Afschaffing proefvertaling wordt onstuitbaar afglijden

Het BLOG “Nieuwe ontwikkelingen bij onderwijs in Grieks en latijn”blijkt net voor commentaar gesloten te zijn. Ik ben er echter nog niet over uitgedacht en uitgepraat.
Het onderwijs in klassieke talen is van binnenuit de zelfstandige gymnasia kapot gemaakt. Het had nooit toegelaten mogen worden dat leerlingen na het behalen van een Gymnasiumdiploma met een onvoldoende voor de gekozen klassieke taal toch op de universiteiten toegelaten worden. En het mag natuurlijk ook niet gebeuren dat in geval van het niet slagen voor het eindexamen Gymnasium wegens een onvoldoende voor de klassieke taal de betreffende leerlingen zomaar een VWO-diploma in Den Haag kunnen verkrijgen waardoor ze toch toegelaten worden.
Ik denk dat de oplossing hiervoor moet zijn dat in de onderbouw van de zelfstandige Gymnasia hoge eisen aan de leerlingen voor de vakken Grieks en Latijn moeten worden gesteld en dat de eerste 3 jaren moeten worden afgesloten met een staatsexamen Latijn en Grieks voor de onderbouw. Alleen leerlingen die dat halen mogen dan Latijn en Grieks in de bovenbouw volgen en daarin eindexamen afleggen.
Het is dan aan de Zelfstandige Gymnasia om te kiezen of ze de falende leerlingen wegsturen of zich omvormen tot zelfstandige VWO-scholen. Als het er om gaat om goede VWO-ers vast te houden zou het een tussenoplossing kunnen zijn om van de blijvende leerlingen te eisen dat ze een verzwaard bètaprogramma moeten volgen dat dan wel door de overheid erkend moet zijn: Natuur en Techniek-plus. Het leren van Latijn en Grieks is immers te beschouwen als een verzwaring aan de alfa-kant.

20 Reacties

  1. ook de scholengemeenschappen
    Ook op veel scholengemeenschappen zijn de resultaten slecht. En ook daar ligt dat aan kapotmaking en niet aan de talenten of motivatie van de leerlingen en ook niet -hoezeer de commissie dat ook wil doen denken- aan de toetsvorm. Het ligt daar eenvoudigweg aan de marginale positie van het vak. Twee lesuren in de examenklas, in de onderbouw twee of soms zelfs maar anderhalf, voor een groot deel gevuld met projecten over cultuur en mythologie want die doen het p.r.-matig zo goed. Combinatieklassen in de bovenbouw omdat te weinig leerlingen het vak kiezen (die voelen waarschijnlijk ook wel aan dat met een magere onderbouwvorming de bovenbouw lastig gaat worden, en horen over de slechte resultaten van oudere broers en zussen).

    Ik werk zelf op een scholengemeenschap waar Latijn een sterke positie heeft: voldoende lesuren, geen combinatieklassen, de lessen gegeven door classici (tegenwoordig meer uitzondering dan regel), groepen groter (en regelmatig veel groter) dan 20. Ken nog wat oud-studiegenoten die in soortgelijke omstandigheden werken. Gevolg: op al deze scholen jaar na jaar uitstekende examenresultaten. Het kan dus best. Het ligt niet aan het vak, het ligt niet aan de leerlingen, het ligt niet aan de toetsvorm.

    Een landelijke onderbouwtoets lijkt me helemaal geen gek idee, ook voor de scholengemeenschappen. Ik meen gelezen te hebben dat Van Bijsterveldt sowieso naar zoiets toe wil, niet alleen voor Latijn.

