Nu de Tweede Kamer heeft geconstateerd dat de door de politiek in een haast versneld tempo opgelegde onderwijsvernieuwingen tot vrijwel niet meer te beheersen problemen leiden, ondanks het feit dat een steeds groter deel van het onderwijsbudget wordt aangewend voor ‘de besturing’ van het onderwijsproces, nu moet een parlementair onderzoek de basis gaan leggen voor een nieuwe ingreep van diezelfde Tweede Kamer om de zaak weer onder controle te krijgen. Ik heb daar geen enkel vertrouwen in.
Wat al direct opvalt in de vragen, die aan de orde worden gesteld, is het ontbreken van enige belangstelling voor de ontwikkeling van het onderwijs in Nederland in de tijd, dat er op het ministerie de talloze beleidsambtenaren ontbraken, die sinds de zestiger jaren niet geremd door eigen onderwijservaringen, geïnspireerd door ideologische doelen voor de ontwikkeling van de maatschappij, systemen van onderwijs bedachten ter voorbereiding van de leerlingen op het functioneren in die nieuwe maatschappij. Dat vanuit hun op de maatschappij gerichte visie hierbij een specifieke vakinhoud niet meer als de primaire over te dragen kennis werd gezien is begrijpelijk, maar niet vergeeflijk. Selectie op aanleg en intelligentie in onderwijs is voor leerlingen en voor leraren onvermijdelijk om van beide kanten voldoening te kunnen putten uit de inspanningen, die nu eenmaal bij kennisverwerving en kennisoverdracht geleverd moeten worden.
Wat was de bemoeienis van het ministerie met het goed functioneren van de ambachtsschool, de ULO, de HBS, het gymnasium, het conservatorium, de universiteit en Hogeschool, in de tijd toen van onderwijs, ondersteund met de leerplichtwet van 1900, werd verwacht, dat hiermee de mensen de kennis of de kunde zouden verwerven, waarmee zij zelfstandig in het levensonderhoud zouden kunnen voorzien met het vervullen van een functie in de rijk geschakeerde verzameling van beroepen in de maatschappij. Het begrip beleidsambtenaar stamt uit de zestiger jaren, evenals de elkaar snel opvolgende onderwijsconcepten en onderwijsvernieuwingen.
Margo Vliegenthart, voorzitter van de MBO-raad: “Bij deze jongeren hoef je niet aan te komen met elk jaar hetzelfde verhaal afdraaien en iedereen hetzelfde kunstje leren” (Ik merk op: de gravitatiewet blijft echter wel hetzelfde. De inhoud van de vakken mag dan misschien wel wat veranderen op grond van nieuw verkregen wetenschappelijk en technisch inzicht, zo snel, dat een generatie leerlingen steeds met iets anders wordt geconfronteerd, gaat het echt niet). “Het klassikale onderwijs is dus aan het einde van zijn levenscyclus. Het onderwijs moet zich daarom aan de veranderende omstandigheden aanpassen om die nieuwe generatie te kunnen blijven boeien” (Ik merk op: de leerlingen moeten zo worden geselecteerd dat voor hen de leraar de kennis en de kunde bezit, waaruit zij lering willen trekken. Want waarom is de ‘master classs’ zo gewild?).
Als bij hen, die verantwoordelijk worden geacht voor het onderwijs, geen inzicht meer bestaat voor de kennisoverdracht in het onderwijsproces, dan zal dat inzicht ook niet worden verworven bij een parlementair onderzoek. Als leraren de gelegenheid wordt geboden in zo’n onderzoek hun inzicht naar voren te brengen, dan zullen hun woorden het tot dusver door de beleidsmakers getoonde gebrek aan vertrouwen in hen niet kunnen doorbreken, en ze kunnen voor deze beleidsmakers in een parlementair onderzoek helaas niet laten zien hoe een goed onderwijsproces verloopt.
Iedere keer hetzelfde
“Bij deze jongeren hoef je niet aan te komen met elk jaar hetzelfde verhaal afdraaien en iedereen hetzelfde kunstje leren”.
Alsof alle ‘moderne’ leerlingen alsmaar in dat éne jaar zouden blijven zitten.
Planeten Paultje
Precies
Een leraar die zegt dat hij dit nu al voor de zoveelste keer heeft uitgelegd, komt niet ver.
Dat is juist het aardige van het leraarschap dat je altijd maar weer hetzelfde mag uitleggen. Anderen vinden dat maar saai en zorgen er zelfs voor dat je als leraar de kans niet meer krijgt steeds hetzelfde uit te leggen, door steeds maar het onderwijs te veranderen. Weer een aardig filetje voor de Vliegenthart-story.
Overheidsbemoeienis met ULO, HBS, etc.
U noemt een aantal opleidingen uit mijn eigen jeugd en u claimt dat de overheidsbemoeienis daarmee klein of nihil was. Minder dan nu in elk geval wel, maar vast niet nihil.
Bij het opzetten van al die opleidingen is vast wel grondig nagedacht door de overheid. Ik vermoed alleen, maar zeker weten doe ik dat niet, dat de inbreng van docenten en afnemers van het onderwijs daarbij veel groter is geweest dan nu. Wat ik zeker weet, is dat de gruwelijke pretenties van de hedendaagse onderwijshervormers geheel en al hebben ontbroken. Men had minder kapsones en meer oog voor de werkelijkheid.
Ik denk trouwens dat het afschaffen van algemene beroepen als ‘beleidsmedewerkers’ (ik bedoel mensen die beroepsmatig een mening moeten hebben over een vak of sector waar ze geen ervaring in hebben opgedaan) in alle maatschappelijke sectoren een verademing zou zijn.