Je hoort vrij vaak dat ‘de buitenwereld’ het een bewijs van goed gedrag vindt wanneer de schoolexamencijfers niet teveel afwijken van de cijfers voor het Centraal Examen.
Ik vind dat eigenlijk vreemd.
Laat ik vooraf even melden dat ik geen voorstander ben van het schoolexamen (aangenomen dat het Centraal Examen deugt, natuurlijk).
Waarom hebben we, officieel, een schoolexamen? Ik denk omdat ‘ de docent op school gedurende het examenjaar een evenwichtiger kijk op de leerling ontwikkelt’ dan het CE, dat nu eenmaal een ‘momentopname’ is. Ik denk omdat de docent op school ‘andere zaken toetst dan het CE’. Let wel, de eerste stelling vind ik flauwekul en de tweede kan best kloppen, maar die ‘andere zaken’ kunnen vast ook wel in een CE getoetst worden. Maar daar gaat het niet om. Ik denk dat die twee redenen samen de grootste bestaansgrond van het schoolexamen vormen.
Maar als die twee dingen dan zo zijn, waarom mag de leraar dan in zijn oordeel niet afwijken van het CE? Waarom zou een leraar die gemiddeld drie punten boven het CE-cijfer uitkomt een fraudeur zijn? Hij ziet die kinderen toch het hele jaar?
Er wordt hier van twee wallen gegeten!
Óf je neemt dat schoolexamen serieus en je aanvaardt de consequenties: een afwijkend oordeel van de leraar is een ‘welkome aanvulling’ op de CE-cijfers; óf je neemt het niet serieus, maar dan moet je niet eisen dat die schoolexamencijfers in de pas lopen met de cijfers van het Centraal Examen, maar gewoon meteen de CE-cijfers invullen op de plaats van het schoolexamen. En ja, in dat laatste geval kan je eigenlijk beter gewoon dat schoolexamen afschaffen.
Ook als je niet bij één leraar kijkt, maar schoolbreed, geldt hetzelfde: wie erover valt dat een school gemiddeld twee of drie punten hoger voor het SE geeft dan voor een CE, die neemt óf het schoolexamen niet serieus, óf de docenten niet. Misschien zelfs wel geen van beide.
Reacties zijn gesloten.
Het schoolexamen en het CE…
…mogen niet teveel uiteen lopen.
Als dat wél zo is neemt de staatssecretaris maatregelen.
Als er meer dan 0,5 punt verschil is, krijgt de school een waarschuwing of wordt zelfs extra in de gaten gehouden.
Als het verschil niet wordt opgelost, wordt de betreffende school de examenbevoegdheid afgenomen en moeten er door de leerlingen van die school staatsexamens worden gedaan.
Oneigenlijk gezanik
Dit zijn stuk voor stuk onzinmaatregelen, omdat de essentie van de regeling niet klopt. Immers, OCW verlangt in theorie dat leerlingen voor het SE min of meer *hetzelfde niveau* behalen als voor het CE, maar eist in feite slechts dat ze min of meer *dezelfde cijfers* krijgen.
Dus als ik mijn leerlingen uitstekend onderwijs, jarenlang constant hoge eisen stel en mijn leerlingen daardoor tot grote hoogten weet op te stuwen, mag ik dat hoge prestatieniveau niet waarderen in het SE, want dan moet ik op rapport komen en krijg ik straf.
En als ik beroerd onderwijs geef, geen serieuze eisen stel en mijn leerlingen allemaal een 6,5 geef voor het houden van een spreekbeurt over Het Konijn en het inleveren van een gedownload boekverslag, dan applaudiseert OCW omdat de resultaten zo lekker dicht bij het CE liggen.
Ik overdrijf hier wat, maar je kunt voorspellen wat er gaat gebeuren: om problemen te voorkomen gaan docenten lekker veilig om de 6,5 heen cijferen, ongeacht feitelijk prestatieniveau en moeilijkheidsgraad toets.
Ook is het raar om van docenten te eisen dat ze rekening houden met een CE-cijfer dat ze nog niet kennen. Het cijfer wordt immers pas aan het einde van het examenjaar bekend. In een artikel in De Volkskrant heb ik eens met collega v.d. Bergh uiteengezet dat de CE-cijfers veel sterker schommelen dan de SE-cijfers. Schommelingen tussen 0,5 en 1,0 punt zijn geen zeldzaamheid. Hoe weet je nou of je rond de 5,9 of de 6,8 moet cijferen? Allemaal oneigenlijk gezanik.
Centraal Numerus Clausus Examen
Onderstel dat er een eindexamenjaar komt waarin het voor VWO-ers extra belangrijk is om nog in datzelfde jaat het VWO-diploma te halen. Vele zwakke broeders en zusters werken zich het laplazarus om het eindexamen te halen. Toch neemt door het beoordelingssysteem de kans op slagen voor geen van hen toe (gemiddeld toe). Het eindexamen is immers wat betreft het CSE een vergelijkend examen geworden. Het CSE-examen fungeert in principe niet meer als een geschiktheidsonderzoek maar als een raar numerus clausus examen. Raar omdat het altijd een vast percentage van de bewervers voor de universiteiten toelaat in plaats van een absoluut aantal. Laten we dan maar het CSE ook zo noemen, het CNCE, het Centraal Numerus Clausus Examen.
Seger Weehuizen
Deel 2
Waar het mij om gaat is dat je de gemiddelden helemaal niet op een eerlijke manier kan vergelijken.
Het huidige systeem van gewogen loting is een politiek gedrocht, ontstaan door een zoutloos vis noch vlees compromis. In eerste instantie was er, zoals jullie weten, een niet-gewogen loting aangezien politici (socialisten zeker?) via een loting ook de zwakkere leerlingen (volgens hen de onderklasse) de kans wilden geven. In de jaren 90 was er dan ineens een meisje die met enkel negens en tienen slaagde voor 10 vakken en ja, de politici konden natuurlijk niet verantwoorden dat zo iemand niet de studie van haar keuze kan volgen. Echter, er waren dan weer politici die vonden dat je ook met een gemiddelde van een 8 direct toegelaten zou moeten worden aangezien dat ook nog haalbaar zou zijn voor de gewone leerlingen (tegenwoordig is dat zeker haalbaar).
Gevolg: mensen die eigenlijk plaatsing verdienen, omdat ze tot de betere helft (of van mijn part 40%) behoren hebben nu nog veel minder kans om ingeloot te worden.
Ik hoef zeker niet toe te lichten dat ze ons in Vlaanderen uitlachen met die numerus fixus?
Een toelatingsexamen is eerlijker. In Vlaanderen gebruiken ze een toelatingsexamen om te bepalen wie wel of niet geneeskunde mag studeren. ’s Ochtends krijgt de leerling 40 meerkeuzevragen over fysica, chemie, wiskunde en biologie. ’s Middags krijgt hij 3 onderdelen die het redeneervermogen toetsen: een soort van iq-test, maar dan moeilijker, een test voor de leesvaardigheid (in 50 minuten 30 vragen beantwoorden over 10-20 bladzijden tekst) en een soort van eq-test aan de hand van concrete zaken waar een arts mee te maken krijgt.
Resultaat sinds de invoering van dit systeem: zeer hoge slagingspercentages in het eerste jaar. Dit laat zien dat de selectie op een eerlijke wijze gebeurt.
www.ond.vlaanderen.be/toelatingsexamen/
Wanneer gaat Nederland eindelijk eens toelatingsexamens invoeren i.p.v. die walgelijke loting?
Toelating geneeskunde
Op het moment dat je besluit dat je niet iedereen die geneeskunde wil studeren kunt toelaten kies je voor een frustrerend systeem, hoe dan ook.
Toevallig heb ik hiermee enige ervaring.
Loting (ook gewogen loting) is een erkende willekeur, maar in zekere zin is een toelatingsexamen dat ook.
Bij geneeskunde is belangstelling en aanleg voor biologie en scheikunde van belang, wiskunde en natuurkunde (die wel meetellen bij de cijferweging) helemaal niet. Daarnaast is bij geneeskunde veel van belang wat niet te testen is:
– motivatie en oprechte belangstelling
– doorzettingsvermogen en bereidheid tot het maken van véél uren
– (in Nederland) sociale aanleg, bereidheid om ook van gespreksvoering, empathie, ethische vragen etc. een serieus onderwerp te maken waarin je moet investeren. Op dit moment besteden alle Nederlandse geneeskunde-opleidingen hieraan zeer veel tijd en energie.
Ook een negatieve factor kan niet getest worden: Heeft een student zich alleen ingeschreven voor het verwachte hoge salaris? Zo ja, heeft deze dan evenveel recht op een studieplek als een kandidaat die uit interesse en idealisme aan deze studie wil beginnen?
Re: toelating geneeskunde
Ook een andere factor kan niet getest worden: de bereidheid om na de geneeskunde studie inderdaad full-time tot aan het pensioen als arts aan de slag te gaan.
Nergens goed voor
Mark ’79, da’s een geheel zelfgeknutseld kriterium hoor. Er is geen enkele reden om mensen verplicht fulltime te laten werken.
Dat fulltime werken veroorzaakt slecht ouderschap en dat willen we toch juist niet?
Daarnaast pleit het voor een arts als zij/hij nog andere verantwoordelijkheden en belangstellingen heeft naast zijn mooie vak.
Bovendien is elke studie niet alleen een beroepsopleiding, maar toch ook een belangrijke academische vorming. Als een bioloog minister mag worden, waaarom moet een arts dan alleen maar arts zijn?
Daarnaast: je kunt dit op je 18e denken te willen, dan nog kan er veel veranderen. Ik ken voldoende (ook mannelijke) artsen die niet fulltime werken. Sommige artsen runnen hun eigen praktijk. Dat is eigenlijk ook een heel ander vak dan de geneeskunde.
Re: nergens goed voor
Als er een beperkt aantal plaatsen te vergeven is dan is het heel redelijk om te eisen dat de afgestudeerden het meeste maken van hun studie. Wat zou jij ervan vinden als je uitgeloot was voor geneeskunde en de overheid een paar jaar later artsen uit het buitenland gaat halen omdat degenen die wel ingeloot zijn geen arts geworden zijn? Wat vind je als belastingbetaler ervan dat je betaalt voor deze hele dure geneeskunde studie en de afgestudeerde hier vervolgens niets mee doet (en jou op een wachtlijst laat creperen)?
Voor biologie is er geen numerus fixus. Dus die vlieger over Plasterk gaat niet op. Waarschijnlijk had hij overigens beter in zijn lab kunnen blijven…
Die artsen die niet full-time werken, dat is dus een probleem. Mogen ze wat mij betreft best voor kiezen, maar dan wel naar rato de kosten van de studie terugbetalen.
Re: toelating geneeskunde
” – (in Nederland) sociale aanleg, bereidheid om ook van gespreksvoering, empathie, ethische vragen etc. een serieus onderwerp te maken waarin je moet investeren. Op dit moment besteden alle Nederlandse geneeskunde-opleidingen hieraan zeer veel tijd en energie.”
Ik vraag me wel eens af hoe valide dat argument is. Artsen kunnen een heel wijd spectrum aan beroepen hebben. Hoeveel empathie moet bijvoorbeeld een patholoog-anatoom hebben voor zijn patienten?
“Ook een negatieve factor kan niet getest worden: Heeft een student zich alleen ingeschreven voor het verwachte hoge salaris? Zo ja, heeft deze dan evenveel recht op een studieplek als een kandidaat die uit interesse en idealisme aan deze studie wil beginnen?”
Waarom is het eigenlijk niet goed als iemand dokter probeert te worden vanwege het hoge salaris? Waar is dat hoge salaris dan eigenlijk wel goed voor, als het niet ervoor dient om het artsenberoep aantrekkelijk te maken en daardoor goede studenten te trekken?
Groet,
Paul
Feiten en meningen
Ik ben het eens met je vraagtekens omtrent de grote aandacht die er in de geneeskundestudie aan de zachte vaardigheden gegeven wordt. Uren die je aan het één besteedt kun je nu eenmaal niet aan iets anders besteden.
