Uiterwaarden

Stel je een debat in de Tweede kamer met minister-president Rutte voor over het onderhoud van de uiterwaarden en in een beantwoording van Kamervragen hierover zegt hij :  Bedenk wel “ in de uiterwaarden/galopperen de paarden/met golvende staarten/over golvend gras”. De kans is  groot, dat het betreffende Kamerlid repliceert met “Doe effe normaal man” waarop Rutte, terugvallend in zijn gewone rol antwoordt: “Doe zelf normaal”. De schuld van dit denkbeeldige tafereel kun je  in de schoenen schuiven van  Neerlandica (of Neerlandicus?)Marita Mathijsen, die onlangs een vurig pleidooi hield voor het meer gebruiken van literaire citaten in de politiek. Een pleidooi, dat krachtig ondersteund werd door een briefschrijver in De Volkskrant van vandaag, die er meteen het gebrek aan Bildung in het onderwijs en het ontbreken van kennis van de klassieken bijhaalde. Dat laatste zal allemaal wel, persoonlijk vind ik de gebrekkige leesvaardigheid van 15 jarigen een stuk erger, maar je kan je ook afvragen of dit “tekort schieten” van onze politici zo erg is. Aan de inhoud van het politieke debat draagt het schermen met literaire citaten niets bij, zeker niet als het alleen maar is om indruk te maken. Ik zie het al voor me; Rutte, die  tegen zijn woordvoerder of tekstschrijver zegt: “Jansen, zorg als de bliksem voor wat literaire citaten  voor mijn optreden in de kamer, bel Marita Mathijsen,  want dat werkt zo goed”. Literatuur is daar eigenlijk te goed voor.

Nederlandse politici bedrijven politiek op een Nederlandse manier. Wij houden niet zo van aanstellerij of dikdoenerij in het politieke debat.  De debatten in de Kamer zijn over het algemeen, wat je ook van de inhoud mag denken, van een behoorlijk niveau.  Wat draagt het aan de politieke inhoud van een betoog bij als je daarin ook vermeldt, “dat je een ceder in je tuin gepland hebt”. Ik zou zeggen “gefeliciteerd en hoe nu verder?”. Ik denk ook niet dat je jongeren hiermee aan het lezen krijgt. De oorzaak daarvan ligt bij de slechte staat van het literatuuronderwijs en  de pedagogische “leukdenkers”, die jongeren voorhouden dat literatuur iets is voor oude mensen. Als degenen, die over curricula gaan er al zo over denken, wat mag je dan verwachten? De meeste jongeren hebben iets anders aan hun hoofd dan literair proza en poëzie, trouwens ook wiskunde en grammatica en daarom moeten die onderdelen in het curriculum op een verantwoorde wijze worden voorgeschreven uit het oogpunt van noodzakelijke  cultuuroverdracht. Vaak zijn ze er later dankbaar voor.  Ik ken jongeren, die pas na hun dertigste echt Camus en Kafka zijn gaan lezen. Wie zaait zal oogsten. En misschien krijgen we dan Kamerleden, die wel eens spontaan een citaatje erdoor gooien. Maar dat is niet waar het echt  om gaat.

 

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter