Beschermde status leraar herstelt balans in onderwijs

Walter Dresscherdoor Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond (AOb)

In de huidige wetgeving is het beroep van leraar niet beschermd. Daar komt in 2017 verandering in: dan is het beroepsregister voor leraren een feit. Leraren zijn zelf eigenaar van dat register. Wie een loopbaan voor de klas ambieert, moet zich registreren en wordt geacht zijn vak bij te houden. Maar over de vraag hoe een leraar zijn vak moet bijhouden oordeelt de beroepsgroep zelf, zoals dat gebruikelijk is in de medische wereld of in de advocatuur. Zonder afgeronde lerarenopleiding is toelating tot het register niet mogelijk. Niet om onbevoegden te plagen, maar als stok achter de deur waarmee we werkgevers dwingen collega’s zonder de juiste papieren de ruimte te geven om in twee jaar tijd hun opleiding te voltooien.

In Nederland vragen we veel van onze leraren. We vinden dat onze scholieren recht hebben op maatwerk zodat iedereen optimaal wordt uitgedaagd; we zijn van mening dat een leerling die een zorgplan nodig heeft daar recht op heeft. Excellentie moet worden gestimuleerd en het onderwijs moet stevig verankerd zijn in onze voortdurend veranderende maatschappij.

Bij de Algemene Onderwijsbond vinden we die verwachtingen terecht. Maar er moet wel aan een aantal belangrijke voorwaarden worden voldaan. De belangrijkste betreft de leraar zelf. Die moet de tijd en de ruimte krijgen om zijn werk goed te doen. En hij moet ter zake kundig zijn. Dat stellen we in de regel niet vast op basis van de vraag of de bestuurder van een school het in hem of haar ziet zitten, maar aan de hand van een heel eenvoudige vraag: beschikt degene die op sollicitatiegesprek komt over een universitair of hbo-diploma waarmee hij voor de klas mag?

Eigenlijk is het heel simpel. Zoals je niet mag autorijden zonder rijbewijs of niet in mensen mag snijden zonder voltooide artsenopleiding, zou je niet voor de klas mogen staan als je geen volwaardige lesbevoegdheid hebt. Toch moeten we als leraren al jaren met bestuurders en politici in discussie over de vraag hoeveel nut ‘dat diploma’ nu eigenlijk heeft.

Geweldige neef of buurvrouw
Veel bestuurders beginnen bij gesprekken over bevoegdheid over een neef of buurvrouw die al jaren voor de klas staat zonder diploma. Die doen het zonder uitzondering geweldig. En ofschoon ik van mening ben dat we talent voor ons onderwijs moeten koesteren en ik al deze mensen met genoegen tot collega wil rekenen: ze horen dat diploma te hebben of alsnog te halen.

Waar die neven en buurvrouwen dan precies werken, weten we trouwens niet. Eind vorig jaar onderzochten de journalisten van het Onderwijsblad hoeveel scholen melding maken van het aandeel onbevoegde collega’s: slechts een op de drie instellingen doet dat.

Wie zich de vraag stelt of zoiets in de medische wereld zou kunnen, hoeft niet eens na te denken over het antwoord. Daar is Leiden in last zodra er één chirurg wordt ontmaskerd die zonder de benodigde papieren aan het werk is. Dat vindt men – terecht – een schandaal. Onbevoegdheid toestaan op de manier die bestuurders en politici in het onderwijs normaal zijn gaan vinden zou in de zorgsector leiden tot lege ziekenhuizen en een run op behandelingen over de grens.

Natuurlijk zijn de mogelijke gevolgen van onbevoegdheid in het onderwijs minder fataal dan in een operatiekamer. Toch blijft de vergelijking overeind: dankzij de lerarenopleidingen hebben we allemaal onze basisvaardigheden onder de knie gekregen en hebben we voldoende vakkennis opgebouwd. Die gebruiken wij als beroepsgroep als de kern. We bouwen onze expertise uit dankzij ervaring en scholing, maar we kunnen bij een nieuwe situatie altijd terugvallen op de basis.

Garantie voor de samenleving
Daarin schuilt ook het maatschappelijk belang van de hele bevoegdheidsdiscussie: als samenleving hebben wij met elkaar bepaald aan welke eisen een leraar minimaal moet voldoen en die zijn uitgangspunt bij de opbouw van de lerarenopleiding. Een diploma van zo’n opleiding geeft Nederland de garantie dat er iemand voor de klas staat die zijn vak verstaat.

Ook deze waarheid als een koe wordt door sommige werkgevers terzijde geschoven met de suggestie dat die opleidingen niets meer voorstellen en dat het dus veel beter is dat je de selectie van goede collega’s overlaat aan de nukken van de directeur en de personeelsfunctionaris. Ik hoef denk ik aan niemand uit te leggen dat grotere flauwekul bijna niet te bedenken is. Op het moment dat wij met elkaar zouden constateren dat het lerarenonderwijs beter moet, dan moeten we er met elkaar voor zorgen dat het beter wordt. Zo blijft de maatschappelijke garantie van toepassing op de gehele sector en zijn we minder afhankelijk van de mate waarin een personeelsfunctionaris inzicht heeft in wat er nodig is voor een loopbaan voor de klas.

Daarbij komt dat de vraag waaraan onze lerarenopleidingen moeten voldoen op dit moment bij voorkeur niet aan docenten wordt gesteld. Het curriculum komt in feite tot stand via een onderonsje tussen het departement, de werkgevers en de VSNU of de Vereniging Hogescholen. De werkgevers die roepen dat de lerarenopleidingen niet meer deugen, zijn dus in een belangrijke mate verantwoordelijk voor het inhoudelijk niveau. Wat de AOb betreft komt daar overigens vandaag nog verandering in en claimen we als beroepsgroep een centrale rol bij de inrichting van onze lerarenopleidingen. We worden immers in grotere mate verantwoordelijk voor de kwaliteit van ons werk en dus is het niet meer dan logisch dat wij zelf bepalen aan welke eisen de bouwstenen moeten voldoen.

Onbevoegde collega’s
Helaas kampen we in het voortgezet onderwijs met een tekort aan leraren in bepaalde vakken en staan er soms noodgedwongen onbevoegden voor de klas. Daar zijn we bij de Algemene Onderwijsbond geen voorstander van, maar bij hoge uitzondering moet het kunnen. Omdat het alternatief – geen les in een vak als wiskunde – helemaal geen optie is. Voorwaarde is wel dat zo’n collega er in overleg met de werkgever voor zorgt dat hij binnen twee jaar over de juiste papieren beschikt. De school waar hij werkt moet dus worden verplicht die studiegelegenheid te bieden, zoals ook bij het aantreden van zo’n onbevoegde docent moet vaststaan dat deze een vaste betrekking krijgt zodra de opleiding is voltooid.

Jammer genoeg zijn er de afgelopen jaren ontzettend veel collega’s zonder de juiste papieren ingestroomd die vervolgens nauwelijks gelegenheid kregen hun lerarenopleiding te volgen. En er zijn er ook genoeg die in het zicht van hun diploma aan de dijk werden gezet. Ingeruild voor een nieuw ‘slachtoffer’ dat alvast aan het echte werk begint en het diploma zogenaamd mag halen in de tijd van de baas. Reden voor dit soort acties? Mensen die niet beschikken over het juiste profiel kunnen geen aanspraak maken op een vast contract en zijn daardoor minder mondig. Dat vinden werkgevers makkelijk.

Bevoegdheid voorwaarde voor vrijheid van onderwijs
Dat is geen cynisme maar realisme. Iedereen die opkomt voor de belangen van onderwijspersoneel wordt geconfronteerd met deze verhalen. Naar de basis van ons systeem wijzen en vaststellen dat de bevoegdheidseis misschien wel de belangrijkste voorwaarde is voor onderwijsvrijheid, doet blijkbaar niet meer ter zake in een tijdvak waarin de manager te belangrijk is gemaakt en er iets te veel lieden in die functie rondlopen die in hun eigen onmisbaarheid geloven.

Ook de politici die in Nederland stuk voor stuk pal staan voor vrijheid van onderwijs zijn vergeten dat bevoegde leraren essentieel zijn voor zo’n systeem. Die hebben nu eenmaal een groter probleem wanneer we een diploma als harde voorwaarde zouden eisen. Op veel scholen zouden gaten vallen in de roosters vanwege een gebrek aan gediplomeerde leraren wiskunde of Duits. Waarmee ons onderwijs niet meer zou voldoen aan de eisen die we met elkaar stellen. Ergerlijk zijn de pogingen het probleem te verbloemen door te praten over onderbevoegdheid: onder dat eufemisme valt de collega die gediplomeerd scheikunde geeft en ook de wiskundeles mag (of moet) verzorgen, of tweedegraads docenten Nederlands die bovenbouwleerlingen in het vwo voorbereiden op hun eindexamen.

Blijft over dat er een probleem is waarvan we eigenlijk de omvang niet weten. De oplossing ligt voor de hand: schoolbesturen moeten worden verplicht in hun jaarcijfers duidelijk te maken hoeveel onbevoegde leraren zij in dienst hebben, welk aandeel van de lessen deze collega’s voor hun rekening nemen en hoe het loopt met hun trajecten naar volwaardig docentschap.

Werken aan beschermde status voor leraar: het register
Met onder meer Beter Onderwijs Nederland werkt de AOb in het verband van de Onderwijscoöperatie samen aan een wet die van het leraarschap een beschermd beroep maakt, door middel van een register. Dat traject kent vele beren op de weg, maar uitgangspunt is dat de beroepsgroep zelf zeggenschap krijgt over de eisen waaraan een leraar moet voldoen. Voor het basisonderwijs is zo’n register ogenschijnlijk eenvoudiger dan voor het voortgezet onderwijs. Je hebt als basisschoolleerkracht immers de pabo doorlopen en je kunt van start. Over hoe we moeten omgaan met specialisaties komen we later nog te spreken.

Maar hoe zit dat in het vo? Als je een eerstegraads bevoegdheid geschiedenis hebt – of voldoet aan de bekwaamheidseisen vho geschiedenis, zoals het formeel heet – beschik je niet over de vakkennis waarmee je wiskundeles kunt geven. Tegelijk willen we geen eindeloze reeks met miniregisters voor iedere discipline. De discussie over de invulling van dit detail moeten we nog gaan voeren. Met goede wil komen we daar uit. Daar ben ik van overtuigd. Zolang wij vanuit de Onderwijscoöperatie maar duidelijk zijn: het register is van de beroepsgroep zelf en de afspraak is dat vakbevoegdheid binnen het register intact blijft.

Eindelijk een beschermde status
We staan aan de vooravond van een nieuwe fase in ons onderwijs: de beroepsgroep krijgt eindelijk officieel een beschermde status. Dankzij het register dat van de beroepsgroep zelf. Een register waarmee we als leraren veel meer zeggenschap krijgen over zaken als scholing, en die werkgevers in feite verplicht tijd vrij te maken waarin wij ons vak kunnen bijhouden en verdiepen. Daarmee worden leraren veel minder de speelbal van politici, bestuurders en ook ouders. Het register is daarin een zeer bruikbaar instrument, mits we het op de juiste manier inzetten: als wij het structureel niet zo nauw zouden nemen met vakspecifieke bekwaamheden voor bijvoorbeeld geschiedenis en als beroepsgroep van mening zijn dat je in dat vak ook wel leraren Nederlands mag gebruiken, dan schieten we onszelf in de voet.

Tegelijkertijd bewijzen we onszelf ook geen dienst wanneer we vanwege de beschermde status van het beroep het imago van ‘Dr. No’ krijgen: mocht het voorkomen dat de lerares Duits met zwangerschapsverlof is en je kunt ter overbrugging geen bevoegde collega vinden, dan is het natuurlijk meegenomen als er een collega van aardrijkskunde even inspringt omdat zij toevallig geboren en getogen is in Bremen.

Halsstarrigheid is wat dat betreft misschien wel net zo gevaarlijk voor onze toekomstige positie als wankelmoedigheid. Dat zullen we moeten leren. Feit is dat het register ons vanaf 2017 een duidelijke positie geeft en daar zit een enorme winst. We krijgen veel meer zeggenschap over onze loopbaanontwikkeling. En om aanspraak te kunnen maken op zoiets als bijscholing heb je straks gewoon een plek in het register nodig. Daarmee krijgt bevoegdheid het noodzakelijke karakter dat het verdient. Via het register wordt bovendien inzichtelijk welke collega’s op welke school allemaal bevoegd zijn, al had de verplichte registratie voor de AOb niet per se gehoeven; de positieve voorwaarden die aan inschrijving zijn gekoppeld waren voor mijn bond voldoende.

