Van NU.NL
Nederland blijft achter bij onderwijsinvesteringen
Uitgegeven: 9 september 2008 14:47
UTRECHT/PARIJS – De uitgaven voor onderwijs blijven in Nederland achter bij die in de gemiddelde lidstaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
ANP
Nederland gaf in 2005 5,1 procent van het bruto nationaal product (bnp) aan onderwijs uit. Het OESO-gemiddelde was toen 5,8. Dat blijkt uit het rapport Education at a glance, dat de in Parijs gevestigde organisatie dinsdag publiceerde. De uitgaven voor onderwijs daalden in 2005 met 0,1 procentpunt. Het jaar daarvoor waren ze licht gestegen.
Landen als Finland, Denemarken en de Verenigde Staten gaven in 2005 gemeten aan het bnp meer uit aan onderwijs. Voor België, waar in 2005 6,1 procent van het bnp naar onderwijs ging, geldt hetzelfde.
achterstand ingelopen
De OESO-achterstand is inmiddels ingelopen.
Het CBS/OESO-bedrag aan OC&W-uitgaven is sinds 2005 opgehoogd van 23.9 miljard naar 26.0 miljard in 2007. (bron OC&W: kerncijfers_2003_2007.pdf)
Publieke onderwijsuitgaven over 2007 zijn nog niet opgenomen in het overzicht kerncijfers 2003-2007 maar die trekken ook nog wel aan.
Kosten van de kinderopvang zijn hierin niet meegenomen. Die vallen voor nationale doeleinden wel onder de begroting OC&W maar worden bij de CBS/OESO-definitie er weer uit gehaald (anders zou het wel erg makkelijk worden boven de OESO-norm uit te komen: gewoon de gastouders een tientje per uur gaan betalen.)
Achterstand ingelopen?
Als 23.9 miljard overeenkomt met 5.1% van het BNP dan was het BNP van Nederland in 2005 gelijk aan 4686 miljard. De uitgaven in 2007, 26.0 miljard, is daar 5.5% van. Dat is minder dan het OESO gemiddelde van 5.8%. En dan ben ik er vanuit gegaan dat het BNP tussen 2005 en 2007 niet gestegen is (dat is het in werkelijkheid natuurlijk wel, dus die 5.5% is een overschatting).
Hoezo achterstand ingelopen?
rekenfouten of denkfouten
U hebt helemaal gelijk. Ik heb er niet alleen naast gerekend maar heb er volgens mij ook langsgedacht. Misschien heeft de AOB dat ook gedaan, want die hebben ook het idee dat er door de extra investeringen de afgelopen twee jaar, iets van die achterstand is ingelopen.
Voor straf heb ik mezelf opgedragen het betreffende OESO-rapport zelf volledig door te nemen. Zoals u wellicht weet, kan dit gedownload worden van
www.oecd.org/document/9/0,3343,en_2649_39263238_41266761_1_1_1_37455,00.html
Ook de rapporten van eerdere jaren kunnen daar opgehaald worden.
Met dank voor uw correctie.
Beste W., ik kan de door jou
Beste W., ik kan de door jou genoemde getallen niet zomaar terugvinden. Welke pagina, tabel of figuur bedoel je?
Wel lees ik (figuur 2.22) dat de uitgaven voor ‘onderwijs’ (niet studiefinanciering, onderzoek en cultuur) in 10 jaar tijd slechts toenamen van 3,5 tot 3,9% van het BBP. Niet vermeld is (ha ha) dat dit percentage in de 10 jaar daarvoor sterk is gedaald. Feitelijk zijn de onderwijsuitgaven al 10 jaar op een laag niveau. En dan nog is onbekend hoeveel van dat geld naar onderwijs in de meest essentiële vorm gaat: leerlingen, leraren, klaslokalen, leermiddelen.
In tabel 2.15 lees ik dat OCW twee definities hanteert voor overheidsuitgaven aan onderwijs, een eigen (CBS) definitie en een internationaal geaccepteerde (OESO) definitie. In dit vergelijkende verband moeten we toch maar van de OESO-definitie uitgaan. Dat percentage (onderwijsuitgaven als percentage BBP) was tussen 2002 en 2006 vrijwel constant op 4,9%. Ik kan daar dus geen ‘inlopen’ in ontdekken.
Bovendien: ‘inlopen’ betekent dat de Nederlandse uitgaven (of percentage BBP) stijgen, terwijl de anderen stilstaan (of langzamer stijgen). Dan moeten we dus de cijfers van andere landen over 2007 hebben, maar die zijn er niet.
In tabel 2.17 staat dat onderwijsuitgaven als deel van de totale rijksuitgaven in twee jaar tijd zijn gedaald van 19,4 naar 18,4. Weer is onderwijs dus minder belangrijk geworden. Zelfs in tijden van bezuiniging mag je toch verwqachten dat onderwijs als prioriteit overeind blijft. Maar nee.
Ik zie vooralsnog geen reden om te juichen.
kerncijfers
De getallen die ik noemde komen uit Tabel 15.3, pagina 183.
Ik heb, i.p.v. van de getallen uit tabel 2.15. uit te gaan, zelf zitten ‘rekenen’ en heb daarbij, zoals Mark79 ook reeds signaleerde, het een en ander door elkaar gehaald. (De kinderopvang?)
Met excuses.
voor elk wat wils
Oef, dat was lang geleden, al die grafieken. Bij het downloaden van het Oeso-rapport is aan deze zijde niet alles goed doorgekomen. Hier en daar zijn er lettertjes over elkaar geschoven. Kan aan de oude versie van Acrobat Reader liggen.
Voor wie toch nog hoop wil putten uit het OESO-rapport: in het rapport wordt het percentage dat van het BNP wordt geinvesteerd in het onderwijs ook afgezet tegen de omvang van de collectieve sector als geheel. Is wat voor te zeggen. En daar blijkt Nederland dan toch wat bij te komen bij de rest:
Although budget consolidation puts pressure on education along with every other service, the proportion of public budgets spent on education in OECD countries rose from 11.9% in 1995 to 13.2% in 2005. The figures suggest that the greatest relative increases in the share of public expenditure on education during this period took place in Denmark (increasing from 12.2 to 15.5%), the Netherlands (from 8.9 to 11.5%), New Zealand (16.5 to 19.4%), the Slovak Republic (14.1 to 19.5%) and Sweden (10.7 to 12.6%) and in partner country Brazil (11.2 to 14.5%). (Oeso 2008, p. 260)
Nederland schijnt het weinige geld toch relatief efficient te investeren want op de PISA-15 schaal staat Nederland op plaats 7.
Facts and figures
Nederland komt alleen in de buurt van het OESO gemiddelde door daadwerkelijk meer te gaan uitgeven aan onderwijs. En niet door statistieken zodanig te reshuffelen tot dat een rooskleurig beeld gesuggereerd kan worden dat geen recht doet aan de maatschappelijke werkelijkheid.
Realiteit is dat de uitgaven aan onderwijs gedaald zijn van 7,5% van het BNP in 1980 naar ongeveer 5% nu. Dat in 2005 een groter deel van de overheidsuitgaven naar de sector onderwijs gaat dan in 1995 is leuk om te weten maar in deze betrekkelijk irrelevant.
shufflen
Het shufflen geschiedt door OESO zelf. Men heeft – meestal via de nationale overheden zelf – allerlei cijfers verzameld en daaruit heeft men een honderdtal grafieken samengesteld. In de meeste van die grafieken valt Nederland niet uit de toon. In enkele daarvan springt Nederland er in positieve zin uit (efficiency, toegankelijkheid, PISA). In enkele daarvan zit Nederland onder het gemiddelde. Dit laatste geldt dan voor het percentage van het BNP dat direct via de overheid aan onderwijs wordt uitgegeven. Wie wil kan daar een ‘negatieve’ boodschap uithalen. Wie de toelichtingen bij de diverse grafieken ook doorneemt en ook kijkt welke gegevens door OESO zelf niet betrouwbaar worden geacht (bv. omdat bepaalde geldstromen in het geheel niet in kaart kunnen worden gebracht) kan er ook een neutrale boodschap uithalen, of een positieve boodschap.
Het is maar welke boodschap men wil verkondigen.
Zelf heb ik het idee dat zolang er in onderwijsland allerlei door de overheid gefinancierde vergaderclubjes zijn waarvoor geldt dat de vergaderaars presentiegelden van 400 euro per bijeenkomst krijgen, en er van overheidswege allerlei rendementsloze studies in stand worden gehouden, er vast nog wel een miljardje of twee bezuinigd zal kunnen worden op onderwijs. Als dat achter de rug is, kan er wat zinvoller gesproken worden over de vraag of er nog ergens extra geld bij moet.
OCW toont de zaken mooier dan ze zijn
DokterWeeWee schreef:
“Men heeft – meestal via de nationale overheden zelf – allerlei cijfers verzameld en daaruit heeft men een honderdtal grafieken samengesteld. In de meeste van die grafieken valt Nederland niet uit de toon.”
Klopt. Maar wat is de waarde van de door onze nationale overheid aangeboden gegevens als OCW bijvoorbeeld jaar in jaar uit blijft jokken (tabel 3.1) dat onze bovenbouwleraren allemaal in schaal LD verdienen met een inkomen na 15 jaar van 62.000 euro?
Dat is sinds de HOS-nota van 1986 al niet meer zo. Ruim 20 jaar betaalt Nederland veel van zijn bovenbouwleraren in schaal LB, de meerderheid intussen. Maar OCW blijft naar buiten toe stug volhouden dat onze bovenbouwleraren exceptioneel veel verdienen.
