester Adriaans helemaal niet aardig, laat staan gezellig. Hij was tamelijk streng en indrukwekkend. Aan knutselen of zingen deed hij, tot mijn grote spijt, niet. We waren nu groot en het serieuze leven was begonnen. Ik was nét 9.
    Ik was een heel jonge leerling en voelde me niet erg bij hem op mijn gemak. Hij was de eerste meester die ik kreeg, na de Juffen in de lagere klassen. Meester Adriaans moest, net als elke andere onderwijzer op die school twee klassen tegelijk onderwijzen. Ik vond dat een voordeel, want zo pikte je ook nog eens wat mee van de les van de andere klas.
    In de vierde klas kregen we voor het eerst Aardrijkskunde en Geschiedenis. Aardrijkskunde hadden we al een beetje gehad in de derde klas, maar dan van de eigen provincie. Vooral topografie kregen we. De rijtjes ken ik nóg uit mijn hoofd. Nog steeds handig als ik even moet nadrenken waar Brummen ook weer ligt.
    Maar in de vierde ging het over heel Nederland (in de vijfde begon je al aan Europa en in de zesde aan de hele wereld, wauw!) Ik vond het echt heel interessant om te horen over de Wadden (nooit geweest toen nog) of de grote boerderijen in Groningen, de heuvels en de steengroeven in Limburg en de Hele Grote Steden als Amsterdam, Rotterdam en den Haag.

  5. Meester Adriaans II
    Maar echt briljant was Meester Adriaans met geschiedenis. Een keer in de week vertelde hij en ik hing aan zijn lippen. Ik neem aan: de rest van de klas ook. Hij kon zo goed vertellen en hij maakte van de grote figuren uit de geschiedenis echte levende mensen. “Nou, dacht Philips, ik wil wel de baas blijven in dat kleine kikkerlandje, maar dan moeten ze, net als ik, wél katholiek zijn. ‘Wat? Willen ze dat niet? Dan zal ik ze wel ’s even mores leren!”

    Voor mijn gevoel duurden die prachtige verhalen heerlijk lang. Geen herinnering heb ik er meer aan of er daarna nog een soort van verwerking of dictaat volgde. Dat zal haast wel. Voor mij waren de verhalen de kern van de les.

    Behalve dat het hele prettige lessen waren, heb ik er véél van opgestoken en onthouden. Bovendien werd bij bij de belangstelling voor geschiedenis gewekt. Mijn moeder vertelde dat ik thuis de verhalen bijna letterlijk kon navertellen. Zo had er nóg iemand plezier van.

  6. Can’t get no satisfaction.
    Als homo zappens beland in een concert van de Rolling Stones. Jezus, wat hebben die deze oude zakken mij nog te vertellen? De eerste nummers deden me ernstig twijfelen. Maar wat een concert! De gemiddelde leeftijd van de Rolling Stones moet zeker tweemaal die van hun gehoor zijn geweest.
    Waar ik op uit ben is een bruggetje van de herinnering aan die goede leraar naar de herinnering aan wat je werkelijk bewoog in die jaren, hoe je dat deelde met met anderen in je klas of je jaar, en of dat op een of andere manier ook verband hield met je studie. Niet om deze draad af te breken, want ik ben ervan overtuigd dat vele lezers boeiende ervaringen hebben met een of meer leraren uit hun school- of studietijd. Dit forum lijkt geen veilige plaats om deze ervaringen te boekstaven. Doe dat toch. Er is een vangnet van welmenende forumdeelnemers die je zullen beschermen.
    De Rolling Stones. Als zelf net zo’n oude zak herinner ik mij dat ik in mijn studietijd sterke identificaties ontwikkelde met de rock-, pop- en undergroundmuziek van vooral de tweede helft van de zestiger jaren, en het optimisme dat daarvan uitstraalde dat een betere wereld binnen handbereik lag. Opvallend, toch wel, omdat in de Koude Oorlog tegelijk een doem hing over de wereld: hoe lang zou het nog duren voordat er een kernoorlog zou uitbreken? Welke invloed hadden deze beelden en verwachtingen op de jongeren in het onderwijs, en dus op het onderwijs? Berkeley, 1967; Parijs, 1968; Maagdenhuis, 1969?
    Dus niet alleen die heel goede leraar, maar ook indrukwekkende ontwikkelingen in de wereld, eigen land, de eigen plaats of instelling. Wat hebben ze je geleerd, kon je er wat mee in het onderwijs dat je kreeg?
    Mijn eigen ervaring? De Koreaanse oorlog gaf me zorgen, als ventje in klas vier of zo van het LO, maar voor de onderwijzers bestond er geen wereld buiten Nederland. De Sovjets lanceerden een kunstmaan in 1957, maar de leraren van het gymnasium gingen er straal aan voorbij.

