De leraar, geen uitvoerder, maar eigenaar!
Een leraar is meer dan een uitvoerder van door anderen vastgestelde vakinhouden via door anderen vastgestelde vakdidactiek met behulp van door anderen geschreven leermiddelen. Een echte leraar inspireert zijn leerlingen omdat hij blijk geeft van aantal zaken. Hij geeft zowel blijk van zijn vakinhoudelijke kennis als blijk van zijn vermogen om dit op aan de leerling aangepaste wijze over te brengen. Ook weet de echte leraar zijn passie over te doen slaan op zijn leerlingen, zodat ook zij zich geraakt weten door het onderwerp dat bestudeerd wordt. Helaas komen dergelijke leraren steeds minder voor. Daarom dit pleidooi voor het in ere herstellen van de leraar met inhoud.
Een echte leraar verdiept zich dus voortdurend in zijn lesstof (met bijbehorende didactiek) en maakt zich deze lesstof innerlijk eigen. Anders gezegd met een woordspeling: als een leraar de voorbereiding op de lessen goed uitwerkt, dan werk hij dat uiteindelijk ook in. Als de leraar de lesstof dan brengt in de les, ligt er iets van hemzelf in: hij is in staat zelf te spreken. Kortom, kan hij authentiek lesgeven. De lesinhoud en bijbehorende didactiek zijn immers iets van hemzelf geworden. Hij is er dan zowel verstandelijk als affectief diepgaand in geïnvolveerd. Zo bereidt de leraar het leerproces van de leerlingen voor: wat hij op zijn manier gedaan heeft, daarvan mag hij nu hopen dat de leerlingen dat op hun eigen manier doen.
Wellicht ten overvloede wil ik hier nog een stap verder gaan om de betrokkenheid van de leraar nog meer voor het voetlicht te brengen. De leraar dient zich uiteraard in (meer dan de) lesstof en didactiek te verdiepen. Wanneer hij zich die zaken eigen heeft gemaakt, dient hij als het ware al die zaken te vergeten, zodat hij vrij en onbevangen het klaslokaal kan binnentreden. Binnen de interactie met de klas kan ter plekke dat wat nodig is voor het leerproces ‘bedacht’ worden, zoals dat in een alledaags gesprek ook gaat. Dan is de lesstof en de didactiek geen belemmering meer in de communicatie met de leerlingen. Lesstof en didactiek zitten dan zogezegd niet meer tussen leraar en leerlingen in. De leraar IS dan de lesstof, hij kent het van binnen en van buiten. Bovendien nemen de leerlingen deze leraar meer serieus. Allereerst omdat hij echt op hun vragen in kan gaan, en vervolgens omdat ze merken dat de leraar boven de lesstof staat.
Zo kan de leraar ook op iedere vraag op een volstrekt eigen manier – rekening houdend met de specifieke behoeften van de leerling – op die vraag ingaan en de leerling helpen tot inzicht te komen (zoals hijzelf op zijn eigen manier ook steeds weer tot inzicht komt). De leraar die zo lesgeeft zal merken dat iedere opmerking, iedere vraag zo weer mogelijkheden geeft om ook zelf dieper in de stof (en didactiek) door te dringen. Er bestaan zo gezien nooit twee dezelfde vragen, want iedere leerling vraagt vanuit zijn eigen biografische ontwikkeling.
Dit zich eigen maken van de lesstof vraagt van de leraar dat hij zich met zijn gehele persoon, dus met zijn verstand, zijn hart en wil involveert in dat leerproces. Daarmee vervult de leraar een wezenlijke voorbeeldfunctie, want hoe zouden leerlingen zich uitgedaagd weten om zich de vakinhoud eigen te maken, wanneer de leraar dat achterwege laat en zichzelf zo ongeloofwaardig maakt? Wanneer een leraar zijn eigen vakgebied én de leerlingen die hij mag inwijden in zijn vak werkelijk serieus neemt, dan mag deze leraar zich terecht meer dan een uitvoerder weten. Hij is dan eigenaar van zijn werk: hij eigent zich leerprocessen toe opdat ook de leerlingen gemotiveerd raken zich dergelijke leer- en ontwikkelingsprocessen eigen te maken.
