Zwarte Piet

Maandag verscheen een column in de Volkskrant van de hand van Sander Schimmelpenninck, waarin een nieuwe begrip, “deeltijddecadentie” werd geïntroduceerd. Je moet er maar opkomen. Deeltijd als een soort volksziekte, die vooral manifest is bij werkende vrouwen. Nederland loopt, zoals bekend, internationaal voorop voor wat betreft arbeidsparticipatie in deeltijd. Dat brengt een zekere vertekening met zich mee in de werkloosheids–  en participatiecijfers. Maar het werkgelegenheidscijfer in Nederland is internationaal gezien, vergelijkenderwijs niet slecht. Er zijn mensen, die in deeltijd werken, die dolgraag meer uren zouden willen maken. Daartegenover staan anderen, die meer keuzevrijheid hebben en die keuzes maken, die je zou  kunnen betwisten. Uiteindelijk heeft iedereen zo zijn eigen redenen. Zo werkt de micro economie. Als je iets wilt veranderen moet  je ook de keuzemogelijkheden veranderen. Het heeft geen zin om mensen, die kiezen voor een meer ontspannen omgaan met werk en zich dat kunnen permitteren, daarop moreel aan te spreken. De andere kant van de medaille is nogal eens een burn-out.

De discussie over deeltijdarbeid beweegt zich al jaren rond dezelfde thema’s. De voorstanders, schijnprogressieven en kleinburgers volgens de columnist, zijn vooral blij met de ruimte, die daardoor aan, in de praktijk helaas overwegend vrouwen,  wordt geboden om werk beter te kunnen combineren met niet betaalde verplichtingen als  kinderopvang en mantelzorg. Waarom we daarmee het “lachertje” van Europa zouden zijn, is mij een raadsel. Alles kan natuurlijk altijd beter. Tegenstanders van het ruime gebruik van deeltijdarbeid, vrouwen en mannen, zeggen dat door te kiezen voor deeltijdarbeid vrouwen, soms ook mannen, hun talenten niet optimaal gebruiken, uitdagingen uit de weg gaan en zich te veel afhankelijk maken van hun partners. Schimmelpenninck klopt deze argumenten in zijn column nog eens flink op. Het zijn egoïstische keuzes, die door anderen economisch gecompenseerd moeten worden. Het bruto binnenlands product zou hierdoor 114 miljard euro per jaar mislopen. Dat laatste is natuurlijk klinkklare onzin. Een eventueel economisch verlies is niet zo gemakkelijk in cijfers uit te drukken. Bovendien wordt, heel ouderwets, de economische waarde van niet betaalde arbeid niet meegenomen. Daartegenover worden deeltijders wel opgezadeld met een gevoel dat ze tegenover de samenleving, hier heel eenzijdig economisch opgevat, tekort zouden schieten. Dat heet “iemand de zwarte piet toespelen”, een binnen de huidige verhitte debatten rond deze hulpbisschop niet meer zo gepaste uitdrukking.

De werkelijkheid is veel complexer dan het goochelen met een paar cijfertjes en het uitdelen van sneren suggereert. Een beleid, gericht op een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen is daar in het geheel niet bij gebaat. We zien grote tekorten, zowel van conjuncturele als van structurele aard,  in sectoren als de zorg en het onderwijs. Toename van de arbeidsparticipatie is een voorwaarde om daar iets aan te doen. Maar dat gaat niet met een gemakzuchtig aankomen met de simpele rekensom “met 1 % meer zijn de problemen opgelost”. Ik noemde al de vraag hoe het dan verder moet met vrijwilligerswerk, mantelzorg en kinderopvang. Een betere verdeling daarvan tussen mannen en vrouwen kan niet buiten beschouwing blijven. Er zal beleid moeten worden ontwikkeld om de aansluiting van vraag en aanbod in kwalitatieve zin aantrekkelijker te maken. Neem het lerarentekort. In het laatste nummer van Vakwerk schreef Cornelis van Horn een uitgebreide verantwoording voor zijn besluit om, ondanks dat hij het een pracht vak vindt, uit het onderwijs te vertrekken. Het aantal instemmende reacties was overweldigend. Er is een brede overeenstemming onder onderwijzend personeel over belangrijke  factoren, die het plezier in het uitoefenen van het beroep ernstig in de weg zitten en die mede ten grondslag liggen aan deze uittocht.  Deze  week houden zestien basisscholen in Amsterdam zich, in plaats van les te geven, uitsluitend bezig met deze problemen. De nood is hoog. Ook bij de AOB dringt door dat er maar aan de hand is dan alleen geldkwesties. Zolang daar niets aan gedaan wordt moeten de deeltijders die zwarte pieten maar gewoon terug geven aan degenen, die ze zo gemakkelijk uitdelen.

En nog wat

Mooie column weer, vanmorgen in De Volkskrant, van Aleid Truijens over het idee van Groen Links de kinderopvang drie dagen gratis te maken. Daar is om allerlei redenen veel voor te zeggen. Het zou een stuk ontspanning op de arbeidsmarkt geven en de keuze voor een betere verdeling van werktijd en andere tijd tussen mannen en vrouwen vergemakkelijken als korter werken voor mannen nu ook eens een normale optie gaat worden.  Het idee dat kinderopvang een basisvoorziening is ligt politiek moeilijk in een tijd waarin alles op de een of andere manier economisch profijtelijk dient te zijn en winst moet opleveren. Maar vanuit macro-economisch gezichtspunt staan tegenover de kosten van zo’n basisregeling een aantal significante voordelen. Het opvullen van vacatures gaat gemakkelijker, het besteedbaar inkomen gaat omhoog en dus ook de belastingopbrengsten, minder stress, minder bureaucratie. En het mooiste argument van de schrijfster vind ik dat “de discussie over werkende moeders van een deprimerende morele lading wordt verlost”.  Want met dat elkaar de maat nemen schiet niemand wat op.

 

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter