Aandacht voor het advies van de Cie-Veerman

 
Graag kritische aandacht voor het rapport van de Commissie Veerman.

Bijna een jaar geleden bracht de Commissie-Veerman haar rapport uit over de houdbaarheid van ons stelsel van (hoger) onderwijs. Het rapport heeft weinig kritiek gehad, voorzover ik mijn literatuur goed heb bijgehouden. Instemming des te meer: het is zo ongeveer tot hoeksteen van het kabinetsbeleid voor hoger onderwijs verklaard. Dat levert ruïneuze spanning op tussen de noodzaak van extra investeringen zoals de commissie die signaleert, en de bezuinigingsdoelstellingen van het huidige kabinet: criminalisering van de langstudeerder, kortingen op het HO, degraderen van promovendi van verdieners tot handophouders.

Beter laat reageren dan nooit. De commissie verdient meer dan een stilzwijgend instemmen. De hoofdzaak van het advies van de commissie is om instellingen de vrijheid te geven om te selecteren aan de poort. Op die hoofdzaak is vanuit de instellingen natuurlijk wel enige commentaar gekomen: sommige bestuurders zijn er blij mee, andere bestuurders vinden het een zorgelijke ontwikkeling naar een hoop rompslomp zonder uitzicht op positieve resultaten. Het is een complexe zaak, die de commissie vooral lijkt te versimpelen. Ik wil met een aantal blogs de discussie aangaan op telkens een afzonderlijk onderwerp of argument van de commissie, en schets in deze eerste blog enkele algemene punten. Zo stel ik op voorhand al — als advance organizer zeg maar (wie dat nog bekend in de oren klinkt: Ausubel) — dat de commissie niet in staat is geweest om deskundigheid op het terrein van selectie te adresseren, en voeg er meteen maar aan toe dat de commissie er een gewoonte van maakt om voorstellen op te tuigen met tal van voordelen, zonder de mogelijke nadelen en de kosten evenveel aandacht te geven. Deskundigheid op het punt van selectie: in de commissie-Drenth was die wel aanwezig, in de persoon van de voorzitter.

Voor de mensen in het Voortgezet Onderwijs: Let op, het verhaal van de commissie-Veerman is niet iets dat alleen het Hoger Onderwijs raakt. Het voorstel van de commissie om instellingen in het HO vrij te laten om selectie aan de poort te organiseren, gaat de plaats en functie van de eindexamens in het VO veranderen. En dat is een bijzonder ernstige zaak, want het hele Nederlandse onderwijsstelsel scharniert om die eindexamens. Die eindexamens doen al dubbel werk. (1) Zij sluiten het VO af op een wijze die het eindniveau van dat onderwijs garandeert. Internationaal vergelijkend onderzoek laat zien dat stelsels met eindexamens een hoger eindniveau VO realiseren dan stelsels zoals het Amerikaanse die geen eindexamens kennen. (2) De hoofdzaak is evenwel dat de eindexamens in ons wettelijke stelsel de selectie-aan-de-poort van het Hoger Onderwijs zijn: wie slaagt is toelaatbaar tot het HO. Op die toelaatbaarheid zijn tal van uitzonderingen en restricties, maar het wettelijke fundament blijft de toelaatbaarheid.

Het Kabinet neemt de voorstellen van de commissie-Veerman over, en wil het mogelijk maken dat Nederland een dubbele selectie-aan-de-poort krijgt: een publieke in de vorm van de eindexamens, en een semi-publieke al naar gelang de luimen van de afzonderlijke instellingen. Het klinkt onaardig om verschillen in instellingsbeleid te karakteriseren als ‘luimen’, maar dat is in feite wat al een tijd aan de hand is rond de vrijheid die instellingen hebben om al dan niet bij numerus-fixusstudies een beperkt aantal plaatsen via ‘decentrale selectie’ te vullen. Sommige faculteiten maken daar gebruik van, andere niet. Sommige bestuurders begrijpen op goede gronden dat decentraal selecteren niet echt handig en effectief is, anderen verwachten er op onjuiste gronden kleine wondertjes van. Iedereen weet dat de Universiteit Leiden geprononceerd stelling had genomen om aan de poort te gaan selecteren, en daar na verkennend onderzoek (De Gruijter e.a.) van af heeft gezien.

