Reactie BON op rapport verdiepingsfase Onderwijs2032

De OnderwijsCoöperatie heeft afgelopen donderdag een rapport uitgebracht dat de vraag moest beantwoorden of er draagvlak is voor invoering van een vernieuwd curriculum volgens de lijnen van Onderwijs2032.

 

De OnderwijsCoöperatie concludeert dat de mening van de docenten wat betreft het curriculum Onderwijs2032 zeer uiteenloopt, maar dat er wel een grote meerderheid van leraren is die meent dat zij een grote rol moeten spelen in het ontwerpen van een nieuw curriculum. Gegeven die conclusies uit de raadplegingen die de OC heeft gehouden, adviseert de OC dan ook om Onderwijs2032 niet top down in te voeren, maar een continu proces te faciliteren waarbij leraren in klassen, in scholen en in bredere gremia met elkaar spreken over een nieuw curriculum.

BON kan zich niet vinden in de conclusies van de OnderwijsCoöperatie. Daarvoor hebben we de volgende overwegingen:

1.   Het onderzoek naar draagvlak dat aan dit advies ten grondslag ligt is slecht opgezet en uitgevoerd. De resultaten ervan kunnen op geen enkele manier betrouwbaar of valide worden genoemd. Deze kritiek heeft BON herhaaldelijk binnen de OnderwijsCoöperatie en ook daarbuiten laten horen. Ook zijn er alternatieven voorgesteld, maar daar werd niet voor gekozen.

Voor BON was dit de reden om uit de OnderwijsCoöperatie te stappen.

2.   BON verbaast zich over de uitkomst is dat een grote meerderheid van leraren vindt dat zij een prominente rol zouden moeten hebben bij het bepalen van het curriculum. Mocht dat al de mening zijn van de aanwezigen bij de raadplegingen, dan nog betekent dat niet dat dat ook de mening is van een meerderheid van de docenten. De raadplegingen werden zo slecht bezocht dat uiteindelijk besloten is specifieke scholen te benaderen, waarbij het aantal respondenten 51 bedroeg.

3.   Natuurlijk moeten leraren betrokken zijn bij curriculumveranderingen in hun vak en hun schooltype. Toch is voorzichtigheid geboden omdat een curriculum geldt, of zou moeten gelden, voor alle scholen van eenzelfde type. De verschillen van inzicht tussen verschillende leraren is hierbij groot. Er zijn leraren die bovenal vaardigheden willen onderwijzen, er zijn er die vooral kennis willen overdragen,  die alles thematisch willen benaderen en er zijn er die juist de vakken een centrale rol willen laten spelen.

4.   De vraag is of de leraren die hierover spraken van te voren voldoende voorgelicht en ingelezen waren om een verantwoorde keuze te kunnen maken. Bij de internet-raadplegingen waar BON bestuursleden aan deelnamen was dat overduidelijk niet het geval. Stellingen dienden in sneltreinvaart gewaardeerd te worden. Tijd voor nadenken en overleg was er niet.

5.   Verder is het onduidelijk in het rapport hoe de meningsverhoudingen liggen tussen leraren in het VO en het PO. Het rapport gaat over een curriculumwijziging in zowel PO als VO, maar spreekt zich niet uit over de verschillen die er zijn bij een curriculumwijziging, alleen al omdat het VO met vakleraren werkt en het PO niet.

BON is van mening dat een curriculumverandering een uiterst zorgvuldig proces dient te zijn waarbij velen betrokken moeten worden en veel afwegingen moeten worden gemaakt.

Af en toe een middag discussiëren onder leiding van medewerkers van de OnderwijsCoöperatie is een werkvorm die hiervoor totaal ongeschikt is. Het geschetste proces is van zo’n enorme complexiteit en bureaucratie dat het in de dagelijkse praktijk voor lesgevende leraren onmogelijk zal zijn om hier voldoende inbreng in te hebben. De onderwijsCoöperatie heeft overigens bewezen niet in staat te zijn dergelijke processen, indien al gewenst, te kunnen begeleiden 

Opmerkelijk is dat deze aanpak vergelijkbaar is met de aanpak van de commissie Schnabel om tot haar advies te komen en met de aanpak van de OnderwijsCoöperatie om het draagvlak vast te stellen. Die resultaten geven weinig hoop op een nieuw en qua tijd en mogelijkheden reëel traject waarbij alle leraren begeleid mee kunnen denken over een curriculumverandering. 