Aan de andere kant kom je zo nu en dan nog een ouderwetse, botte en hooghartige arts tegen: dat is echt heel onplezierig; dat willen we dus ook niet. Een beetje klantvriendelijk gedrag is, naast goede kennis en vaardigheden, toch wel prettig.
Ik denk dat artsen die vooral of uitsluitend voor salaris of status het beroep kiezen gewoon verkeerde motivaties hebben en daarmee dus ook verkeerde beslissingen kunnen nemen (extra energie steken om een klein risico uit te sluiten? Ach, zonde van je tijd toch!) Als je dokter wilt worden moet je mensen willen genezen, mensen willen helpen. Dat je daar ook nog goed voor beloont wordt (meestal) is meegenomen en niet onlogisch. Je moet je er tenslotte jarenlang véél voor ontzeggen. Als belangrijkste motivatie …………….. nee, liever niet.
Mijn meningen
“Ik ben het eens met je vraagtekens omtrent de grote aandacht die er in de geneeskundestudie aan de zachte vaardigheden gegeven wordt. Uren die je aan het één besteedt kun je nu eenmaal niet aan iets anders besteden.”
Dat was niet wat ik bedoelde. Ik bedoelde dat er zowel artsenberoepen zijn waar een groot beroep wordt gedaan op dezelfde vaardigheden als die nodig zijn om hoge schoolresultaten te halen, als artsenberoepen die juist hele andere vaardigheden een beroep doen. Het lijkt mij dan niet logisch om bij het aannamebeleid exclusief op de ene soort vaardigheid te selecteren. Ik denk dus ook dat het terecht is dat er in de opleiding ook aan zachte vaardigheden aandacht wordt besteed, maar een grote botterik zou nog best een goede patholoog-anatoom, radioloog of pre-klinisch wetenschapper kunnen worden.
“Ik denk dat artsen die vooral of uitsluitend voor salaris of status het beroep kiezen gewoon verkeerde motivaties hebben en daarmee dus ook verkeerde beslissingen kunnen nemen (extra energie steken om een klein risico uit te sluiten? Ach, zonde van je tijd toch!) Als je dokter wilt worden moet je mensen willen genezen, mensen willen helpen. Dat je daar ook nog goed voor beloont wordt (meestal) is meegenomen en niet onlogisch. Je moet je er tenslotte jarenlang véél voor ontzeggen. Als belangrijkste motivatie …………….. nee, liever niet.”
Blijkbaar ligt het salaris dan te hoog.
Groet,
Paul.
re. Paul
Mee eens. We wilden toch af van de competenties, worden ze hier alweer ingevuld voor de aankomende student.
Bovendien: hoe motiverend is het voor de middelbare scholier, als hij weet dat hij kan worden uitgeloot, ondanks grote inzet?
Wie zich heeft bewezen in de vooropleiding, zou zonder meer voorkeur moeten krijgen. Intelligentie en goed geheugen zijn voor elke medicus zeer waardevolle eigenschappen.
@Hinke Douma op Do, 17/12/2009 – 14:24.
Wat is beter: selecteren op een aantal objectiveerbare elementen of nergens op selecteren?
Met een toelatingsexamen wordt er in ieder geval nog op een aantal zeer relevante kenmerken geselecteerd.
In ieder geval weet je dan zeker dat de slimmere, ambitieuzere en meer gemotiveerde leerlingen er uit worden geselecteerd (de combinatie van deze kwaliteiten).
Bovendien is het voor de leerling fijn om te weten dat hij zijn lot in eigen handen heeft in plaats van dat een computer zijn lot bepaalt.
Iedereen maakt, bij een goede uitvoering van het toelatingsexamen, onder exact dezelfde omstandigheden hetzelfde examen wat op exact dezelfde wijze wordt genormeerd (in Vlaanderen met duizend man tegelijk in 1 grote zaal in de buurt van het Atomium). Eerlijker kan niet, een betrouwbaardere selectie bestaat niet aangezien precies op die kwaliteiten getoetst kan worden die belangrijk zijn voor de studie in kwestie.
Dan kan men hier vanuit deterministische invalshoek de kanttekening bij plaatsen dat niet iedereen over voldoende talent beschikt (wat vast ook wel zal zijn) maar in ieder geval zullen de meesten, zo niet iedereen, hun niveau met hard werken dusdanig kunnen verhogen dat ze tot een hoger percentiel gaan behoren.
Er is ervaring met selecteren
Er is bij het selecteren van geneeskundestudenten in Nederland al ervaring. Het gebeurt sinds enkele jaren op twee verschillende manieren:
a. de (gewogen) loting, waarbij cijfergemiddeldes van het eindexamen een grote rol spelen
b. de zogenoemde decentrale selectie, waarbij universiteiten zelf een deel van de kandidaten mogen selecteren. Hoewel universiteiten daar vrij in zijn, blijken de meeste een zelfde procedure te hanteren. Hierbij staan motivatie en ‘bijzondere prestaties’ centraal. (Eerst portfolio met ‘bewijzen’ opsturen, dan een selectieweek met colleges en toetsen)
Alle onderzoeken wijzen erop dat de de studenten die op de tweede manier geselecteerd zijn betere studieresultaten hebben, beter zelfs dan de studenten die met een hoog cijfergemiddelde (>8) direct toelating hebben gekregen tot de studie. Ook is er minder uitvalg onder de laatste categorie.
Decentrale selectie
Decentrale selectie lijkt vooral gerbuikt te worden om het in de familie te houden. Een groot deel van de geselecteerden lijkt dochter van een arts te zijn.
Inzake genetica
Het beroep van arts is toch ook erfelijk?
Onzin!
Dat decentrale selectie kinderen van artsen bevoordeelt is een leugenachtig verhaal. Ik snap echt niet hoe je daarbij komt. Een raar en onbewijsbaar kletspraatje.
Onbewijsbaar is ongelijk aan onbewezen
De stelling (aka ‘leugenachtig verhaal’) acht ik wel bewijsbaar, maar niet bewezen.
Om de stelling te bewijzen of weerleggen heb je geanonimiseerde gegevens nodig over de kandidaten en hun bij de selectie behaalde scores. Bovendien moet bij de instellingen de bereidheid bestaan naar deze stelling onderzoek te doen.
Dat laatste is misschien nog wel een grotere hinderpaal dan het eerste.
Loten links?
In het ideologische spectrum van links naar rechts, is loten links. Het gekke is, Bart, dat loten is ingevoerd door een kabinet waarin de PvdA geen deel nam (maar DS70 wel: De Braauw ws minister van onderwijs, oud links?). De reden was een praktisch: van het ene op het andere moment werd er een numerus fixus ingesteld, niemand had zich daarop kunnen voorbereiden, dus vond ongeveer iedereen dat de kandidaten laten loten, nog het minst oneerlijk was.
De gewogen loting is geen politiek gedrocht, het is juist een van de mooiste compromissen die de Nederlandse politiek kent: in een hopeloos verdeelde Tweede Kamer – de ene helft wilde loten op voorstel van staatssecretaris Klein, de andere helft wilde examineren – bracht het amendement Vermaat voor de gewogen loting alle handen op elkaar.
In opdracht van de Commissie Drenth heb ik een compilatie van het maatschappelijk debat over de gewogen loting gemaakt:
www.benwilbrink.nl/publicaties/97OpsommingDrenth.htm
Het rapport van de commissie Drenth is tegenwoordig online beschikbaar:
www.minocw.nl/documenten/Gewogen%20Loting%20Gewogen.pdf
“De gewogen loting is geen
“De gewogen loting is geen politiek gedrocht, het is juist een van de mooiste compromissen die de Nederlandse politiek kent: in een hopeloos verdeelde Tweede Kamer – de ene helft wilde loten op voorstel van staatssecretaris Klein, de andere helft wilde examineren – bracht het amendement Vermaat voor de gewogen loting alle handen op elkaar.”
Laten we het er maar op houden dat het er van afhangt ofdat je gecharmeerd bent van politieke compromissen. Persoonlijk vind ik ze vaak nogal smakeloos. Bovendien is dit compromis louter door opportunisme ontstaan. Een loting die overhaast is ingevoerd omdat de overheid direct de toelating wilde beperken zonder dit eerst goed voor te bereiden (waarom toch?), een gewogen loting omdat men voor dat meisje (Vernooij, als ik me niet vergis) succesvol de krant benaderde…
We hebben nu de vreemde situatie dat een leerling:
a. geluk moet hebben dat hij op een school zit waar hij gemakkelijker hoge cijfers kan halen
b. wanneer hij gemiddeld net onder die 8 uitkomt misschien voor niets hard gewerkt heeft en in een minder erg geval 1-3 jaar moet wachten alvorens hij met zijn studie kan beginnen.
Wanneer de overheid al op basis van cijfers wil beslissen wie er toegelaten wordt dan zou ik liever zien dat er gewoon 1 grens is waarboven iedereen direct wordt toegelaten, bijvoorbeeld 47 punten voor 7 of meer vakken.
Een toelatingsexamen is echter een eerlijker en betrouwbaarder middel.
Ook compromissen moeten op juiste gronden tot stand komen
Bart schreef: “Een toelatingsexamen is echter een eerlijker en betrouwbaarder middel.”
Eerlijkheid (onpartijdigheid) en betrouwbaarheid (scores die bij herhaalde meting hetzelfde uitpakken) zijn geen voldoende voorwaarden voor een goede toelatingstoets. De validiteit van een selectietoets wordt voor een belangrijk deel bepaald door de vraag of de toets doet wat-ie moet doen: de juiste selectie maken.
Om het boud te stellen: aan alle kandidaten steeds maar 100 punten toekennen is extreem rechtvaardig en extreem betrouwbaar, maar totaal niet valide.
Nodig is dat de selectiecriteria feitelijk relevant zijn voor de taak waartoe men selecteert. Zoals: studiesucces geneeskunde. Of: kwaliteit van de beroepsuitoefening.
Selectie op onzincriteria is niet valide. Er is hier al eens op gewezen dat diplomacijfers voor wiskunde en natuurkunde geen voorspellend vermogen hebben voor het met succes volbrengen van de opleiding tot arts. Dan is het onzin om kandidaten er op te selecteren; je kunt dan net zo goed een multiple-choice toets Kunstgeschiedenis nemen, of het hebben van een schaakdiploma.
Je kunt dat ook benoemen als aspect van ‘rechtvaardigheid’ (naast onpartijdigheid): word je als kandidaat geselecteerd op echte of op onzincriteria?
Dus hoezeer het ook te loven is dat iemand hoge diplomacijfers heeft, eerst moet worden vastgesteld of die überhaupt wel een relatie hebben tot de prestatie waartoe men selecteert, alvorens die cijfers tot selectiecriterium te bombarderen.
Volgens mij wringt hier de schoen, en zijn er partijen in de discussie die dat maar niet kunnen accepteren. Aldus het ‘compromis’.
Toelatingsexamens!
Wat mij betreft slaat Bart hier de spijker op de kop. Toelatingsexamens zijn het beste selectiemiddel. Niet alleen bij de medicijnenstudie, maar overal; simpelweg omdat je precies test op de dingen die je bij je kandidaten wilt zien. Moeten ze kunnen rekenen, dan kijk je of ze kunnen rekenen. Moeten ze kunnen verkopen, dan kijk je of ze kunnen verkopen (zie de alleraardigste Britse TV-serie ’the Apprentice’, waar commerciële talenten ook zo’n toelatingsexamen afleggen). Wat is er voor de hand liggender? Waarom er mensen zijn die aan het nut hiervan twijfelen ontgaat mij. Maar er ontgaat mij wel meer. Het verbaast mij niets als wij met ons lotingssysteem worden uitgelachen.
Dat in Nederland het koppelen van het hoge eindexamencijfer aan de loting maar matig werkt is verklaarbaar: je kunt ook aan die 8 komen door hoge cijfers voor levensbeschouwing, Spaans, gymnastiek of andere dingen die niets met de betreffende opleiding uitstaande hebben.
Proefondervindelijk
De schommelingen in CSE- en SO-cijfers hebben ook een statistische reden.
Bij drie schoolonderzoeken is de spreiding in de CSE resultaten 1,73.. (wortel drie) keer zo groot als die bij het SO.
Hoe je moet cijferen is een kwestie van ervaring en overleg met collegae. Heel eigenlijke eigenschappen voor goed leraarschap.
Ik wil nog een ander heikel
Ik wil nog een ander heikel punt aansnijden i.v.m. de s.o.’s en de centrale examens: de gewogen loting.
Leerlingen van sommige scholen worden, om diverse redenen (makkelijkere SO’s, betere leraren…), sterk bevoordeeld boven de leerlingen van andere scholen.
Of worden juist leerlingen van zwakke docenten bevoordeeld?
Dat leerlingen met betere leraren worden bevoordeeld, lijkt me precies de bedoeling. Als die betere leraren hen feitelijk tot hogere leerprestaties hebben gebracht, uiteraard.
Het is de vraag of niet juist leerlingen met *zwakke* leraren worden bevoordeeld. In theorie wordt hun, met minder kennis, minder feitelijke inzet maar misschien toch hogere SE-cijfers, een hoger gewicht toegekend in de loting dan leerlingen met meer kennis maar goede doch strenge docenten die een hogere inzet vragen maar matige SE-cijfers toekennen.
Die hele willekeur bij het SE is een anomalie in ons onderwijsbestel, waarbij de school vier, vijf of zes jaar lang geheel z’n eigen gang mag gaan bij elke vorm van toetsing en normering, en OCW pas helemaal aan het einde ‘de output’ wil toetsen. Als OCW dat dan ook nog eens voor de helft uit zijn handen laat flikkeren, dan is diplomainflatie geen wonder.
Deel 1
“Dat leerlingen met betere leraren worden bevoordeeld, lijkt me precies de bedoeling.”
Dat lijkt me juist niet de bedoeling, het moet altijd gaan om de capaciteiten van de leerling, niet om de pech of het geluk dat hij een slechte of goede school had.
“Het is de vraag of niet juist leerlingen met *zwakke* leraren worden bevoordeeld. In theorie wordt hun, met minder kennis, minder feitelijke inzet maar misschien toch hogere SE-cijfers, een hoger gewicht toegekend in de loting dan leerlingen met meer kennis maar goede doch strenge docenten die een hogere inzet vragen maar matige SE-cijfers toekennen.”
Mogelijk, anderzijds zullen leerlingen die zo’n degelijke leraar krijgen beter voorbereid zijn op hun centrale examen. Ik durf niet te zeggen welke groep er voordeel heeft. Iemand anders wel?
Laten we nog een andere groep niet vergeten: havo-gediplomeerden die via het vavo hun vwo-diploma behalen in 1 jaar tijd en mavo-gediplomeerden die in 2-3 jaar via de vavo hun vwo-diploma behalen.
Sommigen moeten/moesten dan nog eens 15 uur per week werken om financieel rond te komen.
Het is zeer oneerlijk om op deze wijze te selecteren.
Deel 2 is per ongeluk
Deel 2 is per ongeluk hierboven geplaatst.
Misschien dat anders formuleren helpt
Bart, niet om een semantisch spelletje te spelen, maar wat telt zijn niet de ‘capaciteiten’ van een leerling (opgevat als zijn *vermogen* om te leren), maar zijn feitelijke leerprestaties. Die zijn een functie van zowel zijn capaciteiten als zijn inzet als de invloed van de onderwijsomgeving – de leraar voorop.
Ik heb het niet over (oneigenlijk) bevoordelen van leerlingen met goede leraren. Ik heb het over het voordeel dat goede leraren hebben: dat ze hun leerlingen tot hoge leerprestaties weten aan te zetten. Je wilt toch niet zeggen dat de feitelijke invloed van de leraar op het leren niet telt, en dat we alleen moeten kijken naar wat de leerling er zelf aan heeft bijgedragen? Daar bestaat trouwens geen toets voor.
Natuurlijk verschillen scholen en leren in kwaliteit. Het is aan de scholen (en de overheid) om een minimumkwaliteit te garanderen, niet om de invloed van kwaliteitsverschillen uit te schakelen. Vervolgens is het aan de ouders om een school voor hun kinderen te kiezen. Dat kunnen ze doen op grond van het gezellige naschoolse gebeuren, maar ook om de kwaliteit van het geboden onderwijs. Of hun kinderen daar de vruchten van plukken, moet worden afgewacht. Maar áls ze die vruchten er van plukken, mag dat hun tot voordeel strekken.
Mijn standpunten in telegramstijl
“Misschien dat anders formuleren helpt”
Nee, ik had niemand verkeerd begrepen maar wellicht dat ik mijn standpunt nog onvoldoende duidelijk heb gemaakt.
Er zou überhaupt geen loting moeten zijn, laat staan een gewogen loting.
Wanneer je op basis van cijfers de plaatsing wil bepalen dan zou dit nooit gepaard mogen gaan met een loting en dan zouden alle cijfers onder exact dezelfde omstandigheden moeten zijn behaald.
De cijfers van de SO’s zijn geen geschikt vergelijkingsmateriaal aangezien de moelijkheidsgraad van de toetsen tussen scholen sterk verschilt.
De cijfers van de CE’s zijn eveneens geen geschikt vergelijkingsmateriaal aangezien de eigen leraar de eerste correctie doet en de tweede conrector zelden ingrijpt. Ferry Haan, met wie ik het lang niet altijd eens ben, had daar een mooi stukje over geschreven, ik kan wel een link geven maar iedereen zal dit zelf wel weten te vinden. 😉
Een toelatingsexamens is bij elke vorm van selectie het eerlijkste EN betrouwbaarste middel.
– Iedereen krijgt hetzelfde examen onder zoveel mogelijk dezelfde omstandigheden en het wordt op dezelfde wijze beoordeeld.
– Iedereen kan zich hier optimaal op voorbereiden.
– Precies datgeen wat belangrijk is wordt getoetst
– Mensen kunnen na gezakt te zijn nog vaker deelnemen, waarmee motivatie eveneens getoets wordt. Sowieso wordt motivatie al getoetst doordat je er wat voor over moet hebben om mee te doen aan deze procedure.
Kijk hier eens voor wat meer info over een toelatingsexamen wat in deze tijd nog wordt georganiseerd in de lage landen en wat objectief bezien succesvol is. www.ond.vlaanderen.be/toelatingsexamen/
The proof of the pudding
De vraag is waarom je een leerling met een gemiddelde 8 op zijn vwo-diploma meer kans geeft om tot de opleiding geneeskunde te worden toegelaten dan een leerling met een gemiddelde 6 op zijn diploma.
Een opleiding mogen volgen is geen ‘beloning’ voor een mooie eindlijst. Je moet selecteren of wegen naar behaalde cijfers alléén als dat inhoudelijk zinvol is.
Als men mij ervan kan overtuigen dat er een helder verband is tussen eindvijfers en geschiktheid voor de opleiding geneeskunde, is er over a priori selectie (dus een minimum-cijfer, maar ook ‘gewogen loting’) te praten. Anders is ongewogen loting eerlijker. Je gaat immers ook niet wegen naar haarkleur, kleur ogen of een ander irrelevant kenmerk.
We zijn het eens dat eindcijfers geen rechtvaardig selectie- of wegingscriterium zijn, om de redenen die je noemt.
Een toelatingsexamen *hoeft* de genoemde bezwaren niet te hebben, maar dat garandeert nog niet dat er sprake is van een relevant criterium. Dat kan zo *lijken*, maar ik zie toch echt liever dat het *blijkt*. Waaruit blijkt dat studenten die een hoge score halen op zo’n toelatingsexamen geschikter zijn als arts dan studenten met een lagere score? Daar zijn bij mijn weten geen gegevens over. Invoeren van zo’n toelatingsexamen is dan prematuur.
Het toelatingsexamen kan op zichzelf andere positieve effecten bewerkstelligen. Dat studenten meer waarde hechten aan hun opleiding bijvoorbeeld. Of deze waarnemen als instituut dat hoge cognitieve eisen stelt en hoge verwachtingen heeft. Dat hun status van ‘geselecteerd zijn’ bijdraagt aan zelfvertrouwen en werklust.
Ik ben niet mordicus tegen, maar vind dat het wel op z’n merites moet worden onderzocht, alvorens tot invoering van een – potentieel opnieuw onrechtvaardig – systeem over te gaan.
www.ond.vlaanderen.be/toelatingsexamen/witboek_april2008.
“De vraag is waarom je een leerling met een gemiddelde 8 op zijn vwo-diploma meer kans geeft om tot de opleiding geneeskunde te worden toegelaten dan een leerling met een gemiddelde 6 op zijn diploma.”
Dit is i.m.o. een inferieure vorm van selectie t.o.v. het toelatingsexamen aangezien de betrouwbaarheid van het toelatingsexamen hoger is. Sinds in Vlaanderen het ingangsexamen arts/tandarts is ingevoerd steeg het slagingspercentage van zo’n 50% naar 90% en dit is inclusief de 10% Nederlandse studenten (in Leuven in ieder geval) die veel slechter presteren (4 op 5 heeft 2de zit, 1 op 2 slaagt).
Het grootste voordeel van selectie d.m.v. toelatingsexamens vs. selectie op cijfers is evident: je kan precies datgeen toetsen wat daadwerkelijk relevant is. Wanneer je bijvoorbeeld geneeskunde gaat studeren dan wordt je enkel afgerekend op de vakken wiskunde, biologie, natuurkunde en scheikunde, daarnaast worden er nog andere relevante kenmerken getoetst: i.q. , e.q. en leesvaardigheid.
Kort samengevat heeft een toelatingsexamen de volgende voordelen:
– De hoogst haalbare betrouwbaarheid zolang het professioneel wordt uitgevoerd
– De eerlijkste methode: er wordt enkele geselecteerd op relevante kenmerken en iedereen die de potentie heeft kan zichzelf net zolang verbeteren totdat hij die drempel kan halen. Je VWO-cijferlijst kan je niet meer verbeteren zogauw je bent geslaagd.
– Slagingspercentages worden ermee geoptimaliseerd, dit zal bij selectie op cijfers waarschijnlijk niet slechter maar ook niet beter zijn.
Waarom moeten we in ons kleine betweterige kikkerlandje weereens zo eigenwijs zijn terwijl ze in enorm veel landen allang er achter zijn gekomen dat een toelatingsexamen beter werkt?
Alles is beter dan een loting. Waarom wachten?
“Een toelatingsexamen *hoeft* de genoemde bezwaren niet te hebben, maar dat garandeert nog niet dat er sprake is van een relevant criterium. Dat kan zo *lijken*, maar ik zie toch echt liever dat het *blijkt*. Waaruit blijkt dat studenten die een hoge score halen op zo’n toelatingsexamen geschikter zijn als arts dan studenten met een lagere score? Daar zijn bij mijn weten geen gegevens over. Invoeren van zo’n toelatingsexamen is dan prematuur.”
Klik eens op de link die in de titel van mijn vorige reactie staat en laat jezelf overtuigen. De slagingspercentages schoten als een raket de lucht in dankzij het toelatingsexamen. Nu kan je natuurlijk stellen dat een goede arts-student niet noodzakelijk een goede arts wordt maar dan zou er een veel groter probleem zijn; dan zou de studie niet goed voorbereiden op het beroep. 😉
Loting is het oneerlijkst denkbare systeem aangezien geen enkele leerling het lot in eigen hand heeft en weinig gemotiveerde studenten de plaatsen innemen van ambitieuze studenten.
Een gewogen loting combineert een inferieure selectieprocedure (inf. t.o.v. het ingangsexamen) GEDEELTELIJK met het oneerlijke systeem van loting.
Wil je al selecteren op cijfers i.p.v. een ingangsexamen te houden, doe het dan consequent en spreek 1 grens af waarboven iedereen wordt toegelaten en waaronder je niet wordt toegelaten.
Nogmaals, ik word als Nederlander uitgelachen met die loting. Veel studenten hebben mij al gevraagd hoe dat toch zit en ik geef dan maar als reactie dat ik ook niet kan uitleggen hoe het mogelijk is dat we met een loting bepalen wie wel en niet mag studeren. Ik wijt het aan misplaatste socialistische idealen.