Herstel van de balans
Voor bestuurders en managers zal de nieuwe situatie misschien even wennen zijn. En we zien vertegenwoordigers van de werkgevers nog vaak met een moeilijk gezicht door Den Haag banjeren als het om dit plan gaat. Dat wennen begrijp ik, maar van dat moeilijke gezicht snap ik niets. Wij gaan immers niet over de invulling van de vacatures maar om de invulling van ons vak. Dat is een essentieel verschil. De lobby voor een beschermde status is nooit een anti-bestuurdersactie geweest, maar een pleidooi voor herstel van de balans. Goed onderwijs valt of staat met goede leraren, maar goede leraren zijn op hun beurt afhankelijk van goed management. Want hoe kun je fatsoenlijk lesgeven als de organisatie op je school aan alle kanten rammelt?

Sommige werkgevers smijten intussen met brandbrieven waarin wordt gepleit voor een aspirant-register voor zij-instromers die nog niet bevoegd zijn. Laat één ding helder zijn: we willen bij de AOb met alle liefde opkomen voor de belangen van die groep. Doen we zelfs al: inferieure leden kennen we niet bij de Algemene Onderwijsbond. Maar voor een plaats in het register komen ze niet in aanmerking zolang ze niet aan de voorwaarden voldoen. Er is ook geen register voor verpleegkundigen in opleiding, of een Nederlandse Orde van bijna-advocaten. Wij helpen deze mensen op de manier waarop we dat het beste kunnen. We blijven erop hameren dat onze onbevoegde collega’s alleen voor de klas kunnen staan als de werkgever ze in staat stelt binnen twee jaar hun diploma te halen. En door van werkgevers te eisen dat ze die mensen voor dat harde werken en studeren belonen middels een volwaardig contract.

Het argument dat het register demotiverend werkt voor de mensen die er nog geen toegang tot hebben, kunnen we met gemak naar het rijk der fabelen verwijzen. Hooguit verkleint het de kans om voor sommige werkgevers te marchanderen met de toestroom van onbevoegden. Collega’s die zonder diploma aan het werk voor de klas beginnen, moeten het dus eerder zien als stok achter de deur.

10 reacties op Beschermde status leraar herstelt balans in onderwijs

  1. Waarom wil iedereen toch zo graag geregistreerd staan?
    Koop dan zelf een schrift voor 50 cent bij de HEMA!
    Schrijf “Register” op de kaft en je eigen naam op pagina 1.
    Dan ben je geregistreerd, iedereen blij!
    J.C. Klop, gepensioneerd wiskundedocent (bevoegd).

  2. drs. M.R. Goedhart // 29 mei 2015 om 14:44 // Beantwoorden

    Voor tolken- en vertalers is enige jaren geleden ook een beroepsregister in het leven geroepen. Heeft voor veel extra en overbodige regelgeving en bijbehorende misverstanden gezorgd.
    Uiteraard is hiervoor een autoriteit in het leven geroepen die
    want nieuw vaak in de fout ging. Doel van de gehele operatie was
    het kaf van het koren te scheiden en alleen gekwalificeerde en professionele tolken in het register op te nemen. Door het grote tekort aan tolken en vertalers is er uiteindelijk een uitwijklijst in het leven geroepen om ook onbevoegden te kunnen inschakelen indien er geen bevoegde krachten te vinden zouden zijn.
    Een dergelijke gang van zaken is nu al het onderwijs niet vreemd en zal bij het toekomstige tekort aan leraren vanwege pensionering niet veel anders worden. M.i. wederom een zinloze exercitie die noch de leraar noch het onderwijs ten goede komt.

  3. Marcellinus Bruins // 29 mei 2015 om 17:24 // Beantwoorden

    Er zijn twee aspecten te onderscheiden is de leraar (1)bevoegd en (2) is hij bekwaam.
    Ad 1) Het voorgestelde “register” gaat over bevoegdheden. Bijvoorbeeld kan een bevoegde leraar Duits, of een bevoegde leraar vreemde talen ook bevoegd Nederlands geven? In de praktijk is het al zo dat bijv. op Internationale Scholen een leraar klassieke talen ook Nederlands kan en mag geven. Dat lijkt mij alleszins mogelijk en soms gewenst (gezien de kleine aantallen leerlingen in sommige klassen op Internationale scholen). Dus binnen een vakgroep/gebied is overlapping van bevoegdheid (dubbele bevoegdheid)mogelijk. Zoals afgestudeerden geschiedenis oof een economienevoegdheid konden hebben en geografen een geschiednisbevoegdheid. Een ander punt is de Extern Verworven Competenties (EVC), we moeten niet vergeten dat veel vakken zijn ontstaan via inductieve kennisontwikkeling. Het vak marketing bijv. is in de jaren 1960 van de grond gekomen; een tiental jaren daarna in het curriculum gekomen van universitaire en hogeschool opleidingen. Kennis en diploma’s verouderen overigens snel.
    Ad 2) Bekwaamheid is ook belangrijk. Nu gaat (door het register) bevoegdheid voor bekwaamheid, maar logischer zou zijn bekwaamheid en competentie te eisen voor bevoegdheid. Kennis veroudert sneller dan bekwaamheid.
    Marcellinus Bruins