Bill Banning – Onderwijsdier in hart en nieren.
Zo is het maar net
Prachtig verhaal Bill!
Zo is het
helemaal.
Dan is er weer bezieling, ook als er soms mislukt wordt, want het is nooit voortdurend halleluja.
Managersschema’s doden de bezieling volledig en dragen verder ook geen kennis aan.
De bezielde vakkennis, de liefde ervoor, maken onderwijs tot een succes.
En dat is heel wat anders dan de aanwijzing dat ‘daar’ de boeken liggen en dat ‘ik het wel hoor’ als er vragen zijn.
Ja hoor!
Herken mij helemaal hierin!
Misschien nog een kleine toevoeging: een echte liefhebber, een echte vakdocent heeft ook geen aanmoediging nodig om zijn/haar (vak) literatuur bij te houden. Hij /zij heeft er ook geen behoefte aan om allerlei certificaten van bijgewoonde conferenties en “studie”-middagen in zijn portfolio te stoppen. Hij/zij houdt zelf alles bij, gewoon omdat hij/zij van zijn/haar vak houdt.
Echte liefhebber
De reacties doen me deugd. En ja, een echte liefhebber heeft dat niet nodig. Dat is nou precies wat men intrinsiek gemotiveerd noemt.
Met dankbaarheid denk ik overigens aan een aantal oud-docenten terug op de Lagere School, op mijn middelbare school ’t Ludgercollege te Doetinchem en aan een aantal hoogleraren. De andere ben ik (bijna) vergeten.
drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus
Maar toch…
ben ik het wel een met een reactie elders van Vercors over ‘succeservaringen’. Je moet ze relativeren, omdat uiteindelijk toch steeds jij degene bent die vrijwillig koos voor de situatie terwijl de leerlingen gewoon worden gedwongen daar te zitten.
Een mooie ervaring kan dus zijn als die van gevangenen die gelucht worden. En vandaar dat leerlingen je weer net zo gemakkelijk kunnen vergeten als ze je niet meer nodig hebben.
succeservaring
De reactie op mijn succeservaringen begrijp ik niet helemaal. Vooral collega’s met problemen in hun klas zitten op dat soort verhalen niet te wachten.Natuurlijk komen de meeste leerlingen vaak met enige tegenzin naar school. Sommigen zelfs hebben er totaal geen zin in. Weigeren hun tas open te doen. Treed je te streng op, dan is de kans aanwezig dat je de verstandhouding met de hele klas verknalt. Treed je tactisch op, vaag, ik geef het toe, met als gevolg dat de stoere raddraaier en zijn maat op de achterste bank uiteindelijk met een glimlach ook maar hun tas openen, dan heb je het vertrouwen van de gehele klas gewonnen. Deze aanpak is helaas moeilijk aan anderen over te brengen.
Vooruit dan,alweer met enige schroom. Nog een succesverhaal dat ik nimmer zal vergeten.Bij mijn eerste school was er als opening van het jaar steevast een voetbalwedstrijd leraren-leerlingen gepland. In het leerlingenteam was er een enkele gymnasiast, veel allochtonen van de VMBO-afdeling. Nog nimmer hadden de docenten gewonnen, laat staan gelijkgespeeld. Laat nu net die nieuwe jonge docent in de voorlaatste minuut de bal in de kruising knallen, zodat de eerste overwinning van het docententeam een feit was. Geen betere binnenkomer is denkbaar.