Socialistisch ideaal in dal met steile wanden
Ik herinner mij nog van vroeger de kreet en het adagium “alle arbeiderskinderen naar het Gymnasium” Later werd het “op de universiteiten is het aantal kinderen uit de arbeidersklasse is te klein”, getuigend van een veel bescheidener doelstelling. Toen het de linksen niet voldoende lukte om de universiteiten te laten volstromen met arbeiderskinderen poogden zij het gymnasium de nek om te draaien en voor iedereen een middenschool verplicht te stellen. In veel Oostbloklanden maakten de linksen het zich veel gemakkelijker; daar lieten ze alleen de kinderen van proletarische ouders op de universiteiten toe ( en, nou ja, ook alle kinderen van hoge partijfunctionarissen). Misschien is de invoering van gewogen loting voor geneeskunde een universitair dieptepunt zoals de basisvorming dat was in het secundair onderwijs en zal die net zo geleidelijk verdwijnen. Voor een abrupte correctie van foute beslissingen is de Nederlandse politiek veel te stroperig en ligt het onderwijs in een veel te diep dal.
Seger Weehuizen
Links
Als we links gelijk stellen met ‘socialisme’, dan kun je de PvdA onmogelijk links noemen ende voormalige Oostbloklanden voldoen méér aan de definitie van dictatuur dan aan de definities van socialisme.
Overigens ben ik van mening dat men hier moet ophouden met schelden op links of de PvdA. Je kunt hier heel goed een inhoudelijke discussie voeren zonder.
Eens een …. altijd een …….
Ik neem, Hinke, het de PvdA kwalijk dat zij het ideaal van emancipatie van de arbeidersklasse heeft ingeruild voor een streven naar middelmatigheid voor allen. De PvdA en het CDA zijn samen in hoge mate schuldig aan de wetten die van het onderwijs een ruïne gemaakt hebben die ze nu nog steeds met veel belastinggeld in stand houden. De SP is echt wel links maar van Marijnissen hoefde de onderbouw van het VWO niet te debiliseren en Jasper van Dijk doet zijn uiterste best om iedere leerling goed onderwijs te laten volgen dat in overeenstemming zijn capaciteiten. Om die reden heb ik zelfs op de SP gestemd.
Maar hoe kom je erbij dat de PvdA niet links is? Zij heeft het opgegeven dat alle mensen minstens op het niveau van het vroegere staatsexamen gymnasium komen maar zij wil nog altijd een gelijkmatiger verdeling van inkomen en bezit en meer steun voor de zwakken in de samenleving. Dat is toch zowel links als socialistisch?
Ik ben me er niet van bewust dat ik scheld en ik weet niet beter dan dat ik een inhoudelijke discussie voer. Maar mijn vertrouwen in de PvdA is nihil en dat is ergens op gebaseerd, namelijk het door haar uitgedragen onderwijsbeleid en haar verwevenheid met het educapolitieke complex. Ook als ze nu een heel ander onderwijsbeleid zou uitdragen zou ik haar vanwege dat laatste nog steeds niet vertrouwen.
Seger Weehuizen
“Wil je al selecteren op
“Wil je al selecteren op cijfers i.p.v. een ingangsexamen te houden, doe het dan consequent en spreek 1 grens af waarboven iedereen wordt toegelaten en waaronder je niet wordt toegelaten.”
Dat kan niet. De bedoeling van de selectie is, ervoor te zorgen dat er een maximum is aan het aantal geneeskundestudenten. Bij een vaste grenswaarde voor toelating zullen er niet ieder jaar hetzelfde aantal kandidaten slagen. Daar komt bij, dat het gewone eindexamen VWO als filter voor de geschiktheid redelijk goed werkt voor geneeskunde, gezien het traditioneel hoge percentage van de eerstejaars dat af gaat studeren. Er zijn waarschijnlijk veel studies die beter zo een extra filter zouden kunnen gebruiken dan geneeskunde. Ik vind het eerlijk gezegd schandalig dat jaar na jaar het aantal geneeskundestudenten wordt afgeknepen terwijl uit alles blijkt dat we al een artsentekort hebben en dat dat steeds groter wordt.
Met het argument dat je met een meritetoets kandidaten meer de gelegenheid geeft hun lot in eigen handen te nemen dan met loting ben ik het gedeeltelijk wel eens. Van de andere kant vraag ik mij af of er wel een één-op-één relatie is tussen uitstekende schoolprestatie en het zijn van een goede dokter. Voor een heleboel artsenvakken hoef je echt niet superslim te zijn. Je ontneemt dan onterecht de minder slimmen de kans om arts te worden, ook al zouden ze daar heel goed in zijn.
Groet,
Paul.
“ik word als Nederlander uitgelachen met die loting”
Beste Bart,
Je zou het zo kunnen uitleggen, met enkele of alle argumenten:
– Het Nederlandse VO is al sterk selectief (heel anders dan dat in de VS, bijvoorbeeld)
– De Nederlandse wet verbindt het recht op toelating tot HO aan het bezit van het (juiste) einddiploma VO
– Voor geneeskunde is een uitzonderingswet van kracht, omdat bij wijze van uitzondering er voor deze opleiding een numerus fixus is ingesteld. Die numerus fixus tast immers noodzakelijkerwijs het recht op toelating aan
– Toelaatbaarheid is gebonden aan het met goed gevolg hebben gedaan van het (juiste) eindexamen, NIET aan de hoogte van de cijfers voor dat examen.
– Een eerlijke manier om de schaarse plaatsen voor geneeskunde te verdelen, is dus zonder aanzien des persoons, onder de toelaatbaren.
– Anders gesteld: beter dan een negen gemiddeld scoren op het eindexamen, geeft geen MOREEL recht op een schaarse plaats geneeskunde, boven iemand die bijvoorbeeld ook dolgraag geneeskunde wil gaan studeren en ‘maar’ zes gemiddeld kan scoren
– Om een goed arts te kunnen worden, is een hoger cijfer geen pré, mogelijk zelfs in tegendeel. Vergeljk de gegevens voor geneeskunde-studenten in de 60-er jaren
– Er zijn altijd geesten die als ondernemer denken, en zo’n eerlijke verdeling niet zien als een doelmatig. Dat is goed, dan gaan we die argumenten bekijken. Maar waarom zouden knappe bollen juist naar geneeskunde moeten, waar ze in Delft veel beter op hun plaats zouden zijn? Doelmatigheid moet je bepaald breder invullen dan studiesucces binnen geneeskunde.