Ik heb de OCW-ambtenaren die de data t.b.v. het OESO-rapport leveren, al twee keer expliciet gewezen op de onwaarachtigheid van deze gegevens. Ze pruttelen iets van dat het nu eenmaal theoretisch mogelijk is en dat ze misschien ooit ‘de vergelijkingssystematiek’ gaan herzien en dat die ‘in bespreking is’.
Een bespreking bij OCW duurt kennelijk vele jaren lang. Jaren van bewust misleidende informatie verstrekken, ook aan de Tweede Kamer. Omdat ze ook wel begrepen dat dit laatste niet kon, leveren ze nu jaarlijks een aftreksel van het OESO-rapport met nog opgeleuktere data en een flauwe voetnoot bij de LB-LD-kwestie.
We mogen blij zijn als we uit OCW-gegevens (in OESO- en Kerncijfers-rapportages) ueberhaupt munitie vinden voor het standpunt dat ons onderwijs in de problemen zit. Reken er op dat OCW koste wat het kost wil verbloemen dat Nederland uit de toon valt.
DokterEmCee
verbloemingen
U zult vast gelijk hebben in relatie tot de door u gesignaleerde jokkerij van OC&W.
Ook voor andere cijfers die OC&W verzamelt en doorlevert, geldt dat bij de juistheid daarvan kanttekeningen worden geplaatst. Zo kunnen omtrent bepaalde zaken (klasgrootte, verzuim e.d.) geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Ik heb persoonlijk ook mijn bedenkingen bij de PISA-scores die de OESO noemt.
Hier geldt echter dat, wat voor het Nederlandse Ministerie van OC&W geldt, vast ook wel voor die andere ministeries van Onderwijs geldt. Ook als er redenen zijn Nederlandse ambtenaren te wantrouwen, is er – lijkt mij – nog geen reden aan te nemen dat Nederlandse ambtenaren dommer of leugenachtiger zouden zijn dan ambtenaren elders. In de V.S. bijvoorbeeld, daar zit in het bedrag dat voor ‘onderwijs’ is gebruikt, vast ook een deel van de kosten van de voorbereiding op de Olympische Spelen. In sommige landen kunnen smeergelden zijn meegenomen. In Nederland zelf worden – vermoed ik – de kosten van de ‘ophokuren’ wel meegenomen, maar die van de kinderopvang niet, terwijl beide – heb ik begrepen – toch ongeveer hetzelfde doel dienen.
Hoe het OESO-rapport eruit zou zien als alle fouten en verbloemerijtjes daaruit zijn gehaald, daaromtrent kan althans ik enkel gissen.
Als de stelling dat ons onderwijs in de problemen zit enkel op basis van dit soort bureaucratische pseudo-statistieken verdedigd zou kunnen worden, dan is misschien niet zozeer ons onderwijs in de problemen alswel de stelling.
PISA
Over PISA (het wiskunde deel) is op de BONsite al veel geschreven. Het wiskunde deel van PISA wordt gemaakt door het Freudenthal Instituut en het CITO. Veel van de opgaven komen letterlijk uit Nederlandse schoolboeken. Zelfs het FI heeft toegegeven dat Nederlandse leerlingen een groot voordeel hebben bij PISA.
Ook werkdruk
Behalve de de facto veel lagere inschaling van docenten speelt ook werkdruk een rol. Nergens zijn de klassen zo vol, en beslaat een volledige baan zo veel uren, als in Nederland. Het gevolg is dat menig docent – zeker de beginnende – zich fysiek geen volledige baan kan permitteren. Maar ook over werkdruk wil de OESO niets weten
Handen uit de mouwen
Het OESO-rapport registreert en rappporteert slechts, en wel op basis van de door de nationale overheden zelf doorgegegeven cijfers. Als uit de statistieken over ‘leerling-leraar-ratio’ en ‘aantal gegeven lesuren’ ern hogere werdruk van onze leraren mocht blijken, dan kunnen we daarover aan de bel trekken. Er is echter geen Europese instantie die Nederland daarover de les leest.
Dat moeten wij dus zelf doen.
Betrouwbaarheid OESO-gegevens
Dat de OESO braaf de gegevens van nationale overheden overneemt en ze niet kritisch beschouwt bleek al eerder uit de onjuiste of op zijn minst onvolledige gegevens over de honorering van docenten van de VWO/HAVO-bovenbouw.
Seger Weehuizen
Desondanks
Blijft staan dat het percentage van het BNP dat de overheid aan onderwijs besteed de afgelopen 25 jaar trendmatig is gedaald. Als je dan weet dat meer 80% van die uitgaven personeelslasten zijn, dan is het niet zo moeilijk om na te gaan wie de klappen heeft mogen opvangen. Een Nederlandse leraar verdient momenteel kwa koopkracht. circa 20% minder dan zijn collega in een vergelijkbare salarischaal in 1980. Domweg doordat de salarisstijging is achter gebleven bij de inflatie. Over de effecten van de HOS heb ik het dan niet eens.