    • Taal en tekstbegrip en vertaalvermogen
      Ik merk dat ik eerder TROUW niet goed gelezen heb. Marja wil toetsen in groep 3, groep 8 en in het voortgezet onderwijs. Het gaat niet, zoals ik dacht, om een hele serie toetsen verdeeld over het schooljaar maar over één toets. Als op de VWO-scholen de toets voor het voortgezet onderwijs aan het einde van klas 3 plaats vindt en een leerling die met een klassieke taal verder wil gaan moet om dat te mogen voor die taal met succes een zwaar tentamen afleggen kan een redelijk moeilijke proefvertaling op het eindexamen onder bepaalde randvoorwaarden gehandhaafd blijven. Als het aantal lesuren voor de klassieke talen klein is moet klassieke cultuur er helemaal uit. Want goed vertalen valt nauwelijks door zelfstudie te leren dus er moeten voldoende lesuren geheel en al aan de klassieke taal gewijd worden. Voor elke zin zijn veel vertalingen mogelijk en er is altijd een diffuus grensgebied tussen acceptabele en foute vertalingen. En daar moet over gepraat worden. Bovendien is een lijstje toegestane vertalingen per zin met uitvoerige toelichting de dood in de pot. (Dat ligt bij het maken van wiskundesommetjes heel anders). Hoe minder lesuren des te meer moet een leerling het van zijn ijver en intelligentie hebben dus misschien wordt een Gymnasiumdiploma dan iets voor de bollebozen. Maar liever dat dan de proefvertaling afschaffen. Hoe gek het klinkt om te zeggen “ik heb Latijn geleerd maar ik kan het niet vertalen blijkt wel als je voor Latijn Frans of Duits zou invullen.Seger Weehuizen

      • Een faire en valide poortwachter
        Een zwaar toelatingsexamen tot een bovenbouwprogramma klassieke talen is een faire methode om gemotiveerde en voldoende intelligente leerlingen te selecteren. Zelfs, Bart, HAVO-leerlingen die “verkeerd” zitten zouden toegelaten kunnen worden. Om voor het toelatingsexamen te slagen zullen de leerlingen meestal in de onderbouw keihard aan de klassieke talen hebben moeten werken en dat maakt het toelatingsexamen ook tot een valide test op motivatie.
        Ook maatschappelijk is zo’n toelatingsexamen in orde. De overheid draagt de kosten voor de lessen klassieke talen en het is de verantwoordelijkheid van de leerling er voor te zorgen dat zij geen geld verkwist.
        Ik hoop dat de bevoegde of vele bevoegde leraren klassieke talen, al dan niet via hun vakvereniging(en) of andere verenigingen die voor een klassieke opleiding pleiten, in een brief de minister van onderwijs zullen verzoeken om voor het mogen volgen van klassieke talen in de bovenbouw een toelatingsexamen in het leven te roepen
        Seger Weehuizen

    • Proefvertaling en prioriteiten
      Het gaat er nu om of diegenen, die nooit veel gezien hebben in het persoonlijk of maatschappelijk nut van gedegen kennis van de klassieke talen de bekroning van hun sabotagepogingen te ontnemen. Als de proefvertaling afgeschaft wordt is de oude Gymnasiale vorming waarvan kennis van klassieke talen de hoofdmoot vormde, definitief ter ziele. Onder “nut” versta ik hier ook levenskwaliteit en culturele verfijning.
      De oorzaak van het ter ziele gaan en het middel waarmee het ter ziele laten gaan bereikt is is het oneigenlijk gebruik van de lessen in klassieke talen. Enerzijds het verleggen van het accent naar de klassieke cultuur anderzijds het toelaten van een groot aantal ongemotiveerde leerlingen. En natuurlijk de kaasschaafmethode.
      De bevoegde leraren klassieke talen moeten en naar mijn mening alles aan doen op het verdwijnen van de proefvertaling tegen te houden. En zij hebben daarvoor een gunstige uitgangspositie. Bij het stoppen van oneigenlijk gebruik van de Gymnasiale opleiding, een noodzaak om ten minste daarin nog iets terug te vinden dat herinnert aan de glorie van vroegere tijden, zullen veel banen voor hen verloren gaan. Maar waarschijnlijk niet zo veel dat er werkeloze classici zullen komen. En genoeg om te zorgen dat bijna alle leerlingen na de onderbouw les van bevoegde leraren krijgen.
      Voor de onbevoegde collega’s Klassiek talen is dat natuurlijk zuur. Maar het behoud van een echte Gymnasiumopleiding en de rechten van de gemotiveerde leerlingen wegen zwaarder
      Seger Weehuizen

