GOK

GOK

 

Het is weer niet gelukt. Om ouders aan zet te laten komen. De Politiek en de educalogen hebben eendrachtig ons goede onderwijs in het verderf gestort en waren niet in staat om er iets beters voor in de plaats te stellen. Meer kinderen volgen nu een hoger type onderwijs maar dat hogere type stelt minder voor dan het type waarvoor het in de plaats gekomen is.  Veel leraren wisten in het begin al dat de veranderingen die de Politiek invoerde geen beter onderwijs zouden brengen of kwamen er hardhandig achter nadat ze werkezels op de werkvloer geworden waren. Sommigen profiteerden van de tijd van verdwazing door hoog in de bij de scholen ontstane hiërarchie door te stoten en een leuk inkomen te verwerven en andere konden op zijn minst niches binnen het onderwijs te vinden als ze het in de klas niet meer konden bolwerken. De leraren hebben zich niet tegen hun degradatie van gerespecteerde semi-zelfstandige tot slecht betaalde productiewerker op de werkvloer verzet. Naar ik hoopte zouden nu eindelijk de ouders, die als immers als laatsten ontdekten dat hun keuzevrijheid werd ingeperkt en dat ze door de politici en educalogen beduveld werden, in het geweer komen om het verzet tegen de voorthollende onderwijsverloedering kracht te geven.

Ouders zouden in onze grondwet steun kunnen vinden voor hun eigen inbreng. Maar die houdt zich op onderwijsgebied meer met rechten van sociale groepen bezig dan met die van individuen. Als een GROEP mensen op grond van een gemeenschappelijke godsdienstig of onderwijskundig ideaal een gesubsidieerde school wil oprichten moet dat wettelijk mogelijk zijn. Het gaat dan om de rechten van groepen, niet van individuen. Als je als ouder je kind naar een speciale lagere school die zo ontstaan is wil brengen moet de overheid voor vervoer zorgen maar verder ben je als ouder rechteloos. De Politiek heeft het oprichten van speciale scholen onredelijk zwaar gemaakt en toetsing aan de grondwet is niet mogelijk.

Te weinig ouders hebben hun ontevredenheid laten blijken om het voor politieke partijen aantrekkelijk te maken om van onderwijsrestauratie een main issue te maken  En weer is het wegens gebrek aan belangstelling niet mogelijk gebleken om met een GOK-partij de verkiezingen in te gaan.

BON is met succes bezig bij belangrijke politici gehoor te vinden maar blijft door de bevolking gezien worden als een organisatie van opstandige leraren. Politiek is echter geen zaak van gelijk hebben maar van gelijk krijgen, dus van numerieke macht, van kiezers. BON moet haar basis versterken. Ouders winnen voor BON maar ook voor een apolitieke politieke partij, genaamd  GOK: Geef Ouders Kansen

11 Reacties

  1. GOK

    Geachte Malmaison,

     

    Hier een bericht uit de praktijk. Als ouder met (nu nog) een kind op een Natuurlijk Leren School(therapeutisch kamp) ben ik de afgelopen tijd tot de conclusie gekomen dat de belabberde onderwijssituatie van Nederland slechts een lichtelijke jeuk veroorzaakt bij ouders. Vele ouders op onze school geven zich over aan de propagandamachine geleid door onze directeur die de gebruikelijke dogredenen opvoert om te bewijzen dat het Leren op onze school fantastisch is. Zelfs wanneer concrete resultaten onder de gemiddelde maat zijn, blijven ouders volharden in Vertrouwen in de Leider. Ze maken er een ver-van-ons-bed-show van omdat er wellicht een moeilijke beslissing genomen moet worden namelijk je kind van school halen of de strijd aangaan met de schoolleiding. Wanneer dan de schoolleiding haar macht uitoefent door valse AMK-meldingen te doen of geheimhoudingsverklaringen laat tekenen, kortom gebruk maakt van intimidatietactieken, zijn ouders niet zo geneigd om de barricaden op te gaan. Bij ons op school zijn er maar weinig ouders die geformuleerd hebben wat onderwijs nou eigenlijk beoogd en moet beogen. Zolang hun kroost maar gelukkig is en het leuk heeft en daarom graag naar school gaat is het al best. "Het gaat zo goed met het zelfvertrouwen van mijn kind" is dan een veel gehoorde slogan en dus acceptatiecriterium.