Leraren lijken volgens het rapport mee te willen praten over een nieuw curriculum, wij vragen ons ten zeerste af of dit werkelijk zo is. De raadpleging lijkt daarvoor niet valide en professioneel genoeg.

De kernvraag voor BON blijft: Is er werkelijk een nieuw curriculum nodig? De commissie Schnabel komt met een rapport dat duidelijk gestoeld is op één bepaalde visie op onderwijs. Tegenover dit rapport kunnen nog vele andere visies geplaatst worden. Die discussie is door de Onderwijscoöperatie niet gevoerd of gestimuleerd. Het lijkt dat de visie op onderwijs zoals in het rapport vermeld de leidraad wordt om “bottom-up” met de leraren het curriculum te vernieuwen.

Het is nog maar de vraag of de meerderheid van de leraren in PO en VO daarvoor in het draagvlakonderzoek voor hebben gekozen.  BON trekt dat ernstig in twijfel.

Tenslotte vragen wij ons serieus af of het curriculum werkelijk het grootste probleem is dat in het onderwijs aangepakt dient te worden.

Andere zaken, zoals grootte van de klassen, werkdruk van leraren, slecht taal- en rekenonderwijs in het PO, onbevoegde of onderbevoegde leraren in het VO zijn allemaal vele malen belangrijker en urgenter.

BON voorziet dat wanneer dit advies door de politiek wordt overgenomen, er miljoenen zullen worden besteed aan het proces van het begeleiden van de leraren die samen aan het curriculum gaan werken., of volgens ons inzicht, samen werken aan de invoering van Onderwijs2032 volgens het rapport Schnabel.

En dat terwijl wij menen dat een dergelijk proces geen gedegen curriculum zal opleveren, maar enkel een langdurige en flinke markt creëert voor allerlei organisaties die menen die begeleiding goed te kunnen verzorgen.

 

BON zegt, op onderwijskundige en organisatorische gronden, nogmaals NEE tegen Onderwijs2032!

 

 

5 Reacties

  1. Het onderzoek voor 2032 is

    Het onderzoek voor 2032 is "slecht opgezet en slecht uitgevoerd".

    Was het daar maar bij gebleven. Dan zou je louter van amateurisme kunnen spreken.
    Maar wie als ik, aanwezig was in de werkgroep, weet dat het erger is.
    a. Niet alleen werden de leraren voor de gesloten groepen op een onverantwoorde manier geselecteerd,
    b. de vragen zoals die bij die digitale raadpleging werden gepresenteerd werden positief richting de gewenste pro-uitkomst gestuurd. Dat heeft iedereen die meedeed nog zelf kunnen constateren,
    c. De voorlichting aan leraren was uitermate sturend. Leraren kregen vooraf te horen dat "het niet nodig was" het rapport zelf te lezen en op de site van de OC waren als voorlichtingsmateriaal alleen mooie verhalen over het buitenland te lezen (Singapore, Canada, enz) dat niet in de context werd geplaatst. In Singapore lijden leraren en leerlingen onder een autoritair regime. Ik sprak ouders die wanhopig waren teruggekeerd uit die stadsstaat omdat hun kinderen die extreme druk niet aankonden. Ben Wilbrink weet hoe nu al blijkt hoe in die andere genoemde landen de experimenten in deze richting mislukkend zijn.

    En dan heb ik het nog niet over het insluizen van zoveel pro-2032-krachten in de werkgroep dat die getalsmatig de leraren overvleugelden. Op een vraag van mij op een OC-bestuursvergadering waar ik Ad Verbrugge verving kreeg ik te horen dat iedereen evenveel inbreng had in de werkgroep.
    Dat past binnen het daar aangenomen stuk dat het "OC-bestuur richt", het "OC-bureau inricht" en "de leraar verricht". Toen ik daarnaar vroeg werd me verzekerd dat de leraar het voor zeggen heeft. Ik heb toen gevraagd om die woorden opnieuw te definiëren.

  2. `Er zijn leraren die bovenal

    `Er zijn leraren die bovenal vaardigheden willen onderwijzen, er zijn er die vooral kennis willen overdragen,  die alles thematisch willen benaderen en er zijn er die juist de vakken een centrale rol willen laten spelen". Dat geldt ook voor de ontvangende partij:  de ouders en hun kinderen. Onderwijs zou daarom bij de komende verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten Generaal een grotere en meer gevarieerde rol moeten spelen. Hoe zou BON dat kunnen bereiken?

  3. Allemaal kostbare tijd van

    Allemaal kostbare tijd van leraren die verloren gaat aan eindeloze discussies. Doet mij denken aan het SchoolWerkPlan dat ooit verplicht werd (vanwege vernieuwend onderwijs) voor het basisonderwijs. Alles wat in een school gebeurde moest worden vastgelegd en verantwoord. Maar eerst MOEST alles in het team uitgebreid besproken worden. Vele uren hebben juffen en meesters daaraan moeten besteden, om dan uiteindelijk tot een boekwerk te komen dat echter niet mocht vast staan, maar dat steeds opnieuw bevraagd zou moeten worden en weer besproken in onderling overleg. Het is allemaal totaal zinloos geweest, want na enige jaren werd de verplichting van een SWP weer afgeschaft. Zelfs de overheid had gezien dat hier kostbare tijd werd verspild aan bureaucratische nonsens.

    Er is toch ooit een canon voor het geschiedenisonderwijs vastgesteld? Doe zoiets voor alle vakken, maar laat echte deskundigen (dat is: mensen met grote vakinhoudelijke kennis!) zich hierover buigen. De basisschoolleerkracht volgt dan wel, zolang het om echte kennis gaat. Want de basisschoolleerkracht is NIET toegerust om het vakgebied goed te overzien.

  4. Een ‘kaal’ zuiver feitelijk

    Een 'kaal' zuiver feitelijk vakinhoudelijk curriculum laat bovendien ruimte voor de vrijheid van onderwijs. Want de bijzondere school kan de kale kennis beschouwen als een minimum. En kan deze kale feitelijke vakinhoud voorzien van kanttekeningen vanuit haar overtuigingen. Kan deze basis zelfs aanvullen met kennis die de bijzondere school belangrijk acht.

    Een algemeen curriculum moet zich niet met levensvragen bezig houden. Noch met gewenste modelburgers. Dat vult elke bijzondere school zelf wel in. Mag van de grondwet. Moet van de betrokken ouders; en het kind behoort de ouders; niet de school of de staat.

  5. Laten we vooral terugkeren

    Laten we vooral terugkeren naar de manipulaties rond het rapport.

    Het hoogtepunt daarvan was de 'slot-avond" in De Balie in Amsterdam. Die was eerder gepland, maar toen de belangstelling bijna nihil bleek, werd die nog een week uitgesteld en werden er advertenties tegenaan gegooid. 

    Op 5 oktober 2016 was het dan zo ver. In de zaal bleken 35 aanwezigen. Daarvan was waarschijnlijk hooguit een derde leraar. Dat werd niet geteld, maar bij een vraag daarnaar staken zo'n tien personen hun hand op. Ik niet, want ik ben ex-leraar. Maar wel leraar was een zeker Jasper Rijpma, die met eigen ogen kon zien hoe de stemming werd gemanipuleerd. De rest van de zaal was gevuld met OC-bestuurders, en OC-bureaumedewerkers, en nog wat ander los grut. Met positivo's dus.

    De bijeenkomst werd voorgezeten door een meneer Wassink die een fervent 2032-aanhanger bleek. 
    Natuurlijk werden we weer in groepjes verdeeld, want wie verdeelt die heerst. Meneer Wassink kwam aan het eind tot de conclusie dat zeker 80 procent voor 2032 was. Een aanwezige journalist meldde dat "er een zeker gegrom" opsteeg. 
    Ook andere aanwezigen, het onderwijzersblog meldde naderhand hoe de zaak geflest werd. De leraren waren tegen, behalve natuurlijk Jasper en nog iemand die ze in een forum hadden gezet. (De andere forumleraren dachten daar anders over)

    Het was het culminatie van de voortdurende pogingen om leraren 2032 door de strot te duwen. Leraren die ik de afgelopen weken sprak op diverse scholen zeiden me dat ze geen zin in het circus hadden, die plannetjes daar hadden ze geen tijd voor.

    Voor het verslag van deze buitenstaander: komenskypost.nl/?p=1329

Reacties zijn gesloten.