  4. Harry van der Veen // 29 mei 2015 om 22:00 // Beantwoorden

    Waarom staat het register niet open voor gepensioneerde maar af en toe invallende leraren? En ook niet voor leraren die na hun pensionering een klein baantje in het particulier onderwijs hebben?

  5. Ik zie niet in hoe een lerarenregister de positie van de docent verbetert. Er is immers geen noodzaak voor de werkgever om ook met dit zogenaamde register docenten te moeten werken. Als dat wel zo is weten de onderwijsstichtingen en verenigingen dit wel te omzeilen door mensen in dienst te nemen als “trainer” of “coach”.

    Verder lijkt het mij dat dit voor docenten alleen maar een verhoging van de werkdruk gaat opleveren omdat ze verplicht allerlei zaken moeten gaan doen en bijhouden. Het zal niet alleen meer tijd kosten maar ook meer geld. Werkgevers zullen terecht gaan zeggen dat als docenten zeggenschap hebben over het register zij ook maar voor de scholing moeten zorgen en die is meestal niet voor niets. Nee, als de heer Dresscher echt iets wil bereiken voor docenten dan zorgt hij er bij de CAO-onderhandelingen voor dat docenten en personeel eindelijk eens inspraak krijgen in het financiële beleid binnen het onderwijs in plaats van zoiets onzinnigs en futiel als een nietszeggend docentenregister.

    Om de Rothschilds nog maar even te aan te halen: “Give me control of a nation’s money and I care not who makes its laws” — Mayer Amschel Bauer Rothschild. Oftewel je hebt alleen maar echt iets te zeggen als je het geld beheerst. En daar hoor ik de heer Dresscher niet over want de hand die je voedt die bijt je niet. Trouwens de heer Dresscher moet later natuurlijk ook nog ergens geld verdienen en het zou mij ook niet verwonderen dat we hem over een paar jaar aan de andere kant van de onderhandelingstafel zullen zien. Wij hebben het wel eens over bananenrepublieken maar volgens mij leven wij zelf wel in een van de grootste.

  6. Jim de Lange // 31 mei 2015 om 19:39 // Beantwoorden

    @ Marcellinus Bruins, e.a.
    Klopt bijna, wat je benoemt, echter gaat het om deskundigheid (kennen) en bekwaamheid (kunnen), als je deze beide beheerst dan ben je bevoegd.
    Zo is het m.n in de gezondheidszorg geregeld. Een arts kan bijvoorbeeld heel goed weten hoe je een bepaalde handeling verricht, maar als hij/zij het onvoldoende regelmatig heeft uitgeoefend is hij/zij onbekwaam en daardoor onbevoegd. De valkuil van zeer bekwame personen is dat zij niet zelden uit eigen wil of door hun werkgever, onvoldoende hun deskundigheid onderhouden. Er ontstaat nu eenmaal in een constante veranderende maatschappij een constante behoefte om daar op in te spelen. Dus ook in het onderwijs. Uitzonderingen bepalen vaak de regel.
    Echter, ik ben er geen voorstander van om goed onderwijs van toevallige persoonlijke drijfveren af te laten hangen.
    Ik ben geregistreerd verpleegkundige en ik zal mij ook als leraar laten registreren.

