Persoonlijk verhaal over de cito toets in het AD

Ik kan het helaas iet op de openbare website vinden, maar in het AD van vandaag staat het verhaal van ouders waarvan de kinderen enorme leerachterstanden bleken te hebben, simpel omdat de school de stof nauwelijks had aangeboden. Na bijspijkeren door een bijspijkrinstituut gaat het goed met die kinderen.
Een paar citaten:
,,Sanne was een normaal intelligent kind, dat volgens ons zonder overdreven blokken beter zou moeten kunnen,” vertelt moeder Daphne. Een onafhankelijke test gaf aan dat het meisje een taal- en rekenachterstand had. ,,We hebben haar toen onmiddellijk op privéles gedaan. Binnen een half jaar had ze haar achterstand ingehaald, gewoon door ouderwets te leren! Wij kregen de indruk dat de ontbrekende kennis haar op school nauwelijks aangeboden was.”
en
Volgens psycholoog John Biharie, mede-oprichter van het Amsterdamse Instituut voor Begeleiding, Onderwijs en Schooladvies (IBOS), vallen jaarlijks duizenden kinderen onnodig tussen wal en schip. ,,Hoe dat kan? De kwaliteit van het basisonderwijs is bedroevend. Sommige onderwijzers kunnen zelf nauwelijks fatsoenlijk een Citotoets maken. Zij herkennen de potentiële mogelijkheden van hun leerlingen onvoldoende. En als een kind eenmaal het predikaat ‘dom’ heeft, komt het daar niet meer van af, hoe slim het ook is. U denkt dat ik overdrijf? Van de kinderen die bij ons aankloppen is 80 procent bovengemiddeld begaafd. Dat weten we zeker, want we laten ze professioneel testen. Velen mogen van hun leerkrachten niet eens aan de Citotoets meedoen, omdat die bang zijn dat ze het gemiddelde van de school omlaag halen. Er is sprake van volstrekte willekeur.

Voor alle duidelijkheid: het gaat hier om individuen, dus niet alle basisscholen zijn slecht. Laten mensen zich niet onnodig aangesproken worden.
Wel denk ik dat zonneklaar is dat de opmerking van de ouders “Binnen een half jaar had ze haar achterstand ingehaald, gewoon door ouderwets te leren!” de enige weg naar een oplossing is.

3 Reacties

  1. Het PABO raadsel
    Veel is op dit forum al gezegd over tekortschietende PABO-cursisten. Het gaat dan om het eerste en het tweede jaar van de opleiding, de taaltoets en de rekentoets.
    Nu wordt hier in het AD beweerd dat veel onderwijzers, hoewel ze zelf voor de klas staan, zelf niet behoorlijk kunnen rekenen en spellen. Ook dat is geen nieuwe waarneming.
    Maar hoe kan zoiets nou? Ik vraag mij af hoe dat op die PABO’s gaat. Is er dan geen afsluitend examen dat feitelijk controleert of de onderwijzers-in-spe iets kunnen of weten? Of wordt er, na die taaltoets en die rekentoets, nooit meer iets anders gedaan dan portfolio’s en andere schertsvertoningen? U, 1989, geeft toch o.a. les aan die potentiële onderwijzers en u zou eigenlijk moeten weten hoe dat daar werkt.

    • een paar antwoorden
      Ik heb daar gewerkt. Dat was net voor de tijd van de verplichte taal- en rekentoetsen. Er waren overigens toen ook eigenvaardigheidstoetsen (in tegenstelling tot toetsen over de didactiek van het rekenen) voor taal- en rekenen en die moest men voor de propedeuse halen. Over de propedeuse mag je maximaal 2 jaar doen.

      Wat er verder gebeurt verschilt per pabo. De trend was echter duidelijk naar geïntegreerd. productgericht, samen, competentiegericht etc. Men moest bij mijn opleiding een “prestatie” doen (per periode moest men 2 of 3 prestaties kiezen en uitvoeren) . Een product maken en dat in de klas gebruiken. Vaak had dat de vorm van werkbladen al dan niet met andere lesideeën verzameld in een rekendoos of rekenkist. Uitbundig versierd natuurlijk. Daarnaast waren er daar een beperkt aantal lessen rekendidactiek (realistisch rekenen) in het eerste en tweede jaar. Dat was tricky omdat verreweg de meeste studenten op dat moment nog niet voor de rekentoets geslaagd waren en dus echt niet konden rekenen. Didactiek is dan feitelijk nutteloos.

      Een bijkomend probleem was de toetsing. De prestaties (dus ook de rekenkisten) werden beoordeeld door de tutor, dat is een opleidingsdocent met bv een gymnastiek, aardrijkskunde of pedagogiek achtergrond, of toevallig wiskunde, dat kon ook. Dat oordelen gebeurde samen met de andere studenten van die groep, met de gehele tutorgroep dus. Verder werden in die oordelen ook andere zaken betrokken: was de presentatie mooi, was er gereflecteerd, hoe was de samenwerking etc. De feitelijke rekenachtergrond was maar een erg klein deel van het totaaloordeel en werd dus vaak beoordeeld door de gymdocent. In de samenwerking binnen een groep was er ook vaak sprake van een taakverdeling: de ene doet iets inhoudelijks, de ander maakt de powerpoint, de derde regelt de uitvoering van de prestatie op een stageschool etc. Als het oordeel in totaal negatief was, dan was er een enorm probleem, want studenten hebben overeenkomstig de HBO richtlijnen, recht op herkansingen en probeer dat maar eens geregeld te krijgen met “prestaties” die in groepsverband worden uitgevoerd.

      De toetsen van de rekendidactiekmodules (dat waren lessen, een stuk of 9-12 per jaar) werden op mijn opleiding samengevoegd met taal-, aardrijkskunde- en pedagogiektoetsen en werden periodetoetsen genoemd. Studenten kregen 4x per studiejaar een periodetoets over genoemde 4 (soms 5) vakken. Voor die toets moest een voldoende worden gehaald, maar hoe die voldoende tot stand kwam was niet relevant. De studenten konden bijvoorbeeld het hele rekendidactiek toetsdeel overslaan en de punten bij elkaar sprokkelen op de andere onderdelen (open boek tentamens). Mocht men dan toch nog zakken – hoe dat kan is me altijd een raadsel geweest – dan was er een herkansing (weer over al die vakken), en eventueel later nog eentje. Een verstandige student die niet kan rekenen wist dat van te voren en deed geen moeite iets voor rekenen te leren, want de punten waren gemakkelijker op een andere manier binnen te halen. Ra ra wat die wetenschap voor gevolgen had voor de aanwezigheid van die studenten in de didactieklessen. Rekenen kon men net, maar calculeren natuurlijk wel.
      Overigens: de studenten valt niets te verwijten. Zij vroegen zelfs om betere toetsing. Ik heb voldoende boze studenten gesproken die zich bekocht voelden omdat de periodetoets was gehaald, maar achteraf had men er op geen enkele manier voor behoeven te leren. Je zult begrijpen dat ik die bezwaren luid en duidelijk aan mijn teamleider en later aan de directeur kenbaar heb gemaakt. Het antwoord: ik begrijp je probleem, maar we doen er niets aan, want op deze manier toetsen past zo goed in ons concept en de student moet in zijn reflectieverslag bewijzen dat hij voldoende van rekenen weet. Hoe dat laatste kan als de student geen eens inzicht krijgt in de deelcijfers van de periodetoets is een onopgehelderd raadsel gebleven. Hoe een “opleidingsdocent” pedagogiek in een reflectieverslag/gesprek kan beoordelen dat een student voldoende kennis heeft van rekenen is me ook een raadsel gebleven. Maar op papier …….

      Ik heb begrepen dat men inmiddels de teugels wat strakker heeft aangehaald, maar destijds was het precies zoals ik formuleer en ik heb er voldoende stennis over gemaakt.

      Het derde en vierde jaar was geheel en al zelfsturend, daar werden geen modules rekendidactiek meer gegeven. Wat wel si me destijds ook niet duidelijke geworden overigens.

      • PABO directie (-s)
        Bedankt voor de uitleg. Die zal vooral gelden voor het rekenaspect, maar voor taal, geschiedenis en aardrijkskunde zal het waarschijnlijk niet veel anders geweest zijn.
        Een normaal mens zal concluderen dat er eigenlijk bijna niets werd getoetst, en dat er nu, met die taal- en rekentoets in de propaedeuse, voorzichtig wordt getoetst of de aankomende onderwijzeres zelf groep 8 wel zou aankunnen. Wie weet zakt die reken- en taalkennis in de twee jaar daarna wel weer weg, maar dat interesseert kennelijk niemand. Over aardrijkskunde en geschiedenis hoor je nooit wat, maar dat doet mij alleen maar het ergste vrezen. Voor iemand met enig verstand is deze situatie volkomen krankjorum.
        Het niet zo abnormale idee dat een onderwijzer iemand hoort te zijn die qua vakkennis boven zijn leerlingen uitsteekt is hiermee definitief naar sprookjesland verwezen.
        Daarmee maken de directies van die PABO’s zich voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de inhoudelijke verloedering van het lager onderwijs. Of gaat iemand mij vertellen dat je wel directeur kan zijn maar niet verantwoordelijk? Het lijkt me tijd dat er wat serieuzere broeders op die plaatsen komen te zitten.

Reacties zijn gesloten.