Ik weet niet wat de historische oorsprong is van onze eindexamens VO (maar zie bv. Boekholt & De Booy, 1987). Gecommitteerden speelden in de examens een belangrijke rol, in lijn met die toelaatbaarheid: gecommitteerden kwamen uit de universiteiten. De stelling ligt dan voor de hand: het hoger onderwijs heeft al voldoende greep op het de eindexamens, op tal van manieren. Jan van Ravens maakt er in zijn uitgelekte OCW-rapport ook nadrukkelijk melding van: hij ziet vooral nadelige effecten van de druk die het HO in dit opzicht uitoefent op het VO. Hoe dat ook zij, er zijn geen buitenlandse profeten nodig om te voorspellen dat doorvoeren van de voorstellen van de commissie-Veerman op termijn gaat leiden tot belangrijke verschuivingen in plaats en functie van onze eindexamens, en daarmee van ons onderwijsstelsel. Dat zoiets ongewenst is, hoeft nauwelijks betoog: dit ontstaan van een chaotische situatie ligt niet meer in de greep van de overheid (er is geen wetgevend kruid tegen gewassen), en evenmin in die van afzonderlijke instellingen (die moeten met de stroom mee).

Mogelijke onderwerpen voor komende Veerman-blogs

    1. Het idee van ‘Veerman’ dat selectie op zich leidt tot extra motivatie van studenten (is dit culturele antropologie, sociale psychologie, of wat?) (Ook al zou dit juist zijn, dan is het geen voldoende reden om te gaan selecteren!)

    2. ‘Veerman’ wil meer differentiatie (‘in drievoud’), maar onderbouwt niet dat de huidige differentiatie tekortschiet.

    3. ‘Veerman’ vindt generieke opleidingen prachtig. Sies Wiegersma dacht daar ooit heel ander over (wil een generieke opleiding iets voorstellen, dan moet ze moeilijker zijn dan specifieke opleidingen. In de praktijk zijn de generieke opleidingen juist makkelijke opleidingen …. .). De aansluiting met de arbeidsmarkt wordt ook problematisch (zie hier). Is dit idee van ‘Veerman’ promotie van ‘competenties’ in het HO?

    4. ‘Veerman’ wil de juiste student eerder op de juiste plaats hebben, en denkt dat opleidingen laten selecteren daarbij helpt. ‘Veerman’ wil dus betere plaatsing van studenten bereiken via een vrije markt van afzonderlijke selectieprocedures. Een wonderlijk idee.

    5. ‘Veerman’ gaat uit van onjuiste cijfers over uiteindelijke rendementen (65% resp 68% slaagt in HBO en WO). Ook valt ‘Veerman’ voor wat wel de aggregation fallacy heet: uitgaan van zoiets als de ‘modale student’ in het HO. Die student bestaat niet.

    6. Een afsluitend blog over de verrommeling/veramerikanisering van ons onderwijsstelsel. Let wel: het Amerikaanse ‘stelsel’ is een historisch gegroeid fenomeen, niet ontworpen om te zijn zoals het is. Mensen die het kunnen weten (Alexander Astin (zie mijn 2003), Sheldon Rothblatt, Patricia Conley), kijken dan ook wel afgunstig naar stelsels zoals het onze. Brewer e.a. (2002) hebben dit Amerikaanse ‘stelsel’ scherp gekarakteriseerd.

