Onderstaand artikel stond in de NRC van 21 april 2007. Ik heb een heel erg dubbel gevoel bij dit artikel.
======================================================
Rector Barlaeus: alle aandacht naar ‘goed leraarschap’
Marten Elkerbout werkt bijna 25 jaar in het onderwijs. Als leraar, lerarenopleider, schoolleider en inspecteur zag hij de ene na de andere onderwijsvernieuwing voorbij komen. “Je kunt gerust zeggen dat ze allemaal mislukt zijn”, zegt hij. Maar: hij bedoelt niet dat die hervormingen verkeerd zijn uitgepakt, hij noemt ze mislukt omdat ze niet zijn ingevoerd. Dat geldt ook voor het nieuwe leren. “Dat is nu de grote boosdoener”, zegt hij. “Maar in het voortgezet onderwijs is het nieuwe leren nauwelijks doorgedrongen.” De analyse van de crisis klopt niet, volgens hem, in ieder geval niet voor het voortgezet onderwijs. “Dat is treurig en jammer, want dan krijg je ook verkeerde oplossingen.”
Wat is dan die analyse? In deze krant heeft vooral filosoof Ad Verbrugge de deplorabele staat van het onderwijs aan de orde gesteld. Het bijbrengen van vaardigheden is belangrijker geworden dan kennisoverdracht, de goede vakleraar is de klas uitgestuurd. En nu is er ook nog het nieuwe leren.De hervormingen zijn bovendien buiten het onderwijs bedacht en tegen de zin van leraren ingevoerd door een almaar uitdijend management, dat geen verstand heeft van onderwijs. Oké, dat het juist goed gaat met het onderwijs, zul je ook Marten Elkerbout niet horen zeggen. In één ding geeft hij de critici gelijk: de beleidmakers hebben luchtkastelen gebouwd en stelselmatig de ontwikkeling van goed leraarschap vergeten.
Sinds een half jaar is Elkerbout (49) rector van het Amsterdamse Barlaeus Gymnasium. Zijn werkkamer aan het mooie, oude Barlaeus-gebouw kijkt uit op Paradiso. “Als ik somber ben over het onderwijs heb ik het over het totaal, niet over het Barlaeus”, zegt hij meteen. “Scholen als deze doen het altijd wel goed. Wij vinden makkelijk goede leraren en we hebben leerlingen waar je nog goed mee kan werken.” Die goede leerlingen staan te dringen. Kort voor het gesprek heeft een notaris de loting verricht: 47 van 187 aangemelde, ‘plaatsbare’ brugklassers krijgen die dag te horen dat ze helaas niet op het Barlaeus terecht kunnen.
debatles
“Natuurlijk, hier op school hebben we bij Nederlands nu ook debat, en onze leerlingen maken profielwerkstukken waarvoor ze onderzoekachtige dingen doen”, zegt Elkerbout. “Het programma is veranderd: meer vakken en minder uren per vak.”
Een verandering die het niveau per vak heeft doen dalen, vindt hij. Maar wat wil je ook als je ineens van zes of zeven naar dertien vakken gaat? “Maar het studiehuis waar al die kritiek over gaat, daar zijn maar heel weinig scholen voluit voor gegaan.”
Elkerbout was bij de invoering van de tweede fase in 2000 inspecteur en zat er daardoor dicht op. Overal zie je de leerlingen nog gewoon uur na uur van klas naar klas gaan, zegt hij. “De ideologie die tegelijk met de hervormingen werd verspreid, is voornamelijk genegeerd. Je had het begrip ‘zelfstandig leren’ dat daarin steeds opduikt. Boekaerts en Simons, twee hoogleraren die er een boek over schreven, bedoelden ermee – dit wordt jargon – dat leerlingen de verantwoordelijkheid moesten krijgen om eigen keuzes te maken in hun leerproces. Vertaal dat maar eens naar de praktijk. Scholen interpreteerden het vaak als ‘zelfstandig werken’.” Er kwamen studiewijzers – “veredelde huiswerkplanners” – en methodes met werkboeken die de kinderen zelfstandig konden doorwerken. “Vreselijk, het leerproces wordt er juist mee dichtgetimmerd.” Maar leraren staan met de rug tegen de muur. “Wij leunen te veel op de methodes, maar je overleeft ook niet zonder. Als je 25 uur per week les staat te geven, ben je echt niet in staat om zelf je materiaal te maken.”
In het vmbo kun je volgens Elkerbout zien hoe nodig het is om juist wel het onderwijs te veranderen. “Bij de theorielessen heb ik daar te vaak klassen gezien waar de kinderen ongeïnteresseerd in de banken hangen. Dat is de dood in de pot.” Tegelijk weten we dat het meer dan ooit nodig is om die kinderen bij de les te houden. “Vroeger waren ze er ook, de kinderen die in klassikale lessen weinig opstaken. Op de basisschool mochten die dan de plantjes water geven. Ze kwamen als analfabeten van school af. Nu roepen we moord en brand als dat gebeurt en dat moet ook, want je weet dat kinderen in deze maatschappij niet terecht kunnen als ze niet kunnen lezen en schrijven.”
Met andere woorden: het onderwijs kan het zich niet meer veroorloven een selectiemachine te zijn. “Ook op havo en vwo moet alles erop gericht zijn niet alleen de besten maar ook de gemiddelden aan een diploma te helpen.” Dat makkelijke laten ‘afstromen’ van leerlingen naar een lager niveau vindt Elkerbout niet meer kunnen. Dan wordt het vmbo helemaal het afvoerputje van het onderwijs.
Dat klinkt als een pleidooi voor een didactiek in de richting van het nieuwe leren. Maar ook dat nieuwe leren vraagt om goed leraarschap dat begint met gedegen vakkennis, benadrukt Elkerbout. “Ik zat als inspecteur een keer bij een les Duits. Ik dacht: volgens mij is mijn Duits beter. Bleek dat het een geschiedenisleraar was. De schoolleiding had geen leraar Duits kunnen vinden en op zijn eindlijst voor de havo had hij een hoog cijfer gehad voor Duits. Dat kan dus niet, maar het gebeurt.”
“Een leraar”, zegt Elkerbout, “zal eerder zeggen ‘ik ben econoom’ dan ‘ik ben leraar’. Het vak is zijn motivatie. Maar het is zo jammer dat we er blijkbaar niet in slagen de gemotiveerde leraren te laten zien wat er te halen valt uit didactiek en pedagogiek.” Elkerbout is zelf lerarenopleider geweest, maar heeft geen hoge pet op van de huidige opleidingen. Ook niet van de universitaire lerarenopleidingen. “Hier op school heb ik een paar slimme, jonge leraren, allemaal zagen ze de lerarenopleiding die ze op de universiteit moesten doen als een corvee. Omdat je er te weinig leert – niet over ontwikkelingspsychologie of jeugdcultuur – en teveel bezig bent met reflecteren op je eigen functioneren.” Zelf ging Elkerbout Nederlands studeren toen hij al wist dat hij leraar wilde worden. “Maar de meesten kwamen tegen wil en dank in het onderwijs terecht, omdat het nu eenmaal een automatisme was om je onderwijsbevoegdheid te halen.” Was dat nog maar zo, zegt hij. Dan was er nu misschien niet zo’n tekort aan eerstegraadsleraren. Nu kun je alleen nog leraar worden als je er speciaal een master voor kiest.
“Het is ook zo jammer dat leraren niet betrokken worden bij interessant wetenschappelijk onderzoek”, vindt Elkerbout. “Nu horen ze er niet eens van. Onderzoekers brengen hun uitkomsten ook zelden op een inspirerende manier naar buiten, zodat leraren er iets aan hebben.” Het eerder genoemde boek van Boekaerts en Simons is het ultieme slechte voorbeeld. “Niet om door te komen dat boek. Maar wat er in staat is geen onzin en het is gebaseerd op empirisch onderzoek.”
sjablonen
Als ‘manager’ houdt Elkerbout zich juist veel met het onderwijs bezig. “Wat ik wil is dat de kinderen hier goed les krijgen. Ik weet ook wel dat er scholen zijn waar het management ver af staat van de klas. Maar dat gebruik van sjablonen over managers ergert me. Ik loop echt niet warm voor een begroting, een formatieplan en helemaal niet voor huisvestingsproblemen. Maar iemand moet de school leiden. En het onderwijs wordt er echt niet beter van als het gebouw niet wordt onderhouden of de leiding nooit meer doet dan brandjes blussen.”
Het komt ook niet vanzelf goed met het onderwijs als je leraren maar autonoom hun gang laat gaan zoals je nu vaak hoort zeggen, vindt Elkerbout. “Ook leraren hebben professionele feedback nodig. Maar die krijgen ze niet van collega’s. Het grootste taboe is dat je tegen een collega zegt ‘joh gaat het wel met jou in die les?’ Dat móet je structureren.”
Leraren klagen veel, geeft hij aarzelend toe. Maar: lang niet iedereen doet dat. “En dat de werkdruk te hoog is, weten we al van een onderzoek in 1982. Je bent een ouwe zeur als je het er weer over hebt, maar er is nooit iets aan gedaan. Het zou helpen als het een keer zo geregeld is dat je kan zeggen: kom op, je hebt een goed salaris, een fijne werkplek, je hoeft je niet uit de naad te werken. Nu ophouden met zeuren, aan het werk.”
======================================================
“Leraar word je niet voor het grote geld”, zegt Marten Elkerbout. “Maar mensen die hoogopgeleid zijn willen wel kansen krijgen om zich te blijven ontwikkelen.” Dat dit goed te organiseren is weet hij door zijn ervaring met het International Baccalaureate, opgedaan toen hij rector was van het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest, dat een internationale afdeling heeft. “Het IB is een internationale onderwijsgemeenschap, qua omvang vergelijkbaar met het Nederlandse voortgezet onderwijs. Alle rollen worden daar vervuld door docenten. Ze zijn vakdocent maar ook lerarenopleider, examenmaker, methodeschrijver. Er zijn academic directors, die in de gaten houden wat er in de academische wereld gebeurt en dat wordt dan weer via discussies op het IB-net en op conferenties besproken. “Als leraar kom je dan nog eens ergens, dat is stimulerend. Ik vind, die instituten in Nederland – het Cito, de pedagogische studiecentra, de leerplanontwikkelaars – die zouden van de overheid geen opdrachten mogen krijgen als ze niet voor een groot deel werken met leraren die ook voor de klas staan.”
=========================================================
Ik ook
Vandaag las ik dit artikel ook en kreeg datzelfde “dubbele gevoel”. Dat je geen leraar wordt voor “het grote geld” is duidelijk – er zijn meer posities in het bedrijfsleven die niet “het grote geld” opleveren van wat ik maar gemakshalve de managementlaag zal noemen. Een notarisklerk die na 20 jaar nog steeds aktes opstelt heeft ook geen uitzinnig salaris, bijvoorbeeld.
Elkerbout lijkt een beetje tussen de klippen door te laveren. Is lerarenopleider geweest, maar vindt de huidige opleidingen niet veel soeps. Nieuw leren begint bij vakkennis, vindt hij, maar waaruit blijkt dat dat op het Barlaeus realiteit is? Hij vindt dat een leraar wordt gemotiveerd door zijn vak en geeft gelijk een soort sneer in de vorm van “Maar het is zo jammer dat we er blijkbaar niet in slagen de gemotiveerde leraren te laten zien wat er te halen valt uit didactiek en pedagogiek.” Ja, hij zegt “we” maar ik heb het gevoel dat hij “ze” bedoelt. Tsja ……
‘Niet voor het geld’ is wat anders dan ‘omwille van de armoede’
Je doet het niet voor het geld, maar het wordt al te gortig als je als zeergeleerd iemand niet eens een hypotheek kunt krijgen voor een huis voor je gezin. Dan voel je je gen****d. Ik ben geen Franciscus van Assisi die een masochistisch behagen schept in armoede, maar een vader die zijn kinderen een goede start in het leven wil geven. Inclusief een universitaire studie als het hun gegeven mocht blijken.
Selectie
“(…) het onderwijs kan het zich niet meer veroorloven een selectiemachine te zijn.” Laten nu heel veel kinderen én ouders het huidige onderwijs juist ervaren als een vormeloze, anonieme selectiemachine. Mijn stelling is: het onderwijs is nooit eerder zo selectief geweest, dankzij instrumenten als de cito-toets, de schoolprestaties in Trouw, de output-financiering, de enorme frequentie toetsen, de proefwerkweken … Al deze kwellingen kan ik me van vroeger niet herinneren en als ik er vrienden en kennissen naar vraag, zij ook niet. Het is vreemd een rector van een gymnasium deze uitspraak te horen doen. Ook zijn vorige school, het Rijnlands, was een elite-school. Hoeveel modder heeft deze man ooit aan de schoenen gehad?
Zijn conclusie zou weleens een voorproefje kunnen blijken van de uitkomsten van het PO: het studiehuis is mislukt, ómdat het maar gedeeltelijk is ingevoerd. Maar dat betekent dat het concept niet bruikbaar is voor de dagelijkse onderwijspraktijk in Nederland, een praktijk die begrensd is door de schaalvergroting, de autonomie van besturen, de inkomens van leraren en wat dies meer zij. Het is een luchtspiegeling geweest van buitenstaanders, dat ziet Elkerbout goed. En juist die fout zou nu eindelijk eens voorkomen moeten worden.
Elkerbout
Elkerbout vindt dat je leraren niet maar helemaal autonoom hun gang kunt laten gaan. Dat kan je moeilijk met hem oneens zijn: een zeker toezicht zal er altijd moeten zijn.
Maar wat zegt hij, in onvervalst mennetjers-jargon: ‘Ook leraren hebben professionele feedback nodig’. Fietbek, u weet wel. Wat een verhullend geklets als je gewoon bedoelt dat niet iedereen zo maar zijn gang kan gaan.
Nu, die fietbek heb ik diverse malen ontvangen. Alleen is het probleem dat die fietbek nimmer van een ter zake kundige komt en dat ik die kletspraat moeilijk als professioneel kan classificeren, maar eerder als ongehoord amateuristisch, onhandig en anti-intellectueel.
Hoe kan je dit probleem oplossen? Door uitsluitend schoolleiders aan te stellen van een duidelijk intellectueel niveau en met voldoende lesgevende ervaring. Mensen die hun eigen beperkingen kennen en bij twijfel een ter zake kundige raadplegen.
Of Elkerbout zelf zo iemand is kan ik hier niet beoordelen.
Deze meneer laveert overal
Deze meneer laveert overal tussendoor en wast zijn handen in onschuld…. Op zijn school gaat het goed, maar verder..! Heeft hij trouwens als inspecteur aan de bel getrokken, toen hij zag, dat het studiehuis “verkeerd werd ingevoerd”. En zegt dit niet alles over de wijze van invoeren door het ministerie? Je merkt steeds meer, dat verantwoordelijke personen een terugtrekkende beweging maken:het studiehuis was niet verplicht en wat er fout ging was de schuld van de docent. Dit gaat voorbij aan de enorme druk die er op docenten werd gelegd om via deze methode te werken. Ikzelf werk in het MBO, maar verschillende vrienden van mij in het VO zijn indertijd gestopt met lesgeven, omdat zij het niet eens waren met de invoering van het studiehuis.