Verslag BON-symposium ‘De kunst van het leren’

door Monica Preller

Zaterdag 22 mei kwamen BON-leden, wetenschappers, politici en andere geïnteresseerden na een periode van twee jaar waarin weinig mogelijk was weer bijeen voor het symposium in de aula van de hogeschool IVA in Driebergen. Op het programma: lezingen, columns, een debat tussen Tweede Kamerleden en een discussie met onderwijsminister Dennis Wiersma.

Opening

Iets voor enen betreedt BON-voorzitter Ad Verbrugge samen met IVA-medewerker Marten Hoffmann het podium. Er is volgens BON sprake van een gebrek aan deskundigheid, te weinig maatschappelijk besef en desastreus beleid in het Nederlandse onderwijs: het systeem is volkomen vastgelopen.

Na een vraag uit het publiek naar de naam IVA (‘dat staat voor Instituut Voor de Autohandel’, aldus Hoffmann) kan de eerste lezing van start.

Lezing ‘De kunst van het aanleren’ door Astrid Scholten & Ben Hamerling (Stichting Schriftontwikkeling)

Het diascherm toont een netjes ingekleurde Sinterklaaskleurplaat. Een resultaat van goede schriftontwikkeling, aldus Scholten en Hamerling. Dit in tegenstelling tot buiten de lijntjes kleuren, hoe graag onderwijsvernieuwers dat ook zouden zien. Want, zo stellen de sprekers, dat laatste is een kwestie van de arm heen en weer bewegen. Kleuters die iets echt inkleuren zijn dichter bij leesbaar schrijven. Deze vaardigheid is ook opgenomen als kerndoel voor het primair onderwijs, waar wel het nodige op af te dingen valt. Blokletters zijn bijvoorbeeld leesbaar, maar kosten de schrijver meer moeite dan schrijfletters. Bovendien is de vaak gebruikte methode van het luchtschrijven – waarbij de leerling een letter in de lucht ‘schrijft’ met één vinger na opdracht van de docent – allesbehalve effectief. Elk kind kan leren schrijven, zo besluiten Scholten en Hamerling de lezing, maar op dit moment zijn basisscholen vanwege een gebrek aan vakkennis niet in staat om daar effectief voor te zorgen.

Lezing ‘De tiener, digitaal onderwijs en het lerende brein’ door Jelle Jolles (emeritus hoogleraar neuropsychologie en publicist)

Door de coronacrisis is met een noodgang digitaal onderwijs ingevoerd. Een noodzakelijk kwaad voor leerlingen. Jolles’ eigen ervaring met huilende leraren aan het bureau suggereert dat het de meeste docenten net zo goed frustreerde. Digitalisering is dan ook geen oplossing voor het lerarentekort en kan het tienerbrein zelfs schaden. Hersenen van jongeren groeien tussen het 18de en 25ste levensjaar nog steeds, en ook in deze fase is sociaal contact met leeftijdsgenoten van essentieel belang. Intellectuele nieuwsgierigheid kan opbloeien in een omgeving die de juiste prikkels biedt. Technologie kan met allerlei animaties en kleuren de illusie van kennis geven, maar de informatieve waarde is vaak laag. De remedie hiertegen is het aanbieden van informatie binnen een gestructureerde context. Gekoppeld aan sociale prikkels zal dit jongeren eerder aanzetten tot leren.

Lezing ‘Gewoon goed lesgeven’ door Marcel Schmeier (oud-basisschooldocent, onderwijsadviseur en bestsellerauteur onderwijsmethoden, o.a. EDI 2.0: tips en technieken voor een goede les)

Een klas die meedoet met de les krijgt effectief les, maar hoe krijg je dat nu voor elkaar? Los van orde houden kun je als docent het verschil maken door iedere leerling tijdens een klassikale les de beurt te geven. Dat is nog niet zo makkelijk: uit onderzoek blijkt namelijk dat docenten eerder leerlingen kiezen die zij als succesvoller zien. Ook het uiterlijk van de leerling kan een docent beïnvloeden. Het is eveneens van belang om leerlingen bedenktijd te gunnen voordat ze de vraag beantwoorden. Zeker voor leerlingen wier ouders en sociale omgeving niet hoogopgeleid zijn, is dat essentieel.

Column Lobke Vlaming (directeur-bestuurder Ouders & Onderwijs)

Tijdens een bijeenkomst met de VO-raad voelde Lobke Vlaming zich – tussen alle Audi-rijdende bestuurders die opschepten over leerlingaantallen, hun ‘marktaandeel’ – niet op haar plek. Andere bezoekers waren niet geïnteresseerd in haar visie op het onderwijs als maatschappelijke gelijkmaker. Op kleine scholen, waar directeuren nauw contact hebben met leerkrachten en ouders, gaat het er heel anders aan toe. Voor beter, menselijker onderwijs is het zaak – tegen de schaalvergrotingstrend in – een voorbeeld te nemen aan deze kleine scholen. Bovendien is meer inbreng van docenten bij bestuurders cruciaal.

Gesprek tussen BON-voorzitter Ad Verbrugge en Dennis Wiersma (minister primair en voortgezet onderwijs)

Hoewel BON-leden kritisch zijn over veel onderwijsbeleid, zijn ze te spreken over Wiersma. De minister erkent dat het Nederlandse onderwijs in het slop zit. Daarnaast staat hij positief tegenover een grotere rol voor de inspectie en investeren in bekwamere pabo-studenten.