Literatuur, rapport, eerdere draad


  • Commissie-Veerman (april 2010). Differentiëren in drievoud omwille van kwaliteit en verscheidenheid in het hoger onderwijs. Advies van de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel. OCW. pdf
    Drenth (voorz.) (1997). Gewogen loting gewogen. Advies van de Commissie Toelating Numerus Fixusopleidingen. pdf
    ————-
    Draad mark79: Rapport commissie Veerman 6804
    Post Marten Hoffmann: Van Bijsterveldt ook voor selectie aan de poort 55596
    Documentatie over ‘decentrale selectie’ html
    ————-
    P.Th.F.M. Boekholt en E.P. de Booy (1987). Geschiedenis van de school in Nederland. Van Gorcum. (integraal beschikbaar op dbnl.nl) (over vervolgonderwijs en examens: zie hier (19e eeuw) (dbnl) en hier (20e eeuw)
    Dominic J. Brewer, Susan M. Gates and Charles A. Goldman (2002). In pursuit of prestige. Strategy and competition in U.S. higher education. New Brunswick: Transaction Publishers. isbn 076580056X [Technical papers twin-volume is available for free, at the RAND corp. site.
    D.N.M. de Gruijter, M. Yildiz & J. ’t Hart (2006). VWO-examenresultaten en succes in de propedeuses Geschiedenis en Psychologie. Deelonderzoek van experimenten met selectie: selectie op basis van vooropleidingen. Leiden: ICLON, rapport nr 164. pdf
    Jan van Ravens (2009). La Niña. Een koers voor het Nederlands onderwijs. pdf
    Sheldon Rothblatt (Ed.) (1992). The OECD, the Master Plan and the California Dream: a Berkely conversation. Berkeley: Center for Studies in Higher Education, University of California. pdf
    Sies Wiegersma (1989). Innovatie van het hoger onderwijs. Wolters-Noordhoff.
    Ben Wilbrink (1997). Samenvatting van de Opsomming van de discussie over toelating. bijlage in het Rapport van de commissie Toelating Numerus Fixusopleidingen ‘Gewogen loting gewogen.’ 1997, p. 82-89. Sdu Servicecentrum. html
    Ben Wilbrink (2003). Extra selectie aan de poort: wanneer is genoeg genoeg?. Onderzoek van Onderwijs, 33 nummer 3, 37-40. html
    Ben Wilbrink (2010). Doen we het, of doen we het niet? Over selectie voor het hoger beroepsonderwijs. Paper bedrijvendag Hogeschool Zuyd 18 november 2010. html

Een tweede blog is geplaatst:

Veerman: Selectie mits. Wat is dat mits waard?
beteronderwijsnederland.net/node/7540

3 Reacties

  1. Geen BSA gekregen? Dan kan het verder kalmpjes aan


      • Het Rechtenbestuur maakt zich grote zorgen over de doorstroming van studenten die hun bsa hebben gehaald. Het blijkt dat deze studenten niet meer vooruit zijn te branden. De definitieve cijfers van het meest recente cohort zijn nog niet vastgesteld door het bestuur, maar volgens rechtendecaan Carel Stolker zijn ze ‘schokkend’.

        Mare: webpagina

    BSA = Bindend StudieAdvies = In je eerste jaar onvoldoende punten behaald? Dan moet je uit deze opleiding vertrekken.

    Zo’n BSA-regeling komt neer op een vergelijkende selectie. Het is een idee van doortastende bestuurders, om van studenten flinke vrouwen en kerels te maken. Het BSA is dus een ondoordachte aanscherping van de begin tachtiger jaren ingevoerde ‘schriftelijke raad’ (art. 24-bis) die bedoeld was om studenten die kennelijk geen goede studiekeuze hadden gemaakt, advies te geven over hou nu verder. Zo werkt dat natuurlijk niet, omdat de studieadviseur Rechten andere opleidingen nauwelijks of helemaal niet kent. Ook de commissie-Veerman realiseert zich dit niet.

    Wat gebeurt er nu bij Rechten in Leiden: je moet behoorlijk buffelen om zo’n BSA te ontlopen, en als dat lukt ben je vrij om zo lang over de rest van de studie te doen als je wilt (tot je Halbe Zijlstra tegenkomt). En dat doen veel studenten dus. Precies het omgekeerde van de commissie-Veerman meent dat het motiverende effect van vergelijkende selectie is.

    Een BSA-regeling is gebaseerd op tentamencijfers, en die cijfers zijn niet gebaseerd op absolute normen maar gewoon relatief. Er is dus sprake van selectie, niet van ‘advies’.