    Kortom, ik ben het helemaal met u eens en misschien is er een taak voor de BON om ouders te onderwijzen wat onderwijs nou beoogt en moet beogen en wanneer dat onderwijs geslaagd is. Voor mij persoonlijk heeft het stuk van Jan Dirk Imelman voldoende aanknopingspunten geboden: www.beteronderwijsnederland.nl/files/BON%20voordrachtversie%20Imelman.pdf

     

    Met een beetje gevoel van dramatiek kan ik zeggen dat ik mijn kroost heb bevrijd uit de klauwen van de Natuurlijk Leren Movement. Een strijd is het zeker omdat het mij persoonlijk aangaat dat alle kinderen fatsoenlijk onderwijs krijgen en vanuit die gedachte andere ouders probeert te wijzen op de deficiencies die gepaard gaan met het onderwijs zoals wij dat nu kennen. Je raakt daarmee aan allerlei psychologische processen als loyaliteit, cognitieve dissonantie, schuldgevoelens etc die emotionele reacties veroorzaken waartegenover de rede maar moeilijk standhoudt. Maar we geven niet op!

     

    Groeten R

     

     

    • voortreffelijk

      het Immelman-stuk is uitvoerig, zeer helder geschreven en vol met voor BON-leden relevante informatie. Voor mensen die een stukje tekst zoudedn willen citeren: Stuur de ADOBE-file mee als aanhangsel van een G-mail aan jezelf. Richt daarna je aandacht op de PDF-file. Als je er aan wil editen kun je er daar een copy van maken en die op een blanco word document plakken. let op: in het word document ontstaan vaak fouten waar in de ADOBE-file de bladzijde verandert

    • Imelman merkt terecht op dat

      Imelman merkt terecht op dat de manier van lesgeven des leraars is. “Misschien zijn velen onder u tevreden met deze RvS-uitspraak”. Zijn inziens zit de Raad van State zit met haar uitspraak det CGO hoewel de bestuurders en managers vóór zijn beter niet ingevoerd kan worden omdat er onvoldoende draagvlak bij de docenten is. Inderdaad, vergelijk een leraar met een medisch specialist in het ziekenhuis. Daar zijn besluiten op medisch gebied ook des specialisten. Pas als de managers en de bestuurders in het onderwijs daarvan zouden uitgaan zouden zij over de leraren als “professionals”mogen spreken. Maar dat is in strijd met de tegenwoordig in zwang zijnde principes van Newspeak. Maar ook Imelman schuift een vraag met principieel karakter onder tafel: Worden didaktische principes door een vergadering van leraren dwingend opgelegd of mag elke leraar hierin zelf beslissen en in een klas naar stand van zaken handelen? Imelman schrijft  “Er blijkt er echter uit dat ook de RvS een opvatting heeft over de verhouding tussen overheid en onderwijs die onthutst. Namelijk: dat de overheid in principe dwingend mag bepalen hoe er onderwijs wordt gegeven, anders gezegd: wat de didactiek hoort te zijn. Mbo-bestuurders en -managers kunnen dus bij die RvS-uitspraak in hun vuistje lachen: het is slechts een kwestie van tijd, en er is draagvlak. Oudere docenten die mogelijk kritisch zijn, worden vervangen door nieuwe generaties docenten. En zij zijn niet meer ingevoerd in het klassiek pedagogische taalspel en kunnen alles slechts vanuit het perspectief van het, via opleiding en nascholing verworven, concept van cgo beoordelen.

      • Standaard-didactiek of op maat van de docent gesneden?