Tijdens het gesprek worden scherpe vragen gesteld: hoe kunnen we ervoor zorgen dat docenten weer als professionals worden gezien? Kunnen er geen grenzen gesteld worden aan klassengrootte? Waarom ligt de lat voor de pabo en mbo-docenten zo laag, en wat te doen aan de afnemende belangstelling van leerlingen voor het vak Nederlands? Wiersma toont zich bereid de problemen te lijf te gaan en ziet heil in ‘het gesprek met de school’. Want, zo zegt hij, we moeten het samen doen. Hij wil de dialoog blijven aangaan met BON-leden en met docenten, om hun advies te vragen en om te zien of nieuw beleid inderdaad de gewenste doelen bereikt.

Debat ‘Hoe de dalende onderwijskwaliteit te keren?’ met Tweede Kamerleden uit de commissie OCW met Harm Beertema (PVV), Peter Kwint (SP), René Peters (CDA), en Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut)

Voor de discussie tussen de vier deelnemers losbarst, spreken ze over de goede indruk die Wiersma op hen maakte. Volgens Beertema komt dat deels doordat Wiersma niet alle kennis over zijn portefeuille van lobbyisten kreeg, maar die eerder al zelf opdeed. Alleen Cihangir heeft kritiek: volgens hem mist Wiersma’s plan nog focus. Peters belooft de minister scherp te houden.

De eerste vraag van de voorzitter betreft het kwaliteitsprobleem op de pabo: het is tijd voor betere docenten in het PO. Cihangir voegt toe: pabo-docenten zijn slecht in rekenen; de reken- en taaltoets voor pabo-studenten zou opnieuw ingevoerd moeten worden. Peters gaat daarin mee als voorstander van hogere ingangseisen voor de opleiding.

Over internationalisering van universiteiten is hij minder te spreken: wat schieten we ermee op om Chinese studenten op te leiden? Kwint begrijpt het wel: universiteiten zijn bij deze studenten niet verantwoordelijk voor huisvesting, maar krijgen wel collegegeld.

Beertema is kritisch over het scharen van ‘burgerschap’ onder de basisvaardigheden: voer voor de schnabbelaars van het nieuwe leren, aldus het PVV-Kamerlid.

Peters spreekt zich duidelijk uit tegen digitaal onderwijs: “digitaal les is geen les”.

De eerste vraag uit de zaal betreft de ingangstoetsen voor de pabo: steunen de Kamerleden die echt? Peters zegt van wel. Kwint plaatst een kritische noot: de toetsen moeten niet als Ei van Columbus worden gezien.

De tweede vraag komt van een PO-docent met vijftig jaar ervaring: door schaalvergroting is er veel misgegaan in het basisonderwijs, wat gaat de politiek daaraan doen? Beertema zegt dat een motie om die aan te pakken het eerder niet haalde, maar “we kunnen het opnieuw proberen”.

De derde vraagsteller is kritisch over het maatschappelijk besef van de Kamerleden: kunnen zij dat voor hun partij-ideologie stellen? Beertema’s antwoord is dat Kamerleden alleen iets kunnen veranderen als er op hen wordt gestemd.

De volgende vraag gaat over de rekenles op het mbo: deze les is verplicht voor studenten, maar hun kennis wordt niet getoetst. Kwint erkent het probleem: docenten zijn erdoor afgehaakt. Cihangir benadrukt de noodzaak van rekenonderwijs voor mbo-studenten: achtstegroepers kunnen beter rekenen dan mbo-studenten in niveau drie.

Digitaal onderwijs komt aan bod. Peters is van plan hier flink oppositie tegen te voeren. Kwint vindt digitaal onderwijs “verschrikkelijk” en vindt dat we beter voorbereid moeten zijn op een volgende pandemie.

Aan het eind van het debat is er flinke kritiek vanuit de zaal op de Wet passend onderwijs. Kwint vindt dat eerst de klas als collectief meer aandacht verdient en daarna de individuele leerling aan bod komt. Hij is voorstander van goede remedial teachers, maar “alle beetjes extra zijn verdwenen”. Peters gaat deels mee met Kwint door te stellen dat er soms “te veel mensen zijn voor individuele leerlingen”. Beertema noemt ten slotte elke thuiszittende leerling “een grof schandaal” en de Wet passend onderwijs “faliekant mislukt”. Toch heeft hij hoop, niet alleen door Wiersma: hij ziet steeds meer groepen die hun eigen scholen stichten.

Onderwijsvernieuwing is volgens Cihangir de bron van alle ellende. Beertema stemt in: “we hebben maar één onderwijsvernieuwing nodig, en dat is onderwijsoudering.”

Column Jesse Jeronimoon

De situatie uit de krant: brand op school. Een leerling belandde in het ziekenhuis, de docent werd ontslagen en (aldus Jeronimoon met een bitterzoet lachje) de directeur marketing en communicatie werd opgevoerd als woordvoerder. Hoe kan dit, vraagt Jeronimoon zich af. Een kwart van de basisschoolleerlingen uit het PO is analfabeet. Veel van hun docenten hebben moeite met rekenen. Onderwijs is te commercieel geworden. Met de komst van de PO-, VO- en Mbo-raad ontstonden adviseursbanen, meer reorganisaties, meer fusies – en met elke fusie kwam een betere envelop voor diezelfde adviseurs.

De vraag is nu: waar zijn de honderden miljoenen extra naartoe die de overheid in het onderwijs stak?

Jeronimoon komt terug op de directeur marketing en communicatie. “Er is dus een afdeling voor marketing en communicatie.” Een school als bedrijf, maar inkomsten en uitgaven zijn onbekend. “Laat scholen die voortaan op tafel leggen. Liefst met een bonnetje, al is dat wel heel jaren tachtig. Zorg ervoor dat ze verantwoording afleggen, wat ook voor de PO-, VO-, MBO- en HBO-raad moet gelden. Scholen zien zich als bedrijf – laat ze zich dan ook als bedrijf gedragen.”

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter