Dik Trom en de leugen

 

Dik Trom en de leugen

Na het geweld van Spanje en Italië tijdens de spannende finale van het Europees Kampioenschap voetbal was het een verademing om met de rest van de familie naar de ontspannende en leuke familiefilm Dik Trom te kijken. Kinderen met de kleinkinderen op schoot, vrouwlief haar poezelige voetjes op mijn knieën en genieten van lieve dikke mensen en akelige dunne mensen. Jammer genoeg kregen mijn hersenen een uppercut toen het schoolklasje van Dik Trom in beeld kwam. Opeens besefte ik waarom er zo weinig ouders geïnteresseerd zijn in onderwijs of zich engageren in het onderwijs, of zich aansluiten bij Beter Onderwijs Nederland. Ze weten gewoon niet wat er aan de hand is en worden in familiefilms en andere dramaseries op het verkeerde been gezet. Ik verklaar mij nader.

In het klasje van Dik Trom zitten de leerlingen nog netjes in de bankjes, rijtje naast rijtje. Geen eilandjes, kinderen die door elkaar heen lopen of samenwerken, niets van dat alles. De juf staat vooraan in de klas en op het bord staat verdorie een staartdeling. Kortom het stereotype beeld van een gemiddelde basisschoolklas van pakweg 25 jaar geleden. Meerdere keren was het mij al opgevallen dat in films en Nederlandse dramaseries waarin de hoofdfiguur een schoolplein opwandelt het ten eerste altijd mooi weer is en ten tweede uit een openstaand raam altijd maar dan ook altijd het ‘gedreun der tafels’ weerklinkt. ‘Twee keer twee is vier, twee keer drie is zes, twee keer vier is acht…’ nooit hoor je de tafel van zeven of negen, altijd de tafel van twee. Maar dat maakt niet uit. Alweer wordt het stereotiepe beeld van het basisonderwijs van pakweg 25 jaar geleden weergegeven.

En het eigenaardige is dat ouders dat beeld herkennen en misschien wel koesteren. Laten we even realistisch rekenen. Een gemiddelde man en vrouw krijgen hun eerste kind ongeveer als ze 26 zijn. Dat kind gaat dan naar de basisschool als de ouders gemiddeld 31 á 32 jaar oud zijn. Zelf hebben ze dan ongeveer 26 jaar geleden hun eerste stapjes gezet in het basisonderwijs. Alles bij elkaar genomen heeft de gemiddelde ouder van een gemiddeld kind het basisonderwijs doorlopen tussen 1986 en 1991. Dat was de tijd van meer meesters dan juffen, vooral in de bovenbouw. De tijd van dia’s en schooltelevisie, de tijd van het groene bord en krijt, de tijd van rijtjes en hier en daar in ‘modernere’ scholen de ‘eilandjes’ maar altijd stond meester en juf vóór de klas. Het was de tijd dat ADHD en autisme nog niet was uitgevonden, de tijd van twee keer twee is vier, twee keer drie is zes en van de zelfgeschreven musical. Geen i-padjes, geen computers, geen  mobieltjes, geen facebook, geen google en geen internet, het bestond gewoon nog niet, we zaten nog in het ‘commodore tijdperk’.

Nederlands drama en Nederlandse familiefilms blijven dat ‘ouderwetse’ beeld van de basisschool, van hoe het ooit was, weergeven alsof het de dag van vandaag nog steeds zo is. Het beeld dat de ouders van hun basisschool uit hun tijd hebben wordt daardoor, onbewust weliswaar, bevestigd.

Natuurlijk weet de moderne ouder dat een schoollokaal er de dag van vandaag anders uit ziet, dat er geen groen of zwart bord meer is, dat de computer zijn intrede heeft gedaan en dat google tot de lesstof hoort. Maar voor vele ouders, die tussen ons gezegd en gezwegen, niet zo op de hoogte zijn van het onderwijs zoals wij die dagelijks voor de klas staan en onderwijs eten, drinken en ademen, hebben er hoegenaamd geen idee van wat de opleiding is van de juf of meester voor de klas. Hebben geen flauw benul wat de PABO is, weten niet dat de staartdeling is afgeschaft. Het hele rekendebat gaat aan hun voorbij. Passend onderwijs? Weten ze veel waar we het over hebben. Autisme, ADHD, PDD-NOS, Dyscalculie en meer van dat soort zaken geldt vooral voor het kind van de buren en die gaat naar een andere basisschool.

Misschien wordt het eens tijd om uit te zoeken hoe Beter Onderwijs Nederland de ouders duidelijk kan maken hoe het huidige basisonderwijs feitelijk in elkaar zit. Wie er voor de klas staat, wat het beroemde ‘maatwerk’ nu eigenlijk inhoudt, dat i-padjes scholen meer luchtfietserij dan onderwijs is, dat er veel meer juffen dan meesters zijn, de staartdeling al lang is afgevoerd, dat er zoiets bestaat als zorgplannen, zorgleerlingen, leerlingvolgsystemen en dat de directeur eigenlijk maar een onderdeurtje is van het almachtige bestuur.

 

Jesse Jeronimoon