      • waarde & weerloos
        Ik ben bang dat u het te positief inschat. Er lijkt vooralsnog weinig verzet te zijn (al kan dat ook komen door de drukke periode: het eindrapport is pas een week uit). Het eindrapport stelt minder ingrijpende wijzigingen voor dan het tussenrapport: er wordt nu voor gepleit om wel degelijk nog het begrip van een ongeziene tekst te blijven toetsen op het CE, maar om eens kritisch te kijken naar het middel ‘proefvertaling’ als toetsvorm.

        Mijn angst is dat het niveau niet behouden zal blijven -bij een gelijkblijvende leerlingpopulatie en gelijkblijvende omstandigheden zou je dan immers de vele onvoldoendes houden waar het nu net om te doen was- en dat het toekomstige examen Latijn eenvoudiger zal zijn (en dus voor mijn leerlingen het vak minder interessant zal zijn om te kiezen) of soepeler genormeerd worden. Maar dat is wat ik vrees, de commissie denkt er heel anders over en tja, beide zienswijzen zijn speculatie.

        De tijd zal het uitwijzen, want dit voorstel gaat er volgens mij wel doorkomen. Een collega trok afgelopen week een vergelijking met het referendum over de Europese Grondwet. Daar ontmoette het eerste voorstel ook grote tegenstand, en kwam het tweede er moeiteloos doorheen.

        • si vis bonum para bellum
          “om wel degelijk nog het begrip van een ongeziene tekst te blijven toetsen op het CE” is een verontrustend zinstuk. Ik herinner mij nog van een tijdje geleden gelezen te hebben dat het Gymnasium aanbevolen werd omdat je alleen daar nog echt leerde vertalen.
          Je kunt de leerlingen die klassieke talen volgen grosso modo in 2 groepen verdelen. Zij die die talen leuk vinden om erbij te doen en zij die er hun tanden willen inzetten. Onder de laatsten zitten ook leerlingen die dat vanwege de uitdaging doen. Het schoolbestuur is alleen geïnteresseerd in de grootste en vooral de minst kostbare groep; ik denk dat de docenten klassieke talen allemaal in de tweede groep geïnteresseerd zijn.
          Eerst ingrijpende maatregelen aankondigen en dan die weer gedeeltelijk terugtrekken om zo voortgaande na enige tijd via de kaasschaafmethode je zin te krijgen is een oude beproefde en vaak succesvolle weg om grote veranderingen door te voeren. Dat de docenten klassieke talen daar intrappen!
          Er is helemaal geen 2de referendum over de Europese grondwet gehouden. De show werd afgelast.
          Het blijkt dat u goed ziet wat er voor de classisici op het spel staat. Verlaagd niveau, verminderede arbeidsvreugde en spoedig waarschijnlijk geen toegang meer tot de LD-schaal. Latijnse les is dan net zo iets geworden als een uurtje van het vak verzorging. Er is voor jullie belangenvereniging alle reden om de noodtoestand uit te roepen en in actie te komen.
          Seger Weehuizen

          • de belangenvereniging
            schrijft over dit onderwerp: “wordt veel meer dan in het Tussenrapport duidelijk dat er inderdaad sprake is van een groot probleem en dat dit probleem vooral ligt bij de proefvertaling. Daarmee onderbouwt de commissie overtuigend dat op dat punt een verandering gewenst is.”

            en

            “Het VCN-bestuur is voorstander van een nader onderzoek met als doel te bepalen welke toetsvorm bij het CE het beste de (ver)taalvaardigheid van leerlingen aan de hand van een hun onbekende tekst toetst. Het spreekt vanzelf dat in dat onderzoek de voor- en nadelen van de proefvertaling vergeleken dienen te worden met die van andere toetsvormen.”

          • de kunst van het vertalen en descherpzinnigheid van het
            doorgronden
            Een argument van de commissie vóór het ophouden met het afnemen van proefvertalingen op het CE dat los staat van het kennisNIVEAU van de leerlingen is:
            “een vertaling brengt niet goed in beeld wat de leerlingen precies beheersen. Scholieren kunnen zo’n tekst vertalen zonder te begrijpen wat deze betekent. Of ze kunnen veel vertaalfouten maken en toch snappen wat de tekst inhoudt”.
            Wat vinden de classici van deze uitspraak en zijn zij van mening dat het in de uitspraak gestelde inderdaad tot noemenswaardige problemen bij de beoordeling leidt? (Je zou tot de conclusie kunnen komen dat het eindexamen in de klassieke talen beter mondeling afgenomen kan worden zoals dat vroeger voor Gymnasium-ß het geval was).
            Seger Weehuizen

          • proefvertaling als toetsvorm
            Op zinsniveau voelt het soms wat oneerlijk: er zijn per zinsdeel doorgaans twee punten te vergeven. Een leerling die in zo’n zinsdeel bijvoorbeeld even de woorden ‘hostis’ en ‘hospes’ door elkaar haalde en in plaats van: ‘de vijand sprak tegen de koning’ vertaalt: ‘de gastvriend sprak tegen de koning’ krijgt nul punten: het antwoordmodel vindt ‘vijand’ en ‘gastvriend’ zo’n groot verschil in betekenis hebben dat het vermeldt dat daar twee punten voor moeten worden afgetrokken. Nul punten over dus.

            Een andere leerling, die dezelfde fout maakt en daar bovenop nog fouten maakt in de naamvallen en werkwoordstijd (‘de koning had tegen de gastvriend gesproken’) krijgt ook nul punten terwijl ie er veel minder van begrepen heeft.

            Dat is sneu, maar betreft nooit bij een en dezelfde leerling elk zinsdeel in een tekst. Verre van zelfs. In de tien jaar dat ik examenklassen draai heeft nog nooit een goede leerling geen hoog cijfer heeft gehaald voor de proefvertaling, nog nooit een middelmatige geen middelmatig cijfer, en nog nooit een zwakke geen laag cijfer. Een goede proefvertaling maken zonder begrip is onmogelijk, een slechte maken als je hem wel begrijpt is alleen mogelijk als je ontzettend slordig bent.

            Wat mij betreft voldoet de combinatie ‘50% tekstverklaren, 50% proefvertaling’ op het CE prima en ligt het probleem op andere gebieden (leerlingpopulatie, aantal lesuren, aantal beschikbare bevoegde leraren).

            Dat de toetsvorm niet perfect is erken ik meteen. Ik vermoed echter dat dat voor elke toetsvorm geldt, en daarbij kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de discussie erover nu wordt gestart met een enkel doel. Ik had onbevangener in de discussie kunnen stappen als ie niet was opgestart door een commissie die tot opdracht had “zeg eh, die vele onvoldoendes, dat kan niet he, kijk daar eens goed naar”.

          • symptoombestrijding
            Het lijkt mij dat er bij een proefvertaling 3 beoordelingscriteria mogelijk zijn
            1. textduiding: Wat is de boodschap die overgebracht wordt of (de samenhang in of de kern van) het verhaal dat verteld wordt?
            2. textbegrip: Wat is de letterlijke vertaling en hoe zit de tekst grammaticaal en syntactisch in elkaar?
            3. Vertaling: Hoe vertaal ik de tekst in goed Nederlands zonder mij meer dan nodig van de brontekst te verwijderen?
            Ik denk dat een examinator die een in goede Nederlandse vertaalde tekst onder ogen krijgt soms van de kandidaat mondelinge toelichting zou willen hebben i.v.m. 1 en 2. Een participium Aoristi bij voorbeeld, wordt vaak als een indicativus vertaald en hij/zij wil weten of de kandidaat dat bewust gedaan heeft.
            Misschien dat er rondom de tekst wat vragen over de tekst gesteld kunnen worden. (Gaan de door jou genoemde 50% tekstverklaren over dezelfde tekst als die welke vertaald wordr?). Maar iemand die een klassieke taal bestudeerd heeft moet in staat zijn om vanuit die taal te vertalen en dat moet gecontroleerd worden. Ik hoop dat het VCN zich daarvoor zal gaan inzetten. Dat is ook echt in het belang van haar leden.
            Ook mij lijkt die half om half verdeling aanvaardbaar. Als men daar ook nog eens de proefvertaling wil wegstrepen is men niet bezig om het examen te verbeteren maar doet men aan symptoombestrijding bij een ernstig zieke patient.
            Seger Weehuizen

          • Niet het bestuur maar de verenigingsleden zijn bepalend
            Dat er veranderingen doorgevoerd moeten worden is klaar. Maar bij geen van beide citaten lees je dat de onvrede met de proefvertaling niet veroorzaakt is door bewustwording van onvolkomenheden in deze eeuwen lang gebruikte toetsmethode maar door de nuchtere constatering dat het niveau van de leerlingen zo diep gedaald is dat het niet meer goed MOGELIJK is hen te testen door middel van het vertalen van een originele klassieke tekst. Voelt het VCN zich zo machteloos dat het die boodschap niet aan de minister durft af te geven? Waarom laat een aantal leden van de vereniging door het bestuur geen spoedvergadering bijeenroepen om een motie aan te nemen waarin de minister opgeroepen wordt om zorg te dragen dat het eindniveau in de vakken omhoog gaat?
            Seger Weehuizen

      • Goede uitgangspositie?
        Er is helemaal geen goede uitgangspositie om het afschaffen van de proefvertaling te voorkomen. Deze discussie is een gevolg van een rapport van een commissie van classici -speciaal ingesteld om te kijken naar de toekomst van onderwijs in de klassieke talen- die de proefvertaling af willen schaffen. Een slechtere uitgangspositie is nauwelijks te bedenken.

  2. Het laatste bastion
    Ik denk dat men bij het vertalen 2 strategieën kan volgen. Als men het verhaal kent of veel van de genoemde personen weet kan men vaak uit enkele woorden van een zin concluderen wat er zou kunnen staan en wat er misschien wel lijkt te staan maar er waarschijnlijk niet staat. Vanuit zijn voorkennis zoekt men een correcte duiding en vertaling bij elkaar. Als in de tekst een volkomen onbekende gebeurtenis met onbekende personen wordt beschreven is het erg belangrijk om de standaardbetekenissen van woorden goed te kennen. Men gaat de zin grammaticaal en syntactisch te lijf en probeert van daar uit tot een zinvolle maar ook grammaticaal correcte duiding te komen.
    Hoe dan ook, het maakt bij vertalen (voor mij) heel veel uit of het verhaal bekend is. Nu je probleemloos vertalingen van het internet kunt plukken hebben veel leerlingen (denk ik) geen ervaring opgedaan met het vertalen van een stuk tekst met een volkomen onbekend verhaal. Ook dat draagt natuurlijk bij aan de slechte resultaten op het eindexamen. Leerlingen zouden huiswerk-vertaalopdrachten in conclaaf moeten maken om zich voor te bereiden op de proefvertaling van het eindexamen.
    Toen de basisvorming werd ingevoerd heeft men geprobeerd om het onderwijs in klassieke talen beter te laten aansluiten bij de daar dominante principes. Het afschaffen van de proefvertaling lijkt wel een bestendiging van het überhaupt afschaffen van vertalen. Het afschaffen van vertalen bij de moderne talen heeft mede bijgedragen aan de verarming en de verslordiging van kennis of gebruik van Nederlands. Die fout moet niet nog eens gemaakt worden.
    Seger Weehuizen

    • Ik ben ervan overtuigd dat
      Ik ben ervan overtuigd dat je een vreemde taal het best leert door een groot vocabulaire op te bouwen en veel inzicht op te doen in de grammatica. De meest effectieve onderwijsmethode is dus volgens mij door leerlingen wekelijks woordjes te laten memoriseren en grammaticale oefeningen te maken. De woordjes moeten vaak worden getoetst (dat duurt ook niet zo lang per keer), voor de grammatica volstaat 1 toets per 1-2 maanden. Het vertalen moet steeds hierop aansluiten, je laat leerlingen alleen zinnen vertalen die aansluiten op hun vocabulaire en hun beheersing van de grammatica.
      Zouden ze bij Latijn net als bij de andere vreemde talen hiermee zijn gestopt?