    • een ander levensgevoel
      Ik heb actualiteit of concrete toepassingen bij een leervak eerder als een verzwakking van het leervak ervaren, tenzij zij exemplarisch gebruikt werden. Actualiteit an und für sich is meestal banaal.
      Seger Weehuizen

      • Het leervak als Fremdkörper
        Seger,

        Wat moet een leerling dan met zo’n wezensvreemd leervak?

        Anders gezegd. Er zijn er die zeggen dat het in het onderwijs gaat om de resultaten. ‘De resultaten’ zijn die van de eindexamens. Wat een armoede. Die resultaten zijn best op te krikken, met een hoop ’teaching to the tests’. Dat levert dan een verlies-verlies situatie op voor alle betrokkenen.

        Wat is onderwijs waard, als het vervreemd blijft van de actualiteit? Wat is verweesde kennis eigenlijk waard, op de marktplaats?

    • Helder denken
      Enkele invloeden die ik nu kan onderkennen.
      Daar was die leraar natuurkunde, meneer Wassenberg. die werd enthousiast als je een hoog cijfer haalde en die riep uit dat met iets erbij het nog een 10 kon worden de volgende keer.
      Hij had zijn eigen methode geschreven, bijzonder helder en overzichtelijk. En je kon elke avond bij hem terecht waar je je extra kon oefenen. Er zaten iedere keer dat ik er kwam medeleerlingen. Hij deelde chesterfields uit (dure sigaretten die toen nog, 1962, geïmporteerd moesten worden uit de VS). Die leraar nam iedereen (dat weet ik achteraf niet zeker) serieus.
      Dan was er Sips, de tamelijk jonge wiskundeleraar, die ook het toneel regisseerde, waar je je altijd veilig bij voelde.
      Deze twee leraren gingen uit van rechtvaardigheid, je kwam tot je recht, je werd serieus genomen en als er iets fout ging, zouden ze onmiddellijk zorgen dat het goed kwam.
      Een andere invloed was het Tonkin-incident in 1964 waar ik over las in een Franse krant (we leerden talen in die tijd) en waar ik niets van begreep. Dat maakte me nieuwsgierig.
      Dus toen de directeur van de katholieke school me (voor de eerste keer) bij zich riep en me opriep vooral niet naar Amsterdam te gaan “want daar word je zo rood als menie”, stond mijn besluit vast: ik ging niet Nederlands studeren in Nijmegen, maar ik zou er uitbreken en politieke en sociale wetenschappen gaan studeren in Amsterdam. Dan hoefde ik niet naar Nijmegen want die studie bestond alleen in de hoofdstad.

      • nog meer invloeden
        Een groot pluspunt van docenten die de buitenwereld van school weren is de tijdwinst die dat oplevert. Zo heb je meer tijd voor jezelf en voor de rest, heel fijn als je zestien bent. Van de pakweg 12 leraren die je vroeger had waren er toch zeker 6 vrij oninteressant, zelfs over het eigen vakgebied. Ik ben blij dat tijdens m’n HBS-tijd (1955-1960) de leraren in de les niet aan politiek deden, of aan andere toeters en bellen. En buiten de les was er nauwelijks contact met ze. We hadden zelf een debating-clubje opgericht en enkele leden hadden al meer kijk op argumenteren, literatuur en gedichten dan hun leraar, en hadden ook veel meer gelezen.

        Maar waar hebben we het over. Wat komt er van de hoge verwachtingen terecht? Leerlingen zonder belangstelling voor belangeloze kennis –altijd een meerderheid- zijn de kleine burgertjes die later de volwassen burgers worden. Een abjecte groep waar we het mee moeten doen. Ik denk niet dat een bevlogen docent hier veel kan uitrichten. Waarom moeten docenten onvermoeibaar enthousiast en gemotiveerd zijn en een brede belangstelling bezitten met passie voor het eigen vak. Deze opvatting is mij te parasitair en te vrijblijvend: typisch burgerlijk dus. Waarom niet hetzelfde verlangen van je kinderen en van leerlingen?

        Willem Smit

Reacties zijn gesloten.