Gevangen is negatieve metafoor
Leerlingen zijn wel verplicht naar school te gaan. Inderdaad. En wij leraren kiezen er bewust en vrijwillig voor om in het onderwijs te werken (dat mag ik tenminsten hopen). Je moet inderdaag geen al te naïeve, irrealistische verwachtingen hebben. De leerlingen zitten er niet om jouw ego als docent op te krikkken. Maar tegelijkertijd en juist daardoor stemt het ‘ont-zettend’ dankbaar als leerlingen soms jaren na dato je willen herkennen en je herinneren aan bepaalde (les)ervaringen die hebt mogen delen.
Lesgeven dient ‘geven’ te zijn en dat veronderstelt zowel vrijheid om te geven als vrijheid om te ontvangen. We kunnen ten diepste niet meer doen dan een beroep te doen op elkaars welwillendheid. En mijn ervaring leert me dat leerlingen die vorm van respect én inzet hogelijk waarderen. En van de weeromstuit ook gaan geven. Zo bezien is onderwijs een prachtige intersubjectieve bezigheid. Met een taalkundige invalshoek gezegd: zo wordt duidelijk waarom een ‘meewerkend voorwerp’ een meewerkend voorwerp is: je kunt alleen (les) geven, als er ook mensen zijn die het willen ontvangen. Vanuit taalfilosofisch perspectief zou het dan ook beter zijn om te spreken over ‘meewerkend onderwerp’: het geven wordt immers pas mogelijk wanneer er 2 of meer subjecten zijn die dat geven mogelijk maken (met dank aan wijlen professor Theo van Velthoven, pr.).
Op die manier is vakinhoudelijk lesgeven ten diepste ook pedagogisch handelen, want vrijheid wordt hier in gerealiseerd in een wederzijdse welwillendheid. Het klinkt hoogdravend, maar zo beleef ik mijn lesgeven aan 19 klassen en tijdens de vele gastlessen in het basisonderwijs (groep 1 tot 8). En dat stemt mij dus dankbaar.
drs.Bill W.J.M.Banning – theoloog, identiteitsbgeleider (r-k po), onderwijsdier in hart en nieren (vo), promovendus
instrumentalis tormenti
A onderwijst (aan) B leervak C. Fijn als B meewerkend voorwerp wil zijn. Maar zo niet:
A belest B met C
A leidend voorwerp
B lijdend voorwerp
C instrumentalis tormenti of tormentalis
Seger Weehuizen
Interactie tussen leerling en computer
Beste BiIl Banning, Ik zou mijn kinderen graag aan u toevertrouwen en ik denk vele ouders met mij. Helaas heeft ons schoolbestuur meer vertrouwen in interactie tussen leerling en computer.
Terugblik Tweedaagse. (bijeenkomst met
schoolleiders en College van bestuur, sept 2009)
“Dit maal werden o.a. leiderschap vanuit vertrouwen en het nieuwe lesgeven (met
gebruik van PC’s) i.p.v het klassikale onderwijs besproken.”
In het nieuwe functiebouwerk voor het personeel van de scholen heeft het schoolbestuur een nieuw functietype opgenomen, schaal 7. Dat zijn mensen zonder
onderwijsbevoegdheid die in een grote ruimte een groep leerlingen moeten begeleiden!
Onze vragen hierover worden steeds afgedaan met verwijzing naar de nieuwste wetenschappelijke inzichten.
From face to interface
Ik begrijp uw probleem, of beter gezegd het probleem van de school waaar uw leerlingen op zitten. Het probleem is dat men niet meer ‘van aangezicht tot aangezicht’ durft te communiceren, oftewel ‘from face to face’.
Men ontwijkt de uitdaging én de moeilijkheid van echte communicatie en vertoont vluchtgedrag: men vlucht in ‘from face to interface’. Dat lijkt me op de lange termijn alleen maar bijdragen aan een diepere problematiek.
Vercors wil ik danken voor zijn mooie voorbeeld (met alle respect voor alle problemen die er ook zijn).
Bill Banning