Op 10 maart 2010 deed de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam een uitspraak die van belang is voor de hele medezeggenschap in het onderwijs.
In het kort komt de uitspraak erop neer dat schoolbesturen er niet van mogen uitgaan dat een medezeggenschapsraad heeft ingestemd met een voorstel als die instemming niet tijdig is gegeven. In plaats daarvan moet het bestuur er in zo’n geval van uitgaan dat géén instemming is gegeven.
Het gaat om een uitspraak in beroep van een schoolbestuur van 22 scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Haarlem versus de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR).
De scholen hebben ieder een medezeggenschapsraad (MR) en voor de gemeenschappelijke zaken is er een GMR. De bevoegdheden van de GMR/MR zijn geregeld in een reglement. De GMR heeft over bepaalde zaken instemmingsrecht. Volgens het reglement moet de GMR binnen dertig werkdagen laten weten of zij al dan niet instemt met een voorstel van het bestuur. Bij overschrijding van deze termijn kan het bestuur het voorstel omzetten in een definitief besluit.
Dit artikel, 26, was geen eigen vinding. Dit was letterlijk uit een modelreglement van de landelijke website www.infowms.nl. overgenomen. Veel medezeggenschapsraden hebben, op voorstel van hun bestuur, met dit model ingestemd.
Geschil
De GMR stemde niet binnen dertig dagen in met een voorstel over een deels geharmoniseerd (gevolg van een fusie), deels vernieuwd functieboek voor het personeel. Het bestuur stelde dit toen eenzijdig vast. De GMR accepteerde dit niet en legde dit geschil voor aan de Landelijke commissie voor geschillen. Dit is een onafhankelijke beroepscommissie op grond van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS).
Uitspraak
Deze commissie stelde de GMR in het gelijk. Artikel 26 is in strijd met dwingendrechtelijke bepalingen van de WMS. (1)
Met steun van de VO-Raad ging het bestuur in hoger beroep bij de Ondernemingskamer. Het gaat hier immers om een uitspraak die voor het hele onderwijs geldt. Bestuur en VO-raad achtten de uitspraak niet in het belang van de scholen.
De Ondernemingskamer deed op 10 maart uitspraak.
Ook deze hoogste rechter vindt dat het artikel 26 afbreuk doet aan het instemmingsrecht dat de WMS aan de medezeggenschap geeft en dus buiten toepassing moet blijven.
Voor zover mij bekend is dit één van de eerste uitspraken van de Ondernemingskamer over de Wet medezeggenschap op scholen (2007). Met deze uitspraak maakt het Hof duidelijk dat de nieuwe wet anders moet worden uitgelegd dan zijn voorganger.
Tot nu toe leek de nieuwe wet alles bij het oude te laten. Zes jaar van voorbereiding door ‘het veld’ brachten een wet – althans een uitvoeringspraktijk – waarin geen rekening wordt gehouden met de fusiegolf die zich in die jaren voltrok. In de praktijk volgen besturen een werkwijze die past bij een school met 300 leerlingen waar ouders en leerkrachten elkaar op het schoolplein ontmoeten. Onder druk van veel te korte termijnen kunnen besturen eenzijdig besluiten vaststellen met enorme gevolgen voor duizenden leerlingen en hun docenten. Hier is nu een stokje voor gestoken.
(1) uitspraak van 2 oktober 2009, te vinden op www.infowms.nl/geschillen-wms/uitspraken-2009/
(G)MR
Dit is een opstekertje.