De scholen verBlokkeren

Ooit leerde men mij dat conferenties, beurzen, seminars en dergelijke broodnodig waren. Ten eerste om de ontwikkelingen in je vak te kunnen volgen en ten tweede om contacten te kunnen leggen. Voor allerlei serieuze vakken (d.w.z. die vakken die met enige regelmaat een zekere vooruitgang vertonen) lijkt mij dat ook wel opgaan. Er zijn echter ook conferenties voor mensen met een beroep waar vakinhoudelijk geen enkele ontwikkeling in zit. Ook deze mensen willen er graag bijhoren, willen serieus genomen worden en willen graag contacten kunnen leggen. Dergelijke conferenties zijn vooral van belang voor dat laatstgenoemde aspect.
Ook mensen die actief zijn in de leiding van scholen zijn, denk ik, regelmatige bezoekers van zulke bijeenkomsten. Praat je namelijk met collega-onderwijzenden, dan merk je hoe veel dingen eigenlijk op alle scholen tegelijk worden ingevoerd, zelfs al zijn ze wettelijk helemaal niet vereist. Periodisering, studiedagen, keuzewerktijd, leesmoeders, steunlessen, intervisie, Active-Boards, noem de modekreten maar op. Er treedt een effect op dat we ook bij de winkelcentra van de Nederlandse steden zien, en wat we de ‘verblokkering’ noemen: al die binnensteden gaan op elkaar lijken. Of je nu in Harderwijk of in Sittard komt: overal heb je de ETOS, de AH, de Blokker en de McDonald’s.
Ik heb de indruk dat zoiets ook bij scholen gebeurt. Men komt elkaar tegen op studiedagen en conferenties, men presenteert wat en men praat wat, niet gehinderd door dissidente geluiden van vastgeroeste docenten, en vervolgens besluit school Y om precies hetzelfde te doen wat school X verleden jaar (ongetwijfeld zonder een poging tot onpartijdige evaluatie) heeft gedaan.
Zo etaleert de manager zijn daadkracht, zo valt er weer eens iets te vertellen of te tonen op een Open Dag en zo vinden we een mooie bestemming voor al dat lump-sum geld. Maar zo verliest een school wel steeds meer van zijn ‘eigen’ karakter, en zo valt er steeds minder te kiezen voor leerlingen en ouders. Voor docenten trouwens ook. En of leerlingen nu meer opsteken op school dan vroeger, vóór al die mooie maatregelen, dat blijft uiteraard buiten beschouwing.

2 Reacties

  1. Hoe je er tegen aankijkt
    Leiders van scholen zijn dus onzelfstandige niet-creatieve na-apers. Dat klinkt gunstiger dan wat ik er vaak van denk: meelopers en profiteurs.
    Seger Weehuizen

    • Inzake taakopvatting
      Iemand die een school leidt, of een onderbaasje daarvan, heeft een grote vrijheid om te kiezen aan welke aspecten van het werk hij of zij de meeste aandacht geeft. Wie hart heeft voor zijn school maakt andere keuzen dan wie hart heeft voor zijn CV.
      Wie zelf onervarener is dan de gemiddelde docent zal het juist, door zijn onzekerheid, moeilijk vinden om de teugels wat te laten vieren en op zijn docenten te vertrouwen. Zo iemand gaat naar congressen om er achter te komen wat hij, naast verbouwingen en fusies, allemaal nog meer kan doen om zijn stempel te zetten.
      Hoewel ze dat zelf niet zo zullen zien, vind ik dat zeker onzelfstandig; of je zo iemand een meeloper moet noemen (op hun scholen hebben ze toch ook af en toe met tegenstand te maken) weet ik niet. En een profiteur? Wanneer er ook nog eens een fors salaris getoucheerd wordt voor al dat kopieergedrag: eigenlijk wel, ja.
      Die neiging om per se een stempel te willen drukken op een organisatie (via verbouwing of iets dergelijks) hebben veel managers gemeen met architecten en honden. Bij honden spreek je dan van ‘een geurvlag achterlaten’. De ellende is, en dat is ook het beginpunt van mijn stukje, dat veel (maar hopelijk niet álle) schoolleiders hetzelfde luchtje willen achterlaten.

Reacties zijn gesloten.