  7. Ik ben een geregistreerde verpleegkundige en heb ook mijn tweedegraads onderwijsbevoegdheid leraar verpleegkunde behaald. Ik ben van mening dat iedereen voor de klas kan staan en les geven op de manier hoe zij denken, het beter is. Vergeten moet niet worden dat bij het onderwijzen de competenties zoals vakinhoudelijk didactiek en pedagogiek van belang zijn de om de functie van vakdocent optimaal en met inhoud te kunnen uitvoeren. Niet alleen dat, maar ook om effectief onderwijs te kunnen organiseren en omgaan met leerlingen/ studenten bij het klassenmanagement, onder andere. Ik ben mee eens dat geregistreerd docentschap in het leven geroepen gaat worden. Zoals de wet BIG een zekerheid is voor zowel de werkgever als de zorgvrager dat ze te maken heeft met competitieve, bevoegde en bekwame zorgverlener. Zo geeft ook het geregistreerde docentschap de zekerheid aan de maatschappij dat degene die voor de klas staat de competenties ontwikkeld hebben om kwalitatief onderwijs te verzorgen om vervolgens competitieve studenten af te kunnen leveren aan de maatschappij.

  8. Gijs van Westerland // 20 september 2015 om 12:32 // Beantwoorden

    …..je noemt een lesassistent voortaan instructeur en zet deze voor de klas.
    Goedkoper dan een docent, bevoegdheden niet vereist.
    Geen limiet aan het aantal leerlingen en altijd werkend onder de verantwoordelijkheid van een bevoegde Docent, die van niets weet……

    Zo gaat het dus ook.

  9. Verplicht in het lerarenregister. Oke, maar dan wil ik de titel docent, leraar en leerkracht wettelijk beschermd zien. Momenteel mag, kan iedere willekeurig persoon die iets afweet van iets, zich leraar oid noemen. Overigens,..ik weet wel iets over het menselijk lichaam en wetten. Maar ik mag mijzelf geen arts noemen.

  10. G.van Otterdijk // 30 mei 2017 om 13:31 // Beantwoorden

    Aan de bevoegdheid van onderwijsgevenden zijn bekwaamheidseisen gesteld.
    Voorts wordt van de bevoegde docent verwacht dat hij zijn bekwaamheid onderhoudt.
    Dit onderhoud dient de docent zelf te registreren in het lerarenregister, dat voor alle leraren in het VO verplicht wordt.
    Indien de docent verzuimt om zijn bekwaamheid te onderhouden door bij- of nascholing en het volgen van de ontwikkelingen in zijn vakgebied kan deze in de toekomst zijn bevoegdheid kwijtraken.

    Indien een leraar slecht op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen in zijn vakgebied, dan zou hij volgens bovenstaande stelling dus niet meer voldoen aan de bekwaamheidseisen. In de techniek kan ik me dat voorstellen.
    Van een nieuw-afgestudeerde docent mag je verwachten dat hij wel voldoet aan de bekwaamheidseisen, cq dat de bekwaamheidseisen ook met de ontwikkelingen / opleidingen in het vakgebied zijn mee-ontwikkeld.

    Mijn conclusie uit bovenstaande is dat de bekwaamheidseisen net zo goed geactualiseerd moeten worden, zodat iedere docent kan vernemen aan welke eisen hij moet voldoen. Maar indien in een bepaald vakgebied weinig concrete ontwikkelingen te beschrijven zijn, die een update van de bekwaamheid vereisen, dan is de eis van nascholing ook inhoudsloos. Dat maakt de verplichting tot nascholing voorwaardelijk aan de ontwikkelingen.

    Ik vind het te gemakkelijk van de wetgever om verplichte nascholing op te leggen, als voorwaarde voor het behouden van de onderwijsbevoegdheid, zonder zich rekenschap te geven van de vraag of / en welke nascholing wel opportuun is. Dat werkt in de hand dat opleidingsinstituten zinloze scholing aanbieden die docenten voor veel geld gaan volgen omdat het verplicht is. Ik heb al van dat soort cursussen gehad. Hoe kun je nou beter bijblijven in je vak, dan dag in dag uit midden in de praktijk te staan? Als docent Beeldende vorming heb gedurende 27 jaar leservaring veel mogen bijleren, maar nooit dmv een nascholing.

    Hoe denkt BON hierover, en acht men het mogelijk / zinvol om van bijvoorbeeld de VO-raad of de diverse vakcommissies te verlangen dat men per onderwijsvak een geconcretiseerde lijst bij te houden van de benodigde kennis en vaardigheden, behorende bij de desbetreffende onderwijsbevoegdheid, zodat docenten kunnen afvinken of ze (nog steeds)aan alle eisen voldoen?

2 Trackbacks & Pingbacks

  1. Het Lerarenregister: niet leren maar registreren staat centraal – Onderwijzerblog
  2. Aandacht voor de vakleerkracht - Het CBT

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*