  2. Werkt de selectieve BSA niet? Maak hem selectiever ! ???????
    Een ernstig probleem met de BSA signaleren, is het probleem oplossen, moeten ze in Leiden hebben gedacht:


      • Het bestuur van de faculteit Rechten wil het bsa verhogen van veertig naar vijftig punten die in het eerste studiejaar behaald worden. Er wordt overleg gevoerd met het college van bestuur om dit mogelijk te maken.

        Mare pagina

    Dit komt natuurlijk neer op het volgende: als het BSA niet goed functioneert, dan moet je het BSA aanscherpen. Dat is goed voor botte messen. Maar in het algemeen is het toch zo dat als iets niet goed lukt op manier A, dat je kijkt of er een manier B is, of misschien is er een reden waarom A niet werkt en kun je die reden wegnemen. De opleiding vertilt zich aan het BSA, en gaat dus — is dat juristen-logica? — het BSA nog zwaarder maken. De commissie-Veerman redeneert ook langs deze lijn: zelfselectie in de propedeuse werkt niet goed genoeg, volgens de commissie, welnu, dan scherp je die selectie aan, maak het niet-vrijblijend, en houd hem al bij de poort.

    Maar het zou best eens als volgt kunnen zijn met dat Rechten-BSA: het maakt docenten van de propedeuse lui, laat kwalitatief ondermaats onderwijs ontstaan, voedt studenten op in de gedachte dat je alleen voor je punten studeert — niet voor het vak.

    Het BSA is niet het enige probleem in Leiden: studenten rechten kunnen ook niet meer spellen. Er komt dus een verplichte taaltoets, en daar kan het verhaal zich herhalen: eerst vrijblijvend, dan verplichtend, dan steeds zwaarder. Er is een balletje opgegooid over meebeoordelen van taalverzorging bij tentamens. Kennen we dat?
    Zie Mare webpagina

    • BSA maakt docenten lui?
      Ik vind dat wel erg gemakkelijk. Mijn ervaringen bij verschillende opleidingen is helemaal niet dat BSA zorgt voor luie docenten en kwalitatief matig onderwijs. Juist bij opleidingen waar veel studenten binnenkomen zijn de toetsen op hoger niveau dan bij opleidingen waar ze zitten te springen om studenten. Het niveau gaat omhoog, want je hoeft niet iedereen meer binnenboord te houden.

      Op de pabo waar ik destijds werkte vond ik de BSA normen juist te laag en dan nog werden allerlei studenten doorgelaten die formeel een bsa hadden moeten krijgen maar waarvoor excuses werden gezocht en gevonden. Ik heb ik weet niet hoeveel extra ondersteuning gegeven aan studenten waarvan ik in 10 minuten zag dat ze dat rekenen nooit zouden halen en hup opnieuw een onvoldoende voor de eigenvaardigheidstest. Niet verrassend: ze kwamen vaak van het mbo en dus van het vmbo en haden zelf de groep 8 lesstof nooit gezien of beheerst. Maar ze gingen wel leuk met kinderen om, dus de stages waren in orde en de groepsproducten werden ook afgetekend.

      Je kunt allerlei bezwaren tegen een bsa aanvoeren, het is verre van perfect en er zullen studenten wellicht onjuist geselecteerd of uitgeselecteerd worden. Maar een perfecte oplossing bestaat alleen in een utopische wereld en dan roei ik met de riemen die ik heb, ondanks allerlei al dan niet reële bezwaren.

      Tenslotte: in de propedeuse schep je een cultuur van je opleiding. Juist op dat moment heb je als opleiding en als docent veel invloed avn hoe het verder gaat. Als een BSA er voor zorgt dat studetnen harder werken, dan schep je een sfeer van hard werken. Lijkt me geen verkeerd begin voor de start van jaar 2. Natuurlijk kan het zan zijn dat studenten dan menen er al te zijn en gaan luilakken. De remedie is dan echter eenvoudig: doorgaan met dezelfde eisen stellen en per toets luiheid afstraffen. Neem dat het risico van een na de propedeuse afhakende student maar op de koop toe. Als je luilakland in stand houd, krijg je meer afhakers, ook al ligt de lat lager.

Reacties zijn gesloten.