Enzovoort. Interessant, niet?
Duizelingwekkend
Onze bestuurders zijn duizelingwekkend nauwkeurig. Taakomvang wordt vastgelegd in vier decimalen en is nauwkeurig tot op 0,5% van een procent. Taakfactoren worden tot op de minuut verrekend, dat zijn % van promillen van een weektaak. Geen wonder dat ze de cijfergeving van docenten aan de kaak stellen. Die ronden af op tienden van punten. Kruideniersmentaliteit ten top.
SE moet < dan CE
Beste Bernard,
Als de docent vaststelt dat zijn leerlingen op een bepaald terrein bijzonder goed zijn, dan zou je verwachten dat deze de toets (SE) in overeenstemming brengt met het bereikte kennisniveau. De vraagstelling moet dus consistent zijn met het bereikte niveau. Voor dat onderdeel zou de zwakkere leerling dan toch relatief laag scoren en de goede leerling -als hij heeft gewerkt- zoals gewoonlijk hoog. Op dat onderdeel zou de zwakke en de goede leerling in het CE een hoger punt scoren dan op het SE. Dat de school met de kennis van het betrokken gebied boven de eisen uitstijgt is prima. Als er dan een nagenoeg volledige overlap bestaat met het CE, zou de leerling voor het vak een hoger punt scoren op het CE dan op het SE. Voor wiskunde is dat het geval op een aantal scholen. Ik ben pas gerust als we een zo’n scenario terecht komen. Pas dan dagen we onze leerlingen echt uit!
Jan Bouwens
schoolexamens
Ik vind dat SE en CE zo dicht mogelijk bij elkaar in de buurt moeten liggen, maar dan wel het gemiddelde van een hele groep en dit met name voor de moderne vreemde talen:
Verplicht toets ik in het SE spreek-, schrijf-, luistervaardigheid en literatuur. In het CE wordt uitsluitend de leesvaardigheid getoetst. En de ene leerling doet daardoor zijn CE beter, de ander zijn SE.
Zolang er tussen de groepsgemiddelden geen grote discrepantie tussen SE en CE zit, vind ik dat ik de lat op de juiste hoogte heb gelegd. Als de SE-cijfers consequent gemiddeld lager dan de CE-cijfers uitpakken, vind ik dat ik “Roomscher dan de Paus” ben en mijn leerlingen (cijfermatig) tekort doe. Vergeet niet dat studies als medicijnen een gewogen loting kennen.
Ook daarom maar liever geen gewogen loting!
Wat een groot bezwaar is tegen deze gemiddelde loting.
Een leraar moet de lat hoog kunnen leggen en leraren laten zich nu, net als jij, ontmoedigen omdat ze weten dat ze hun leerling benadelen voor deze loting.
Ik begrijp dit en ik zou het misschien zelf ook wel doen als ik leraar zou zijn maar dit is natuurlijk wel een ongewenst gevolg van deze loting.
Ik vind dat bij deze gewogen loting appels met peren worden vergeleken, afgaande op wat ik dit jaar allemaal heb gelezen (krantenartikels over onderzoek wat hiernaar gedaan is) kan er gemakkelijk 1-1,5 punt verschil zijn tussen verschillende scholen voor dezelfde prestaties van de leerling.
Dat het niveau tussen SE’s verschilt is evident (verschillend beleid van de school, verschillende capaciteiten van de leraar…), in welke mate zijn mensen zich er van bewust wat de consequenties zijn van het feit dat de eigen leraar als eerste het examen nakijkt?
Ferry Haan schreef een interessante column waarin hij uitlegde hoe hij tot zijn schrik ontdekte dat die tweede correctie slechts een papieren tijger is. extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/3579
SE – CE discrepanties: publicaties
Stan van Alphen en Jaap Dronkers (4 december 2009). Commentaar bij de uitkomsten van Trouw schoolprestaties 2009. www.eui.eu/Personal/Researchers/VanAlphen/files/Commentaar bij de Schoolprestaties 202009.pdf
L. T. M. Rekers-Mombarg, G. J. Harms en M. P. C. van der Werf (2009). Discrepanties tussen schoolexamen- en centraal examencijfers bij allochtone leerlingen. Omvang en verklaringen. Pedagogische Studiën, 86, 425-442. Dit artikel is gebaseerd op:
L. T. M. Rekers-Mombarg & G. J. Harms (2008). Meten met twee maten: De discrepantie tussen de cijfers op het schoolexamen en het centraal examen VO van allochtone leerlingen. GION gion.gmw.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2008/meten_met_2_maten/Meten_met_twee_maten.pdf
Marloes de Lange en Jaap Dronkers (2006). Hoe gelijkwaardig blijft het eindexamen tussen scholen? Discrepanties tussen de cijfers voor het schoolonderzoek en het centraal examen in het voortgezet onderwijs tussen 1998 en 2005. www.iue.it/Personal/Dronkers/Dutch/eindexamen9805.pdf
Inspectie van het Onderwijs (juli 2007). Discrepanties tussen de cijfers op het schoolexamen en het centraal examen in de periode 2004-2006. < www.minocw.nl/documenten/rapport_inspectie_verschil_se_ce.pdf
Onderzoek n.a.v. kamervragen n.a.v. De Lange en Dronkers 2007.
Jaap Dronkers (1999). Is het eindexamen gelijkwaardig tussen scholen? Discrepanties tussen de cijfers voor hetschoolonderzoek en het centraal examen in het voortgezet onderwijs. [Afscheidsrede Amsterdam 25-11-1999]
www.eui.eu/Personal/Dronkers/Dutch/eindexamen.pdf
Annotaties bij de genoemde literatuur:
www.benwilbrink.nl/literature/delangedronkers2006.htm