        Seger, ik heb al eens eerder uitgewijd over de overeenkomsten en verschillen tussen medici (met hun standaardprotocollen voor diagnostiek & behandelwijze) en leraren (met hun dikwijls op individuele maat gesneden didactische keuzes). Dit in de context van de 'evidence based' mode in onderwijsland. Zie het blog hier: bit.ly/opqqjo

         

        Het heeft mijn sterke voorkeur om didactische beslissingen over te laten aan de individuele docent, vanwege a) de interactie tussen effectieve didactiek en de persoon van de docent (ofwel wat voor de een werkt, hoeft nog niet voor de ander te werken).en b) de bewijsvoering in 'evidence based' didactisch onderzoek methodologisch vaak flinterdun is (ik ben onderwijskundig onderzoeker dus kan het weten) en c) een grote individuele autonomie op didactisch terrein (in plaats van zich te moeten voegen anarde eisen van ministerie, Inspectie, schoolleiding of docentenvergadering) het beroep aantrekkelijker maakt voor de hooggeschoolde, zelfstandige, zelfkritische docenten die we zo nodig hebben en d) het extern bepalen van didactische keuzes (door empirie of door hogergeplaatsten in de organisatie) de dood in de pot is voor de ontwikkeling van de didactiek – nog afgezien van de ontwikkeling van de docent als persoon die zich allengs een groter didactisch inzicht verwerft.

         

         

        • antwoord op #5

          antwoord op #5

           

          Beste Couzijn,

          Je blog is een uitstekend verhaal.

          Jammer dat het niet op dit forum werd geplaatst. Je zult daar goede redenen voor hebben gehad.

          En nu is het te laat, denk ik, maar ik wil toch een opmerking maken.

          Hoewel je gelijk hebt –een paar details daargelaten misschien- zul je het niet krijgen. Als je het krachtenveld en de uitrusting aan middelen  van de actuele onderwijssector overziet dan is een andere conclusie uitgesloten. Dat verdiende gelijk krijg je ondermeer niet van slecht opgeleide leraren, van de van de praktijk vervreemde schoolleiders, van door wereldvreemde opvattingen over leren gestuurde OCW-beleidmakers en politici, van onderzoekers uit de hoek van het nieuw leren, van overgeïndividualiseerde ouders en ook niet van de leerlingen die van hun vrijheid genieten. En ook niet van al die ouwehoeren eromheen. En daarmee heb je 80% van het veld tegen je.

          Jammer dat ik je exploten op de volkskrantsite heb gemist, m’ n eigen schuld, ik wist wel van het bestaan ervan.

    • Ik vind de analyse van de

      Ik vind de analyse van de heer Imelman zeer sterk. Dit zou breder gepubliceerd moeten worden.

      Ik herken er veel in, want ik was bewust deel van de ontwikkelingen sinds de zeventiger jaren en heb daar als student en als leerkracht vaak onthutst naar gekeken. Lange tijd slaagde ik erin mijn eigen gang te gaan en veel (maar niet alles) eenvoudig te negeren. Totdat WSNS en zaken als zelfstandig werken en 'adaptief' onderwijs dwingend het klaslokaal kwamen binnengeslopen. Toen was er geen ontsnappen meer mogelijk en was voor mij de maat vol.

  2. Ik herken dit verhaal. Soms

    Ik herken dit verhaal. Soms denk ik dat ouders het te druk hebben om zich in het onderwijs te verdiepen.

    De term 'natuurlijk leven' ken ik (Niet te verwarren met: "NATUURLIJK LEVEN MET WABI SABI). Dat is een van de speeltjes van het APS. Een mij bekende school propageerde dat. Maar zoals een leraar daar me vertelde zijn de leraren daar eerst stiekem, naderhand openlijk, er afstand van gaan nemen. Openlijk omdat na enkele jaren deze fantastische manier van leren er toe leidde dat de eindexamenresultaten naar beneden donderden.

    • antwoorden

      Geachte Rebeldad1969,

      Het is heel belangrijk dat veel ouders  die door het licht getroffen werden toen zij in de duisternis schouwden zich verenigen tot een groep binnen of buiten BON. Zij moeten dan bij andere ouders van hun school blijven proberen om het zaad van de twijfel tot kiemen te brengen. En schoolbesturen en directeuren zijn voorzichtig tegenover ouders die niet alleen assertief zijn maar ook met kennis van zaken praten. Een school is immers bang voor negatieve publiciteit.

