LOFZANG OP HET LEVEN EN ODE AAN DE VRIENDSCHAP

Grenzeloze roman van Theo Reijnders

LOFZANG OP HET LEVEN EN ODE AAN DE VRIENDSCHAP

“ik zoek een reisgenoot” (Martinus Nijhoff)

Rector en oud-leraar Engels Theo Reijnders heeft een maand verlof genomen voor een fietstocht met vrienden naar Santiago de Compostella. De verslaglegging van zijn tocht verscheen onder de titel finis terrae, met als ondertitel een bourgondische pelgrimage. Hoewel Reijnders met de titel duidelijk de grenzen van zijn wereld aangeeft, zijn die voor wat betreft het genre van het boek verre van duidelijk. Het boek, dat een hommage aan het leven en een ode aan de vriendschap is, zou ik willen categoriseren als ‘grenzeloze non-fictie’. Dat behoeft enige uitleg.

De laatste decennia zijn in onze literatuur de grenzen tussen fictie en non-fictie flink aan het vervagen. Zo duikt steeds vaker de term autofictie op. Dat is een mengvorm van autobiografie en fictie. Een mooi voorbeeld is Lodewijk Wiener. In zijn romans over zijn leraarstijd weet je als lezer immers niet of het allemaal autobiografisch is of verzonnen. Of beide. Bij Reijnders staat nadrukkelijk roman op de kaft. Dat suggereert dat we hier met fictie te maken hebben. Het tegendeel blijkt waar. Het is een realistisch verslag van een fietstocht met waargebeurde verhalen van de deelnemers en geografische en (cultuur)historische feiten. In de inleiding bekent de auteur ‘dat hij zich bepaalde vrijheden heeft gepermitteerd om recht te doen aan het karakter van zijn vrienden in deze roman van de werkelijkheid’.

Elke boekhandelaar zal zich achter de oren krabben en zich afvragen in welke kast hij dit boek nu moet plaatsen. Bij de reisverhalen of bij de romans? Cultuurhistorie of robinsonade? Het reisverhaal is een van de oudste en meest beoefende genres in de literatuur. In de westerse literatuur betrof dat aanvankelijk de queeste naar de heilige graal of het ultima Thule. Allemaal verzonnen. Daar geldt het ‘in verbeeldingswerelden zijn geen grenzen aangewezen’. Het meest klassieke voorbeeld is natuurlijk Homeros’ Odysseia en in de recente Nederlandse literatuur kennen we allemaal Springer en Nooteboom. Zij brachten het ‘Wie verre reizen doet, kan veel verhalen’ in praktijk. Maar bij Reijnders hebben we toch met iets anders van doen. Namelijk een subgenre van het reisverhaal: de pelgrimage. Ook dat zeldzaam genre kennen we van de begintijd van onze letterkunde. In Van den vos reinaerde  gaat Reinaert als boetedoening op pelgimstocht. Bij Reijnders is er absoluut geen sprake van een boetedoening. Eerder het tegenovergestelde. De hedonistische pelgrims doen zich tegoed aan copieuze diners waarbij bier en wijn rijkelijk vloeien. Reijnders geeft nadrukkelijk aan dat aan de Santiago-missie geen religieuze overwegingen ten grondslag liggen. Het doel van de reis lezen we op pagina 194:

“het gaat om de sportieve uitdaging die de tocht op zich biedt, het gaat om de aantrekkingskracht van het historische karakter van deze bedevaartstocht; en het gaat niet in de laatste plaats om het plezier om in elkaars gezelschap te verkeren en dat elke dag weer te bekronen met een maaltijd, de wijn die daar bij past en met de gesprekken die we met elkaar voeren”.

Louter plezier zou je denken, maar is dat wel zo?

Reijnders liet zich vanwege zijn achtergrond als leraar Engels wellicht inspireren door de veertiende eeuwse  Canterbury Tales van Chaucer of mogelijk door het nog oudere Decamerone van Boccaccio.  Dit genre, dat we een raamvertelling of kaderverhaal noemen, kent vele verschijningsvormen en is soms buitengewoon complex. De artistieke functie van het kaderprocédé werd vakkundig door Karel van het Reve uiteengezet in “In die doos zat weer en doos”. Dat dozenprincipe zien we bijvoorbeeld duidelijk bij Multatuli in zijn Max Havelaar. Op geniale wijze gebruikt hij de kadervertelling voor zijn parabels, de geschiedenis van Batavus Droogstoppel en het pak van Sjaalman.

De raamvertelling gekoppeld aan het reisverhaal is dun gezaaid in onze schone letteren. Het enige werk wat mij direct te binnenschiet is het onvolprezen Op de Vlaamsche binnenwateren (1925) van Stijn Streuvels. Met drie kunstbroeders bevoer Streuvels op een oude schuit de Vlaamse rivieren en  bezocht de kunststeden. Een andere kadervertelling over vriendschappen, maar geen reisverhaal, is het wat recentere Elf van Daniël Rovers uit 2010. Ook een ode aan de vriendschap met als opmerkelijke ondertitel Roman. Reijnders gaf aan zijn boek een motto van Montaigne mee waarin drankgebruik bij ouderen wordt aanbevolen. Rovers gaf zijn roman ook een motto van Montaigne mee:

“Zo ontdek ik de innerlijke neigingen van mijn vrienden aan de hand van hun uitingen”.

 

Hoe zit het met het kader in finis terrae? De fietstocht speelt eigenlijk een ondergeschikte rol. Dat is als het ware de verpakking, de buitenste laag van de ‘roman’. Buitengewoon fraai is het decor dat met veel gevoel voor schoonheid wordt beschreven. Natuur, cultuur en historie vormen de ingrediënten van de tweede laag. Het kost de auteur het nodige kruim om zijn pragmatische reisgenoten te interesseren voor schoonheid en cultuur. En dan komen we bij de binnenste laag of de kern van het boek: de persoonlijke bekentenissen van de pelgrims. Hun afzonderlijke levensverhalen vormen het hart van het boek. Hier geldt dat de weg belangrijker is dan het doel. Terwijl de fietstocht een reis voorwaarts is, is de eigenlijke ‘innerlijke’ reis een terugtocht. Een tocht naar het verleden dat immers nooit restloos voorbij is en dat ons heeft gevormd tot wie en wat we nu zijn. Een achterwaartse reis dus. Dit is de innerlijke pelgrimage en hier ‘zien de ogen van de pelgrims terug in de tijd en lang vergeten mensen spreken uit hun monden’. (J.C. van Schagen) Dan komen we eigenlijk toch uit bij een van de definities van de roman: “de avonturen en/of innerlijke ontwikkeling van individuen tegen de achtergrond van een bepaald tijdruimtelijk kader”.

De gevleugelde uitdrukking ‘Zeg me wie u vrienden zijn en ik zal zeggen wie u bent’  is hier gecomprimeerd tot ‘Vertel eens wat over uw vrienden en ik zal zeggen wie u bent’. Zo is dit bijzonder en buitengewoon vlot geschreven boek uiteindelijk een liber amicorum geworden in de breedste zin des woords. Een boek van, voor en door vrienden, maar ook een boek dat door het te lezen vriendschappen zal inspireren en bestendigen.

Dr. A.M. Bastings

 

 

 

 

 

 

 

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter