De bloemist en de leraren zeiden: ‘De jeugd kan niet meer rekenen’

Telraamdoor Karin den Heijer
docent wiskunde aan het Erasmiaans Gymnasium Rotterdam

Het ministerie van Onderwijs maakte een tijdje geleden bekend het rekenonderwijs in Nederland te willen versterken. Aanleiding waren de steeds grotere zorgen in het onderwijs en de samenleving over de rekenvaardigheid van leerlingen. Omdat het hier lesstof van de basisschool betreft, had de overheid ervoor kunnen kiezen om vast te leggen welke rekenvaardigheden leerlingen aan het eind van de basisschool moeten beheersen.

Leraren in het voorgezet onderwijs hadden kunnen vertellen dat hun eersteklassers niet foutloos kunnen delen en vermenigvuldigen en dat ze niet kunnen rekenen met breuken. En zo had er een eindtoets op de basisschool kunnen komen waar leerlingen getest worden op de basisvaardigheden die zij nodig hebben in het voortgezet onderwijs.
 Verder had de rol van de rekenmachine in het voortgezet onderwijs verkleind kunnen worden, zodat rekenen weer verankerd werd in de wiskundeles.

Maar zo ging het niet. Kent u het fluisterspel? U hebt het vroeger vast wel eens op school gespeeld. Een stel kinderen op een rij. Als je de eerste in de rij bent, fluister 
je een verhaaltje in het oor van het kind naast je, dat vertelt het weer verder en na vijf minuten lig je op de grond van het lachen van het verhaal dat er vijftien kinderen later is uitgekomen.

Dat is wat er gebeurde. De bloemist en de leraren zeiden: “De jeugd kan niet meer rekenen.” Het ministerie was het met ze eens en startte een fluisterspel.

rekentoets

Het fluisterspel (klikken om te vergroten)

Ons maatschappelijke rekenprobleem werd geherdefinieerd, opgepoetst en geproblematiseerd. Er kwamen referentiekaders, doorlopende leerlijnen, schema’s en vreemde afkortingen. Commissies en deskundigen voegden hun expertise toe. Het Cito had het laatste woord in het spel en fluisterde in het oor van de bloemist een opgave van de rekentoets, af te nemen als onderdeel van de zak/slaagregeling van het centraal schriftelijk eindexamen van havo en vwo.

De bloemist lag op de grond van het lachen. De rekentoets bleek helemaal geen rekentoets te zijn. Het was een belabberde concentratie- en intelligentietest vol vage en onzinnige vragen. Rekenmachine nota bene toegestaan! In het gezaghebbende vaktijdschrift Examens viel in 2012 te lezen: “De rekentoets is niet valide.”

Bovendien werden de proefafnames 
een ramp. Driekwart van de scholieren haalde bij pilottoetsen een onvoldoende. Vele duizenden leerlingen zouden in de toekomst zakken voor hun diploma. Er was een nieuw maatschappelijk probleem ontstaan. Maar de rekentoetsentrein moest blijven rijden. En dus startte de overheid een tweede fluisterspel.

Ook ik deed mee met het fluisterspel. De ingehuurde rekenconsultant vertelde mij en honderd andere wiskundeleraren op een rekenconferentie het volgende. “Rekenen is: je kunnen redden in de maatschappij. De verzorgingsstaat bestaat niet meer. Bereid uw leerlingen voor op de participatiemaatschappij en leer ze de weg te vinden in een gebouw.” Met deze wijsheid op zak stapte ik naar de bloemist, de arts, de officier van justitie, de bakker, de bankier, de kapper en naar mijn leerlingen. Zij zeiden allemaal: “Maar… hiermee leer je toch helemaal geen rekenen?”

Iemand zei verbijsterd: “Ligt het aan mij of is het inderdaad zo dat ze nergens gewoon een rijtje sommen onder elkaar leren uitrekenen?”

Ik deel deze verbijstering. Hoe kan het zijn dat een orthopedagoge leraren wiskunde adviseert over rekendidactiek? Hoe kan het dat we met een zogenaamde rekentoets zitten opgescheept waarvan helemaal niemand, behalve een groep rekenconsultants en rekendidactici, vindt dat die de maatschappelijke rekenproblemen oplost?

Gelukkig heeft de bloemist zijn verstand nog niet verloren. Als een stagiaire niet kan hoofdrekenen dan mag ze van hem weer direct terug naar school. De chemische industrie is begonnen met het oprichten van eigen scholen. Ook het hoger onderwijs is inmiddels wijzer geworden. Opleidingen hebben ingangstoetsen ingesteld. Zonder rekenmachine, zonder plaatjes, zonder vergezochte contexten. Universiteiten hebben bijspijkercursussen ingericht met ‘ouderwets’ rekenen en wiskunde.

Langzamerhand dringt het ook door tot de leerlingen. In de wiskundeles zijn ze druk bezig om zich met vergrootglas, markeerstift, rekenmachine en woordenboek voor te bereiden op een rekentoets die qua rekenvaardigheden het eindniveau van groep 6 basisschool niet overstijgt. Braaf doen ze mee met het ‘rekenwiskundig redeneren en communiceren tijdens samenwerkend leren’. Maar thuis bereiden ze zich stiekem met basisboeken rekenen en wiskunde voor op het toelatingsexamen van de opleiding waar ze willen worden toegelaten.

En zo komt het misschien uiteindelijk toch goed. De afnemers van ons onderwijs nemen hun verantwoordelijkheid. Zij hebben immers belang bij het aannemen van goede instromers. Ook leden van de Tweede Kamer komen in actie. Zij nemen de vele kritische geluiden over de rekentoets serieus. Binnenkort krijgen ze het vast voor elkaar dat dit gedrocht voorgoed uit de slaag/zakregeling verdwijnt, zodat leerlingen in elk geval niet onterecht worden gedupeerd op grond van een rekentoets die geen rekenen toetst.

Wat rest is het fluisterspel. Als u goed luistert, kunt u ze nog horen fluisteren. Ze zitten in een kringetje onder een rood-witte tent. Het is een circus geworden. Een peperduur circus, dat wel. Een parlementair onderzoek naar de gevolgen van pseudowetenschap en moeilijkdoenerij in het onderwijs lijkt me geen gekke gedachte.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*