      Voor lezers van deze BLOG: AMK = adviespunt melding kindermishandeling en  APS =Algemeen Pedagogisch Studiecentrum

      Geachte Philippens,

      Dan lijkt mij nu het moment gekomen te zijn waarop de schoolleiding haar dwaling erkend en haar excuses aan de gezakte leerlingen aanbiedt. Dat laatste zal ze waarschijnlijk wel nalaten van wege de mogelijke financiële consequenties. Maar zij kan wel  officieel en openlijk een einde maken aan het natuurlijk leven beleid en zou dat ook moeten doen.

       

      Seger Weehuizen

      • Geachte Seger,

        Geachte Seger,

         

        Heel erg graag zou ik een soort van oudergeleding willen vinden hier bij de BON. Ook om de krachten te bundelen. Het is ongelooflijk hoe een directie en bestuur te keer gaan tegen ons ouders wanneer je het waagt hun functioneren ter discussie te stellen. Alle typische reflexen van een establishment under fire komen tevoorschijn. Vooral het karaktermoordje is een populair middeltje. Dan lees je dingen over jezelf die gewoonweg onwaar of absurd zijn dat je toch nog even knippert met de ogen tot en met aangiftedreigingen aan toe. Ouders zouden hierdoor best wel geïntimideerd kunnen raken en hun strijd opgeven. Het zou dan prettig zijn als er een BON-ouders groep is die steun kan bieden.

        Hier hebben ouders gehoor gekregen bij de landelijke pers. Binnenkort zal er een artikel verschijnen wat volgens mij niet mals is voor de directie. Zowel op inhoud, onderwijspraktijk, communicatie en concept/ideologie(Natuurlijk Leren) wordt een visie weergegeven vanuit ouders, die niet enthousiast zijn geworden in de loop van de jaren. to be continued…….

  3. Er zijn zat ouders geinteresseerd in goed onderwijs

    Er zijn zat ouders geinteresseerd in goed onderwijs, alleen, die zitten misschien niet te wachten op een one issue partij als een GOK, of hebben om andere redenen bij de BON niet veel te zoeken. Wat mij betreft: de BON is alleen geinteresseerd in speciaal onderwijs als dumpplek voor onwelgevallige leerlingen. Ik kwam op het spoor van het volgende door de postings van Bonnie, en voor de heel geduldigen onder u hierbij mijn klacht over de ontoegankelijkheid van het staatsexamen voor sommige groepen leerlingen. Deze klacht had ik in eerste instantie gedeponeerd bij de Commissie Gelijke Behandeling (die niet bevoegd schijnt te zijn) en vervolgens bij de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad. Onlangs heb ik ook een afschrift gestuurd aan de Commissie OCW van de Eerste Kamer, waar de Wet Kwaliteit (V)SO op 3 juli behandeld zou worden, maar die behandeling is kennelijk inmiddels uitgesteld:

     

     Aan:  Juridisch Steunpunt Regelrecht (van de CG Raad)
    Postbus 1724
    1200 BS Hilversum

    Van:                XXXXXX

    Datum:           13 juni 2012

    Betreft:           Klacht, dat de overheid door het stellen van bijzondere aanvullende voorwaarden in artikel 2a van het Staatsexamenbesluit VO specifieke groepen leerlingen de facto uitsluit van deelname aan het staatsexamen voor enig deelcertificaat in de beroepsgerichte leerwegen en gemengde leerwegen vmbo, en dat daardoor met name leerlingen met een (zwaardere fysieke) beperking ernstig gedupeerd worden.         

