Meer ruimte voor bedrijven?

Het gaat goed met de economie. Dat zou je kunnen afleiden uit het nieuwsbericht dat er vorig jaar 170.000 nieuwe bedrijven zijn opgericht, het hoogste aantal sinds 2009. De snelste groei  van startende bedrijven  is te zien bij de  managementadviesbureaus, (15%) het onderwijs (10%) en de detailhandel . Binnen het onderwijs moeten we bij voorbeeld denken aan  bedrijven in sportonderwijs en studiebegeleiding.

Het onderwijs is kennelijk een aantrekkelijke markt en het zou interessant zijn te onderzoeken waar die groeiende vraag precies vandaan komt.  De groei van het aantal  bedrijven, meestal bedrijfjes, dat aan studie- en huiswerkbegeleiding doet bij voorbeeld is leuk voor die winkeltjes maar een slecht signaal vanuit  het onderwijs. Tenminste als je ervan uitgaat dat voor de grote meerderheid van de leerlingen het reguliere onderwijs voldoende  moet zijn en het maken van huiswerk een normale zaak.  De traditionele visie is dat de school controleert of het huiswerk gemaakt is. Zo niet dan volgen sancties.  Daarmee maakt de school duidelijk dat het huiswerk geen vrijblijvende zaak is. Ook voor de ouders is er een rol weggelegd. Maar primair verantwoordelijk is de leerling zelf. Wie zijn huiswerk niet maakt moet daarvan de consequenties dragen, want  de leerling verbreekt daarmee de afspraken waarop het onderwijs berust.  Gaat dit nog op of wordt het huiswerk tegenwoordig vooral gezien als een “last” voor de leerling  waarmee hij geholpen moet worden? Stralen scholen nog wel  uit dat van de leerlingen een voldoende eigen inspanning verlangd mag worden?  Of moet het vooral leuk zijn?

Ook naar andere diensten, die de onderwijsmarkt levert zou kritisch gekeken moeten worden. Hoever gaat de invloed van de bedrijven die deze diensten leveren? Hoe staat het met de autonomie van scholen, die  er gebruik van maken?

Een paar maanden geleden schreven Thea Hendriks en ik blogs over het “Wetsontwerp meer ruimte voor nieuwe scholen”, dat nu bij de Raad van State ligt. Er schijnt nog aan gesleuteld te worden volgens welingelichte kringen. Thea  schreef dat binnen de huidige wetten er voldoende mogelijkheden zijn voor een gevarieerd scholenaanbod.  Volgens de inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie is er geen enkel land in Europa dat zo’n gevarieerd aanbod heeft als Nederland.

Waarom dan toch zo’n wet waarvan de noodzaak in het geheel niet is aangetoond?   Of gaat het in  de eerste plaats  niet  om meer variatie maar om meer ruimte voor commerciële partijen op deze zo aantrekkelijke markt?   In het wetsontwerp speelt het begrip “vernieuwing” een belangrijke rol in die zin dat er gekeken gaat worden of het schoolconcept wel voldoende vernieuwend is. Zo lang niet duidelijk is wat hieronder wordt  verstaan  en wat dit betekent voor scholen, die juist voor het meer traditionele type onderwijs kiezen, zou ik zo gauw niet weten wat we met deze wet opschieten.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter