Vandaag zijn mij de reacties van de VVD toegestuurd op de 10 geboden van BON.
Net zoals bij de reacties van D66, PvdA en PVV wordt bij dezen de reactie integraal weergegeven. Daarnaast zal de reactie gebodsgewijs verwoven worden met de reacties van de andere 3 partijen. Ten slotte volgt mogelijk ook plaatsing daar waar per gebod behalve de reacties van alle reragerende partijen beschouwingen over de relevanties van van die reacties op de geboden staan.
1. Bestuur, beheer en inrichting van onderwijsinstellingen moeten in het teken staan van gedegen onderwijs door gekwalificeerde en inspirerende docenten. Het beschikbare budget van niet-universitaire onderwijsinstellingen moet primair besteed worden aan onderwijs en aan alles wat daartoe aantoonbaar bijdraagt.
Elke euro die we vanuit Den Haag voor onderwijs reserveren, dient te worden geïnvesteerd in het onderwijs zelf en in de kwaliteit van het onderwijs. Om het onderwijs te verbeteren is niet altijd extra geld of nieuwe regelgeving nodig. Het gaat om een mentaliteitsverandering. Veel scholen presteren goed met de huidige regels en middelen.
2. Directie- en beheersfuncties mogen niet exuberant beloond worden en moeten primair worden vervuld door mensen met onderwijservaring, die bij voorkeur naast hun bestuurs- of beheerswerkzaamheden zelf onderwijs verzorgen. Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten.
De schoolleider is een essentieel persoon voor een school. Diens inzet, kwaliteit en kunde bepalen in hoge mate hoe een kind de school ervaart en hoe effectief de leerkrachten hun werk kunnen doen. Een schoolleider mag nooit meer beloning ontvangen dan de door de Minister van Onderwijs – met instemming van de VVD – vastgelegde maxima.
Schoolleiders, leraren, ouders en leerlingen geven gezamenlijk invulling aan het onderwijs en hebben daarop dus ook gezamenlijk inspraak. Een leraar is na de leerling de belangrijkste persoon in het onderwijs, maar dat betekent volgens de VVD niet dat hij of zij alleen besluit over de inrichting van het onderwijs.
3. De onderwijsinstelling biedt primair vakinhoudelijke en algemene vorming aan leerlingen en studenten en heeft alleen binnen die context ook een opvoedende taak. In het geval van nevenactiviteiten van de opleiding (brede school) is het onderwijsdeel daarvan strikt gescheiden.
Onderwijs is onderwijs en alles wat niet in het curriculum van de school is opgenomen valt daar buiten. Een activiteit zoals schoolzwemmen maakt volgens de VVD nadrukkelijk wel deel uit van het onderwijs, als een basisschool ervoor heeft gekozen dit op te nemen in het curriculum.
4. Leerlingen van verschillende intelligentieniveaus, met verschillende vaardigheden en interesses, moeten na de basisschool in onderscheiden schooltypen lessen volgen met op hun capaciteiten toegesneden vormen van onderwijs.
De VVD wil scholen van topkwaliteit waar elk kind in zijn eigen tempo de ruimte krijgt zich te ontwikkelen. Elk kind verdient het onderwijs dat bij hem of haar past. Of een kind nu hoogbegaafd is of juist extra ondersteuning nodig heeft vanwege een zorgvraag.
5. Het verschil tussen (overwegend) theoretische en (overwegend) praktische opleidingen moet worden gehandhaafd, dan wel hersteld.
Het is belangrijk dat het leerlingen goed voorbereid worden op de arbeidsmarkt of een vervolgopleiding. Daarom moet het bedrijfsleven betrokken worden bij de inrichting van het onderwijs. Taal- en rekenonderwijs zijn voor alle leerlingen van belang. De verhouding tussen theorie en praktijkonderwijs wordt wat de VVD betreft voor een groot deel bepaald door de eisen die worden gesteld door de vervolgopleiding en de arbeidsmarkt.
6. Directe instructie en oefening onder leiding van een vakkundig docent, in overzichtelijke groepen met een royaal aantal contacturen per vak, is in beginsel de meest effectieve vorm van onderwijs, mits goed uitgevoerd door de docent en binnen de opleiding ondersteund.
De Minister van Onderwijs stelt met goedkeuring van de politiek ondermeer de onderwijstijd vast en stelt financiering beschikbaar. Dit is wat men het ‘wat’ noemt. In overleg tussen schoolleiding en leraren wordt per school vastgelegd hoe groot de klassen zijn en hoe de lesuren worden ingericht. Dit ‘hoe’ is wat de VVD betreft aan de individuele school.
7. Omdat gestreefd wordt naar het onderbrengen van leerlingen met ongeveer gelijke potenties in groepen of klassen, kan het onderwijs grotendeels klassikaal zijn; aan allen worden op hetzelfde moment, op dezelfde manier dezelfde eisen gesteld. Aandacht voor de individuele leerling is er, waar nodig of wenselijk, binnen de structuur van een gemeenschappelijk programma.
Voor alle leerlingen geldt: bijzonder talent verdient bijzondere aandacht. Elke leerling verdient onderwijs op maat, maar dit hoeft niet altijd en niet voor elke leerling op individuele leest geschoeld te zijn.
8. Ernstige probleemleerlingen moeten worden verwezen naar op hun problematiek toegesneden vormen van speciaal onderwijs. Er moet niet minder maar juist meer onderscheid gemaakt worden tussen typen onderwijs, om kinderen in hun verscheidenheid tot hun recht te laten komen.
De VVD kijkt bij jongeren met een beperking vooral naar wat zij wél kunnen. Reguliere scholen moet zoveel mogelijk ook leerlingen met een zorgvraag opvangen. Jongeren uit het speciaal onderwijs verdienen extra aandacht om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en zelfredzaamheid te ontwikkelen.
9. Bij het afnemen van eindexamens/afstuderen moet de overheid onafhankelijk en bij elke gelegenheid controle uitoefenen, om de kwaliteit van diploma’s te waarborgen.
Om de kwaliteit van het onderwijs en de diploma’s te waarborgen houdt de Inspectie voor het Onderwijs toezicht op scholen. De VVD heeft vertrouwen in het objectieve toezicht door de Onderwijsinspectie.
10. De salariëring van leraren en docenten moet over de gehele linie worden verhoogd en gedifferentieerd naar gelang het schooltype waaraan ze les geven en hun niveau van opleiding. Vakinhoudelijke bijscholing moet worden gefaciliteerd en beloond.
De VVD wil niet zondermeer extra geld voor salarissen ter beschikking stellen. De VVD kiest ervoor om het beroep leraar te versterken en in te zetten op een professioneel personeelsbeleid in het onderwijs en professionalisering van schoolleiders. De VVD wil dat leraren die het beste uit een leerling halen daarvoor worden beloond.
De VVD vindt dat leraren structureel aan bijscholing horen te doen. Dit wordt geregeld via registratie in het Lerarenregister, net zoals bij professionals in de zorg.
reactie van Ton Elias namens de VVD op de “10 geboden van BON”
Duidelijk: van de VVD valt
Duidelijk: van de VVD valt wat betreft onderwijs niets goeds te verwachten. Wel, tenminste totdat Ton Elias 'een andere uitdaging aangaat'.