     

    (Uit het Staatsexamenbesluit VO:

    “Artikel 2a. Toelating tot staatsexamen beroepsgerichte leerwegen en gemengde leerweg vmbo [Treedt in werking per 01-08-2012]

    Tot het staatsexamen vmbo in de basisberoepsgerichte leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg of de gemengde leerweg, wordt uitsluitend toegelaten:

    • a. de kandidaat die ten tijde van de aanmelding voor het staatsexamen is ingeschreven als deelnemer aan een beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, eerder is afgewezen voor het eindexamen vmbo in een in de aanhef genoemde leerweg, en een cijferlijst overlegt waaruit blijkt dat voor elk van de beroepsgerichte vakken waarin eindexamen is afgelegd, het eindcijfer 6 of meer is behaald;
    • b. de kandidaat die is ingeschreven aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentraen die met toepassing van artikel 30 van de Wet op het voortgezet onderwijshet eindexamen vmbo in een in de aanhef genoemde leerweg heeft afgelegd, indien de leerling daarvoor is afgewezen en een cijferlijst overlegt waaruit blijkt dat voor elk van de beroepsgerichte vakken waarin eindexamen is afgelegd, het eindcijfer 6 of meer is behaald.”)

     

     

     

    Geachte mevrouw, meneer,

    Ik schrijf u als ouder van een leerling in klas 3 vmbo in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO, cluster 3). Het ligt in de bedoeling dat onze zoon door het doen van staatsexamen voor deelcertificaten uiteindelijk een volledig diploma vmbo-TL behaalt. Waarschijnlijk wordt hij dus niet direct geraakt door de hierboven geciteerde en formeel per 1-8-2012 ingaande bepalingen van het Staatsexamenbesluit VO, hoewel niet valt uit te sluiten dat vmbo-TL voor sommige vakken voor hem toch te hoog gegrepen zal blijken te zijn. In dat geval kan hij hopelijk deelnemen aan een “bezemregeling” (zie hieronder).

    Toch vind ik het bijzonder onrechtvaardig dat uitsluitend voor het vmbo-BB of –KB voor toegang tot het staatsexamen de leerling:

    1. moet zijn ingeschreven bij een MBO of VSO;
    2. daarnaast in een eerder schooljaar al een keer gezakt moet zijn voor het volledige examen vmbo-BB of –KB;
    3. bij die gelegenheid wel een voldoende gehaald moet hebben voor elk van de beroepsgerichte vakken.

    Dergelijke aanvullende eisen worden voor kandidaten voor staatsexamen-deelcertificaten vmbo-TL, havo of vwo niet gesteld. Iedereen die dat wil kan zich in principe aanmelden voor deelname aan het staatsexamen voor elk willekeurig deelcertificaat en voor elk willekeurig aantal deelcertificaten vmbo-TL, havo of vwo, ongeacht welke verdere plannen men ermee heeft.

    Maar ook het behalen van één of enkele deelcertificaten vmbo-BB of –KB, wat voor sommigen zoals hieronder betoogd alleen maar mogelijk is via het staatsexamen, kan al buitengewoon relevant zijn, zeker als het een leerling met een (fysieke) beperking betreft.

    De bepalingen in het Staatsexamenbesluit VO voor de beroepsgerichte leerwegen vmbo zullen er op neerkomen dat sommige leerlingen met een (fysieke) beperking die wel de cognitieve capaciteiten voor vmbo-BB of –KB hebben de facto worden uitgesloten van staatsexamen voor welk deelcertificaat dan ook (dus ook de niet-beroepsgerichte vakken) omdat zij nu eenmaal (fysiek) niet in staat zijn de beroepsgerichte vakken te volgen en/of (indien er sprake is van symbiose tussen een reguliere vmbo-school en een VSO-school) niet in staat zijn steeds van de VSO-school naar een reguliere school voor vmbo-BB of –KB te reizen, of in de beroepsgerichte vakken examen te doen. Voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden 2 en 3 zal voor deze groep leerlingen dus nooit mogelijk zijn.

