De natuur streeft in stand houding van succesvolle soorten na. Het middel daartoe is het overleven van de individuen die het geschiktst zijn om te overleven en hun voortplanting. De mens is een bijzonder succesvolle soort gebleken. Zo succesvol dat hij de natuur op het gebied van de bijbehorende voortplanting van de meest geschikten kan frustreren. Twee belangrijke drijfveren voor de mens om zich voort te planten waren het verlangen naar een zorgeloze oude dag en de genoegens die tot het ontstaan van een nieuw individu leiden. Oorspronkelijk was het niet gemakkelijk deze genoegens te genieten zonder dat een nieuw individu ontstond. Dat is nu veranderd. Daarnaast is het garanderen van een onbezorgde oude dag in de moderne samenleving niet meer de taak van eigen kinderen maar van die van een collectivum: de gehele jongere generatie. In eigen kinderen investeren heeft nauwelijks zin meer omdat de vruchten van hun latere inspanningen alle oudjes uit de gemeenschap ten goede zullen komen. In veel Europese landen heeft dat tot een zo sterke vergrijzing geleid dat het met de onbezorgde oude dag wel eens helemaal mis zou kunnen gaan. Maar hoe dan ook, de taak van de weinige kinderen die nu geboren worden is om zo mogelijk al die oudjes tot hun dood op hoge leeftijd goed te verzorgen of te laten verzorgen. Dat gaat het beste als ze hoogopgeleid zijn.
In ontwikkelingslanden moeten kinderen soms werken om hun nog jonge ouders in leven te houden.
Dat hoeft in Nederland gelukkig niet meer. Maar zij moeten zich er wel op voorbereiden later zo productief te zijn dat ze een substantiële bijdrage kunnen leveren in het in leven houden van de vele oude mensen in ons land. Die voorbereiding vindt het beste plaats wanneer zij een zo hoog mogelijke opleiding volgen. Daaruit volgt dat de leerplicht niet slechts ten doel heeft om te voorkomen dat een individu zijn eigen broek niet kan ophouden maar ook de oudjes van armoe moet vrijwaren. De wet moet er dus niet slechts op toezien dat elk kind zijn schoolplicht vervuld, dus netjes elke dag naar school gaat, maar dat het daar echt iets leert. Leerlingen die dat niet willen moeten om te beginnen geen kans meer krijgen om leerlingen die dat wel willen te storen. Daarnaast moeten er echter middelen gevonden worden om de leerschuwende leerlingen te dwingen om ook zo veel mogelijk te leren en zich zo op hun maatschappelijke taak voor te bereiden.
Reacties zijn gesloten.
Hink, stap, sprong….
Je ‘hink, stap, sprong’ is met zoveel capriolen, Seger, dat een simpele reactie moeilijk is.
SCHOOLbezoekplicht is ongelijk LEERplicht
Als ik foto’s zie van kinderen van zo’n jaar of zes die in India 12 uur per dag moeten werken of van jongentes in een kolenmijn die zo’n 100 jaar geleden ondergronds een wagentje vol met kolen moesten voortduwen dan denk ik dat het echt niet net zo wreed is van kinderen te eisen dat dat ze als bijdrage aan onze samenleving hun LEERplicht vervullen. Daarmee bedoel ik iets anders als een SCHOOL(bezoek)plicht.
Seger Weehuizen
Doorgeschoten…
‘…garanderen van een onbezorgde oude dag in de moderne samenleving niet meer de taak van eigen kinderen maar van die van een collectivum: de gehele jongere generatie.’
Misschien is dat wel te ver doorgeschoten.
‘Daaruit volgt dat de leerplicht niet slechts ten doel heeft om te voorkomen dat een individu zijn eigen broek niet kan ophouden maar ook de oudjes van armoe moet vrijwaren.’
Is die gevolgtrekking niet wat al te geforceerd?
‘De wet moet er dus niet slechts op toezien dat elk kind zijn schoolplicht vervuld, dus netjes elke dag naar school gaat, maar dat het daar echt iets leert. ‘
Dit is waar je naartoe wil.
De vereniging Nederland
De Nederlandse samenleving is als een vereniging met rechten en plichten voor haar leden. Junior leden hebben de plicht zich voor te bereiden op de verplichtingen die zij als volwassenen zullen hebben. Zij moeten naar vermogen gaan bijdragen aan goed functioneren in een kennismaatschappij. Het verzaken van de plicht om te leren mag dus niet gedoogd worden.
Dat is één kant.
De andere kant is dat er goed onderwijs moet zijn waaraan zij kunnen deelnemen. Onderwijs mag daarbij best op zo’n manier gegeven worden dat leerlingen dat niet onnodig vervelend vinden. Verschil in talent en verschil in belangstelling rechtvaardigen verschillende soorten onderwijs en verschillende manieren van lesgeven. Aan leerlingen moeten dus veel keuzemogelijkheden geboden worden.
BON weet dat er aan de aanbodkant steeds meer van alles mis is.
Met je laatste lange zin ben ik het eens.
Seger Weehuizen
Geen belangstelling (of géén talent?)
Beste Seger,
Zou je het ook mogelijk achten dat er leerlingen zijn die géén belangstelling (en misschien zelfs wel geen talent) hebben?
Als dat niet aanwezig is, waar moet het onderwijs dan nog op aansluiten?
Helemáál geen belangstelling?
Bedoel je dat er leerlingen zijn die echt voor helemaal niets belangstelling hebben? Dat kan ik mij moeilijk voorstellen. Oftewel: hoe moeilijk het ook kan zijn, er zal toch altijd wel ergens een aanknopingspunt te vinden moeten zijn. Een joch van 15 dat is geobsedeerd door materiële zaken zal toch ooit moeten leren hoe hij die zaken bij elkaar kan sprokkelen (anders dan door misdaad)? Maar misschien ben ik weer eens te optimistisch ……
Geld
Nou ja misschien toch: geld. Maar dan wel zo makkelijk mogelijk verdiend.
OK nog één: het andere geslacht, de macht/populariteit in de eigen vriendenkring.
En dat alles NU, of op heel korte termijn.
Het woord toekomst roept bij zeer veel laaggeschoolde jongeren geen enkel beeld op. Nu is het zo geweldig dat het CGL dat helemaal gaat veranderen. Eén van de competenties is immers dat de jongere zich een beeld vormt van de eigen toekomst en deze bewust gaat sturen.
Dat noemen ze nu vrome wensen.
toekomstbeeld
Dat toekomstbeeld is een voortzetting van nu. Dat is toch dat je de rest van je leven veel lol kunt maken, vaak op vakantie kunt, vanzelf een geweldige dikbetaalde baan aangeboden krijgt omdat jij zo veel talenten hebt, als mennezjer (interieurmennezjer, terrasmennezejer, assistent-toilet-mennezjer enzo) en er vooral voor moet zorgen om er goed en blits uit te zien en een grote bek op moet kunnen zetten als je niet vanzelf krijgt wat je toekomt en dat je goed moet zijn in wat voor jezelf te regelen? Kortom: die competentie hebben velen al binnen! Dat leren ze nu juist WEL tegenwoordig op school. Dat is het enige dat het Nieuwe leren en het CGL met zekerheid de meeste jongeren zal meegeven in hun leven. Het is een “neverending dream”.
Nog even geduld en ook wij leraren worden gepromoveerd tot gespreksgroepmennezjer, bureaubladmennezjer, opgroeimennezjer en toekomstmennezjer en gaan dan weer echt meetellen op school. Ieder met een eigen website natuurlijk! Maar eerst nog wat cursussen over de competenties die daarvoor nodig zijn.
“Zin moet je maar maken”
Beste Hinke,
“Als je geen zin (belangstelling) hebt moet je het maar maken”. Wat talent betreft: Misschien zijn er wel veel kinderen die te weinig kunnen en ook te weinig kunnen bijleren. (Ik bedoel hierbij de kinderen die net niet onder de noemer zwakbegaafd vallen). Maar dan moeten we niet langer doen alsof zulke kinderen niet bestaan. Is het idee dat we vrijwel iedereen voor een functie in de kennismaatschappij kunnen opleiden een fictie? Een groot probleem zou het minimumloon kunnen zijn. Veel laaggekwalificeerde banen zijn daardoor verloren gegaan en ik denk dat een aantal mensen dat zo’n baan uitoefende daar niet gelukkig mee zijn. Maar banen subsidiëren ligt binnen Europees verband moeilijk.
Seger Weehuizen
Ze bestaan
Dat lijkt me erg belangrijk: we moeten niet doen of dit soort jongeren niet bestaan. We moeten erkennen dat er velen zijn en het lijkt mij belangrijk om uit te zoeken waarom ze niet echt bereid zijn om zich in te spannen om iets te leren en om te werken aan een goede loopbaan. Het kan ermee te maken hebben dat de loopbaan die nu voor ze waarschijnlijk lijkt (geschoolde arbeid met de handen) hen op geen enkele manier aantrekkelijk lijkt. Je wordt er moe van, het levert weinig loon en al helemaal geen status.
Hoe komt dat? Ik denk dat het iets te maken heeft met korte-termijn-denken, maar ook met het ontbreken van de notie dat je je altijd moet inspannen om iets te bereiken/te leren. Veel ouders leren hun kinderen dat ook niet aan (als het maar leuk is). Tenslotte zal het zeker bij mijn leerlingen ook iets te maken hebben met het gevoel dat ze ’toch al verloren’ hebben. Ze blijven tegen beter weten in denken dat ergens ooit dat fantastische makkelijke baantje op hen ligt te wachten á raison van zo’n 3000 euro netto per maand, want dat zul je wel nodig hebben om te leven.
En ondertussen stellen ze de stap naar de arbeidsmarkt zo lang mogelijk uit. Het zou overigens wel kunnen dat bovenstaand verhaal eerder typerend is voor jongens dan voor meisjes.