  3. Het geheim van de blauwe broer
    Op internet legt mevr. Caroline Kroon, één van de auteurs van het eindrapport, in een filmpje getiteld “Het geheim van de blauwe broer”, uit wat er niet goed is aan de eindvertaling in zijn huidige vorm als toets. Het komt erop neer dat je een tekst klaarblijkelijk kan hebben begrepen en toch verkeerd vertaalt en anderzijds als een dom mechanisch gansje wel goed vertaalt terwijl je er helemaal niks van begrepen hebt. Dat laatste zou je toch wel weer vrij briljant kunnen noemen maar mevr. Kroon is hier duidelijk helemaal niet tevreden over. Daarom moet er naar een andere vorm gezocht worden. Mijn vraag aan Classica en Malmaison is: heeft Caroline Kroon hier inderdaad een gegronde reden om de proefvertaling als toetsvorm op de schop te gooien of hebben we het hier over een nevenverschijnsel dat je altijd zult houden bij vertalingen en dat niet op te lossen is zonder de vertaling zelf als toets de nek om te draaien. Hoe goed kun je weten dat een vertaler de tekst niet heeft begrepen terwijl de vertaling, gedefinieerd als juiste omzetting in correct Nederlands, wel correct is? Volgens Classica voldoet de huidige toets goed als schifting tussen goede, middelmatige en zwakke leerlingen op dit onderdeel. Dus wat is het probleem?

    • blauwe broer
      Het filmpje (met mevr. Sluiter als presentatrice, overigens, niet mevr. Kroon) lijkt onderdeel van een lobby (er blijkt ineens ook een speciale twitteraccount ‘BlauweBroer’ te zijn aangemaakt die spreekt over een ‘geweldig filmpje’).

      Ik geloof zeker dat de toetsvorm beter zou kunnen, door bij de proefvertaling vragen te stellen bijvoorbeeld. Daaruit kan dan blijken of leerlinge 2 eigenlijk wel weet welke woorden met elkaar congrueren, of, meer inhoudelijk over een ander stuk tekst, of een leerling snapt welke subtiele sneer de schrijver uitdeelt door een bepaald historisch voorbeeld te noemen of door een coniunctivus te gebruiken in plaats van een indicativus, dat soort dingen.

      Maar ik geloof niet dat de toetsvorm HET grote probleem is dat dringend aangepakt moet worden. De problemen liggen veeleer in leerlingpopulatie (zelfstandige gymnasia), urenaantallen, combinatieklassen en onbevoegde docenten (scholengemeenschappen). Verandert daar niets aan, dan zullen de resultaten bij Latijn beroerd blijven, bij welke toetsvorm dan ook (tenzij je de toetsen sterk vereenvoudigt, natuurlijk).

      Zoals ene ‘janson13’ hier al aangeeft: bij Grieks worden met exact dezelfde toetsvorm jaar na jaar prima resultaten behaald. Tevens geeft ene Ton Jansen in dezelfde discussie aan dat in 2010 juist voor het eerst GEEN absurd hoge N-term nodig bleek bij Latijn. Dit zou te maken kunnen hebben met de gestegen urenaantallen in de vernieuwde Tweede Fase.

      • De lobby met Blauwe Broer
        Je opmerking dat de film onderdeel lijkt van een lobby maakt wel nieuwsgierig. Welke lobby ? De introductie met zo’n verplicht rap-achtig nummertje vond ik zwak.
        Goed vertalen is volgens mij zowel een ambacht als een kunst. Vergelijk het met piano spelen; het onderscheid tussen technisch goed spelen en een gevoelvolle eigen vertolking van een mooi muziekstuk. Kun je dat onderscheid al scherp maken bij vertalingen van onze gymnasiasten of moet je toch eerst en vooral letten op de technische kant ? Vooral nu het erop lijkt dat er een soort uitruil plaats gaat vinden tussen het vertaalniveau en iets anders wat dan in het rapport omschreven is in wollige termen als “onderdompeling in de klassieke cultuur”en “betekenisvolle contexten’en “veel evalueren” . Ik haal dit even aan uit de column van Aleid Truijens gisteren in De Volkskrant. Hoe groot is de groep docenten klassieke talen die nog hard kiezen voor een stevige vertaling zonder concessies aan het niveau ?
        En daarmee kiezen voor een selectief gymnasium in plaats van concessies te doen die uiteindelijk zullen leiden tot een geheel ander type school. Dan zullen natuurlijk ook de door jou genoemde problemen moeten worden opgelost.
        De aanpassing die jij suggereert lijkt me een oneigenlijke verruiming van het begrip vertaling omdat je nu ook de tekstverklaring en de beoordeling van een tekst als literatuur onder de vertaling laat vallen en dus in de beoordeling meetelt. Of is dit een voorbeeld van de door velen zo vurig gewenste integratie van vakken.

    • verk. ger. dadendrang
      Van de lessen klassieke talen die ik als ß-gymnasiast van vóór de mammouthwet gevolgd heb herinner ik mij een mondeling eindexamen dat bestond uit het mondeling vertalen van een stukje Livius en een stukje Homerus. Van 2 of 3 woorden uit de tekst stond de betekenis gegeven. Je kreeg tevoren tijd om de vertaling te praepareren.
      Ik zit in een leesclubje Latijn alsook Grieks o.l.v een ervaren classicus. Bij het thuis voorbereiden van een tekst maak ik gebruik van een wisselwerking tussen een vermoeden van de betekenis van een zin en het doorzien van de constructie gevolgd door het bedenken van een correcte vertaling. Als ik aan een zin geen touw kan vastknopen probeer ik de ordening in de zin te ontdekken maar verifieer ik ook de betekenis van de woorden in de zin. Bij mijn “technisch vertalen” maak ik zodoende toch nog een beetje gebruik van duiding. Ik ben pas tevreden over de vertaling van een zin als die vertaling in overeenstemming is met de totale vertaalde tekst.
      Als je van een leerling een letterlijke maar nog wel correcte vertaling vraagt lijkt het mij niet nodig dat de corrector zich al te veel hoeft te buigen over de vraag of de leerling zowel de grammatikale samenhang in de zinnen als de inhoud van de zinnen en van het totale fragment begrepen heeft.
      Je kunt hem dan helaas niet honoreren op zijn vertaalkwaliteiten.
      Zou het kunnen zijn dat de slechte kwaliteit van de proefvertaling ook te verklaren is uit een ontstane gewoonte om de Latijnse tekst te vertalen m.b.v. van het internet geplukte vertalingen? (die kunnen ook in het Engels, Duits of Frans zijn). Die steun ontbeer je dan bij een proefvertaling.
      Toen de basisvorming werd ingevoerd werd het onderwijs in de klassieke talen daaraan aangepast hoewel de Wet op de Basisvorming niet daartoe dwong. Misschien zijn er nu “krachten” werkzaan die voor het examineren van klassieke talen het examineren zoals bij de moderne talen willen invoeren.
      Seger Weehuizen

      • Vertalen
        Bovendien heeft vertalen op zich al nut. Naast begrip van de vreemde taal oefen je in het zo goed mogelijk formuleren in je eigen taal. Juist dat ontbreekt in het gehele vreemde talenonderwijs. Naar mijn mening levert ook dat veel nuttigs op. Die proefvertaling was er alleen nog bij de klassieke talen. Het zou doodzonde zijn als het daar ook verdwijnt.

        • gram+syn+thes>vert1>vert2
          Ik voel bij de klassieke talen wel een spanningsveld tussen het maken van een goede Nederlandse vertaling en controle op de kennis van grammatica en syntaxis. Dat is bij de moderne talen veel minder het geval. Verder ben ik het natuurlijk helemaal met je eens.
          Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.