    De invoering van de nieuwe bepalingen uit het Staatsexamenbesluit VO loopt niet helemaal parallel aan de invoering van de bepalingen van de Wet Kwaliteit (V)SO voor het VSO in 2013. De VSO-school van mijn zoon heeft nog geen symbiose met een regulier vmbo tot stand kunnen brengen en ik veronderstel, gezien het tijdstip van ingaan van de bepalingen van de Wet Kwaliteit (V)SO, dat symbiose op dit moment ook nog niet verplicht is voor een VSO-school. Ik heb begrepen dat men bij de reguliere vmbo-scholen die in aanmerking komen voor een symbiose-overeenkomst met de VSO-school van mijn zoon vooralsnog “de boot afhoudt”, kennelijk onwillig om onderwijs/examinering te verzorgen aan/voor leerlingen met heel specifieke behoeften, waarbij er veel tijd zal gaan zitten in de afstemming met de VSO-school, en misschien ook wel onwillig om leerlingen in de Trouw- en Elsevier-schoolopbrengsten-lijstjes te laten figureren die de gemiddelde resultaten van hun reguliere vmbo-school omlaag zullen trekken, want veel leerlingen met beperkingen hebben in verband met ziekte en therapieën etc. meer tijd voor hun opleiding nodig dan de norm. Dus zelfs de leerlingen op de VSO-school van mijn zoon die fysiek wel de mogelijkheden hebben om beroepsgerichte vakken te volgen zullen vooralsnog niet kunnen deelnemen aan het lesprogramma en het examen bij een reguliere school voor vmbo-BB of –KB, want er is (nog) geen symbiose. Zij gaan dus sowieso tussen wal en schip vallen, omdat ik veronderstel dat het volgen van een programma voor de beroepsgerichte vakken toch enige jaren van de vmbo-opleiding in beslag zal nemen en niet iets is dat men zo maar even op het laatste moment kan doen en dan tijdig kan worden afgerond.

    Ik heb wel begrepen dat de leerlingen die nu in de 3e klas vmbo van een VSO-school zitten nog zullen kunnen deelnemen aan een “bezemregeling” voor wat betreft de staatsexamens vmbo-BB en –KB, maar de leerlingen in de 1e en 2e klas niet meer. Er schijnt daartoe een inventarisatie van de daarvoor in aanmerking komende leerlingen te hebben plaatsgevonden. In ieder geval: ooit komt er een “knip” tussen leerlingen die nog wel en leerlingen die niet meer kunnen deelnemen aan het staatsexamen (voor deelcertificaten) voor vmbo-BB en -KB.

    De VSO-school van mijn zoon is erg klein, en er zitten leerlingen van diverse niveaus bij elkaar in de klas. In verband met het ‘sprokkelen’ van vakken over meerdere jaren zitten er verschillende cohorten leerlingen in één eindexamenklas. Er komen dus jaren dat er enerzijds leerlingen in de hoogste klas zitten die toewerken naar deelname aan het staatsexamen deelcertificaten vmbo-BB en -KB (geldt alleen nog voor de leerlingen die in aanmerking komen voor de bezemregeling, dus leerlingen die nu in de 3e klas of hoger zitten) of staatsexamen vmbo-TL of havo, en anderzijds leerlingen die niet kunnen toewerken naar deelname aan het staatsexamen omdat zij door de nieuwe regeling niet meer worden toegelaten. Er is geen gedeeld doel meer; sommigen worden gedegradeerd tot “tweederangs” leerlingen. Dat is ongetwijfeld een domper op de motivatie van die leerlingen en problematisch voor het lesgeven.

    De docenten zullen nu zelf voor deze specifieke groep leerlingen (het zal altijd maar om kleine aantallen gaan) vervangende kwalitatief hoogstaande afsluitende toetsing moeten gaan verzorgen: een eenzame en tijdrovende klus want voor elk vak is er doorgaans maar één docent aan de school verbonden, en dat terwijl er degelijke afsluitende toetsing in de vorm van staatsexamens “op de plank ligt”. Liever zou ik zien dat de docenten zich helemaal kunnen richten op de begeleiding van de leerlingen.

