Kiezen zonder keuze

Ik geloof niet dat ik die leuze zelf bedacht heb en denk dat hij ooit in een verkiezingscampagne gebruikt is. Maar het is wel een leuze die telkens uit mijn geheugen naar boven komt als ik in de tijd van de kamerverkiezingen over onderwijs nadenk. Er is geen enkele partij die duidelijk stelt dat onderwijs voor de burger een ongemakkelijke mix van recht en plicht is en daaruit consequenties trekt. Er bestaat een recht op goed onderwijs voor ieder kind waarvan de ouders lid zijn van Nederland B.V.  Anderzijds moet iedere Nederlander naar draagkracht bijdragen aan het voortbestaan van deze belangenvereniging. En dat voert dan in onze moderne maatschappij tot een leerplicht, die wezenlijk niet verschilt van de vroegere militaire dienstplicht. Een belangrijk verschil is dat eertgenoemde al op vierjarige leeftijd aanvangt. Zoals reeds geschreven is deze dichotomie van het onderwijs is bij geen enkele politieke partij behoorlijk uitgewerkt.

Er is wel een trend naar accentverlegging merkbaar. Waar vroeger op de voorgrond stond dat ieder kind het recht had om zich te ontwikkelen, deel te hebben aan Bildung, wordt onderwijs nu steeds meer gezien als een middel van zowel elk individu als de BV Nederland om welvarender te worden. Welvaart wint het van welzijn en de vreugde van begrijpen en weten tegenover die van consumeren en entertainment. De politici proberen dat de verdoezelen  met verhaaltjes over het kind dat centraal staat en zelf zijn weg tussen leerwaardig of niet moet en ook nog zou willen uitzoeken. Educalogen, uitgevers en computerwareproducenten verdienen er goud aan en verleuking en verneuking zijn een onafscheidelijk paar geworden. Onderwijs als een recht voor iedereen gefinancierd vanuit het draagkrachtbeginsel past in het rijtje AOW, WAO en ziekteverzekering. De positie van de leraren zou met die van de artsen vergeleken en daaraan gelijk gemaakt moeten worden. De leerplicht valt eigenlijk alleen maar te vergelijken met de verdwenen militaire dienstplicht. Om op leren als recht terug te komen en te vergelijken: De premie ziekteverzekering wordt onafhankelijk van de belastingen geheven. Oorspronkelijk stond de AOW ook los van de IB en fungeerde de belastingdienst wat de AOW betreft als invorderingsinstantie. Ligt het niet voor de hand om voor zover onderwijs een welzijnsinstelling is en het dus om leerrecht gaat bij iedere burger een aparte draagkrachtafhankelijke premie te heffen voor het welzijnsdeel van onderwijs? Dat zou de burger meer geïnteresseerd in onderwijs kunnen maken.

Het deel voor utilitair onderwijs moet dan uit ’s lands schatkist komen, Deze scheiding in de financiering brengt tot uitdrukking dat hoe het utilitaire onderwijs ingericht wordt in de eerste plaats des parlements is  en de ouders in de eerste plaats over het Bildungsaspect van het onderwijs mogen beslissen. Maar het parlement zou van een democratische gezindheid getuigen als dat voor de utilitaire component examineerbare einddoelen zou opstellen en de burger zo veel mogelijk de vrije hand zou geven bij het bereiken ervan. Wat het welzijnsdeel betreft zouden de ouders veel meer te zeggen moeten hebben dan nu het geval is. Om een voorbeeld te geven: Laat de overheid bepalen wat de eindtermen van het onderwijs van de Engelse taal zijn  want we leren Engels om economisch in de wereld mee te kunnen doen. Maar Frans en Duits zou je om andere redenen kunnen willen leren dus daar is het dat goed gekeken moet worden naar de wensen van ouders en kinderen. De overheid moet ophouden met het ondermijnen van het recht op onderwijs ten behoeve van het handhaven van de leerplicht. Zich misdragende leerlingen moeten gemakkelijker van school verwijderd kunnen worden en veder is het onmogelijk om in een inhomogene klas de goede leerlingen passend onderwijs te geven, iets waar  ze zelfs naar internationale opvattingen recht op hebben. Bovendien voldoet een leerling die zich in een klas misdraagt niet aan de leerplicht zodat zijn gedrag geredresseerd mag worden.

Als het in de Nederlandse politiek om onderwijs gaat houden de politici elkaar de hand boven het hoofd en praten zij elkaar na. Veel partijen hebben het woord democratie of het woord vrijheid in hun naam staan. Maar als het om onderwijs gaat is daar niets van te merken. Opvallend is, dat dat ook voor D66 geldt. Op D66 stemmen relatief veel hoogopgeleiden dus daar had onderwijs een belangrijk thema kunnen zijn. Maar ze strijden nog steeds voor een gekozen burgemeester. De VVD heeft met …. als fractiewoordvoerder voor onderwijs een heel scheve schaats gereden, dus de VVD is geen partij om enig vertrouwen in te hebben als het om onderwijs gaat. Ook de PVV neemt soms bizarre standpunten in en ze moet het meer van populisme hebben dan van hang naar vrijheid. Als er onverwacht verkiezingen zouden komen is er geen enkele partij waarin een BONner vertrouwen kan stallen als het over het onderwijs gaat?  Verkiezingen komen vaak onverwacht en de vorige keer was BON er niet klaar voor. Als de eerste kamer de bezuinigingsvoorstellen van de regeringscoalitie zou tegenhouden zou dat gemakkelijk tot voortijdige verkiezingen kunnen leiden. We moeten zorgen dat dit keer BON wel er voor klaar is.