    De betreffende leerlingen zullen het moeten doen met een niet algemeen erkend getuigschrift of iets dergelijks van de VSO-school zelf. Het is mij niet duidelijk wat het ontbreken van door de overheid erkende diplomering zal betekenen voor de vervolgopleiding van de betreffende leerlingen. Zal dit, gezien de strekking van het MBO-actieplan Focus op vakmanschap 2011-2015 en het vervallen van de drempelloze instroom in het MBO, er toe leiden dat de genoemde leerlingen die het VSO uitstromen en die cognitief in staat zijn om te functioneren op MBO 2 of MBO 3-niveau voortaan alleen maar kunnen instromen in het laagste MBO-niveau, zijnde de toekomstige entree-opleiding? Dit lijkt mij voor leerlingen met die cognitieve capaciteiten erg onbillijk.

    VSO-scholen zullen veel meer dan voorheen hun “opbrengsten” moeten verantwoorden aan de Onderwijsinpectie, maar hoe zij de resultaten van leerlingen die niet aan een officieel examen hebben kunnen deelnemen gaan verantwoorden is mij niet duidelijk. Het zou niet terecht zijn als VSO-scholen hierop worden “afgerekend”, terwijl zij zelf misschien heel graag zo veel mogelijk leerlingen naar deelname aan het staatsexamen(-deelcertificaten) zouden begeleiden.

    Dat een VSO-school verplicht wordt een samenwerking aan te gaan met een reguliere vmbo-school zodat de leerlingen in ieder geval qua faciliteiten in staat zullen zijn daar de beroepsgerichte vakken voor het vmbo-BB of –KB te volgen en er examen in te doen is een heel goede zaak. Ik begrijp goed dat het niet volgen van de beroepsgerichte vakken zal betekenen dat de betreffende leerling nooit een volledig diploma vmbo-BB of vmbo-KB zal kunnen halen. Dat moet hem of haar duidelijk gemaakt worden door mondelinge voorlichting, via de site en de schoolgids van de VSO-school. Toch lijkt het mij voor de betreffende leerlingen, die geen beroepsgericht vak kunnen doen, heel belangrijk dat er ook voor hen uitdagende doelen gesteld kunnen worden, in de vorm van deelname aan het staatsexamen voor die vakken die zij nog wel kunnen doen. Ik ben heel blij dat de tijd van “pamperen” voorbij is, en serieuze doelstellingen voor elke leerling horen daarbij. Deelname aan het staatsexamen voor één of zo mogelijk meer vakken is daarvoor bij uitstek geschikt.

    Ik vind overigens dat de VSO-school zelf ook voor de leerlingen die meedraaien in een symbiose-regeling verder alle niet-beroepsgerichte vakken moet kunnen geven en laten examineren via het staatsexamen. Dit lijkt me het meest consistent en helder en zal ook de gemeenschappelijke doelgerichte sfeer in de eindexamenklas van het VSO het meest ten goede komen.

    De mogelijkheid van het afleggen van één of enkele deelcertificaten op vmbo-BB of –KB-niveau kan overigens ook relevant zijn voor VSO-leerlingen met een disharmonieus profiel die verder op Praktijkonderwijs-niveau of juist op vmbo-TL-niveau les hebben. Ook voor hen ligt het niet voor de hand beroepsgerichte lessen te volgen op een reguliere vmbo-school.

    Er is niet veel voorlichting geweest aan leerlingen en ouders over de wijzigingen in het Staatsexamenbesluit VO. Wellicht was de aandacht van de VSO-school tot voor kort opgeslokt door (de inmiddels afgeblazen bezuinigingen rond) passend onderwijs. Afgelopen maand was er dan toch een voorlichtingsbijeenkomst op school, niet zozeer specifiek over het Staatsexamenbesluit VO maar meer over de Wet Kwaliteit (V)SO. Daarbij kwamen de problemen met betrekking tot de staatsexaminering wel zijdelings aan de orde, maar ik denk zeker dat er leerlingen op het VSO en ouders zijn die zich niet bewust zijn van het feit dat zijzelf/hun kinderen geen toegang meer zullen hebben tot het staatsexamen.

    Ook op de site van DUO is nog niets over de voorgenomen beperking in het Staatsexamenbesluit VO terug te vinden, terwijl die toch formeel per 1-8-2012 ingaat en de leerlingen vóór 1 december (VSO-leerlingen) of 1 januari (particulieren) moeten worden aangemeld voor het afleggen van het staatsexamen in het volgende voorjaar/de volgende zomer. Verder heb ik op internet onvoldoende kunnen terugvinden over de beweegredenen voor de beperking in de toegang tot het staatsexamen voor juist deze groep leerlingen.

    Kortom, mijn klacht is dat de overheid met de bepalingen van artikel 2a uit het Staatsexamenbesluit VO een onacceptabel onderscheid maakt tussen leerlingen van de beroepsgerichte vmbo-niveaus enerzijds en vmbo-TL, havo en vwo anderzijds en in het bijzonder een onverteerbare belemmering opwerpt voor leerlingen met een (fysieke) beperking die wel de cognitieve vermogens hebben om deel te nemen aan staatsexamens voor bepaalde deelcertificaten  op vmbo-BB of -KB-niveau, maar niet de fysieke. Ik verzoek u daarom er bij de overheid op aan te dringen de betreffende bepalingen in het Staatsexamenbesluit VO zo spoedig mogelijk te schrappen.

    Hoogachtend,

    XXXXXX

     

    PS Ik had deze vraag eerst voorgelegd aan de Commissie Gelijke Behandeling maar helaas is de Commissie Gelijke Behandeling niet bevoegd klachten over eenzijdig overheidshandelen, waaronder wetgeving, te onderzoeken tenzij de kwestie de grond ras en sociale zekerheid betreft.  Bij die gelegenheid had ik de volgende personen een kopie gestuurd:         De minister van OCW, mw. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart (per brief: Ministerie van OCW, Postbus 16373, 2500 BJ  DEN HAAG); de leden van de vaste commissie voor OCW van de Tweede Kamer (dames en heren Elias, Çelik, Beertema, Biskop, Smits,Van der Ham, Klaver, Ortega-Martijn, Dijkgraaf, Ouwehand, Dijsselbloem, Ferrier); Dienst Uitvoering Onderwijs, afdeling Examendiensten; XXXXXX (directeur VSO XXXX); XXXXX (interim voorzitter MR VSO XXXXX); XXXXXX (beleidsmedewerker onderwijs BOSK)

  4. Van zittenblijven wordt niemand wijzer?

    Ik sluit niet uit dat hij, die dit afgelopen zaterdag 210712 in de volkskrant beweert heeft, Ferry de Haan,  in afgezwakte vorm gelijk heeft als hij met deze uitspraak alleen doelt op leerlingen die in het afgelopen schooljaar slecht gepresteerd hebben. Maar het valt me op dat hij geen aandacht geeft aan de voldoende presterende leerlingen en de leraren. Om te beginnen kunnen zittenblijvers het proces van kennisoverdracht in de vervolgklas negatief beïnvloeden. Maar automatische bevordering kan ook in het schooljaar dat afgesloten wordt de voortgang van de lessen negatief beïnvloeden. Zonder een stok achter de deur zullen sommige leerlingen minder ijverig zijn. Slecht voor henzelf maar ook voor hun medeleerlingen die wél hun best doen. Zij leren minder efficiënt maar zullen ook soms de gemakzucht van sommige slecht presterende leerlingen overnemen. Ook voor de leraren is het niet leuk als leerlingen minder hard gaan werken omdat ze er zeker van zijn over te zullen gaan.

    De Haan stelt voor om leerlingen die de prestatienorm niet gehaald hebben te verplichten om het grootste deel van de zomervakantie bijspijkerlessen te volgen. Maar daarmee is het probleem van de eindeloze herkansing weer terug. Ook dat vermindert de ijver van de leerlingen en vergroot de belasting voor de leraren.

    Het is schrijnend dat De Haan net als vele onderwijshervormers nergens naar de belangen van de hardwerkende en voldoende presterende leerlingen of hun leraren kijkt. Hij schrijft ook niet of en in welke mate onderzoekers die de zinloosheid van de meeste gevallen van zitten blijven onderzochten naar de gevolgen voor andere iemanden gekeken hebben.

    Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.