NIEUWS: Universiteiten van Nederland realiseren zich niet dat ze de taalwetgeving schenden

Eind oktober stuurde BON een brief aan (onder veel meer) Pieter Duisenberg van de Universiteiten van Nederland, waarin ze vroeg wanneer de universiteiten gaan beginnen met het naleven van de taalwetgeving die vereist dat het Nederlands in alle opleidingen in het hoger onderwijs serieus wordt genomen. Onlangs ontving BON een antwoord van de heer Duisenberg, waaruit blijkt dat zijn organisatie niet op de hoogte is van het feit dat de universiteiten deze taalwetgeving overtreden en dat de Inspectie van het Onderwijs dat ook heeft geconstateerd. Hieronder is het antwoord van BON hierop integraal te lezen (en hier in pdf-formaat).

 

Betreft: Handhaving artikel 1.3(5) en artikel 7.2 WHW

Geachte heer Duisenberg,

Hartelijk dank voor uw antwoord op onze brief.

Wij stellen vast dat uw brief geen inhoudelijke weging van onze argumenten bevat. De Universiteiten van Nederland geven geen weerwoord op onze opsomming van de vele nadelige gevolgen van het op grote schaal verwijderen van de landstaal uit bacheloropleidingen, waarmee het publieke belang geschaad wordt.

Wat het juridische aspect betreft, schrijft u: ‘De Inspectie van het Onderwijs heeft eveneens geen overtreding van artikel 7.2 WHW geconstateerd bij de Nederlandse universiteiten.’ Uit deze zin leiden wij af dat de Universiteiten van Nederland in de veronderstelling verkeren dat de Inspectie van het Onderwijs geen overtreding van de wet heeft vastgesteld wat betreft de verengelsing van opleidingen.

In het rapport Nederlands of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs (2018) van de Inspectie valt echter het volgende te lezen:

‘Er zijn 77 instellingen die onderwijs verzorgen in een andere taal dan het Nederlands. Daarvan beschikken er 43 over een gedragscode als voorgeschreven in de WHW. De overige 34 instellingen – twee bekostigde universiteiten, zestien bekostigde hogescholen en zestien niet-bekostigde onderwijsinstellingen, hebben geen gedragscode en voldoen daarmee niet aan de wet.’ [p. 4]

‘De wet schrijft voor dat onderwijs alleen in een andere taal dan het Nederlands kan worden verzorgd als dit noodzakelijk is. Deze noodzakelijkheid wordt over het algemeen genoemd, maar niet uitgewerkt in de gedragscodes. […] De door de instellingen zelf opgestelde gedragscodes geven in die zin enkel handreikingen aan de taalkeuze, terwijl de wetgeving voorschrijft dat een andere taal dan het Nederlands alleen mogelijk is indien de noodzakelijkheid vaststaat.’ [p. 23-24]

‘Landelijk taalbeleid (inclusief wetgeving) én het taalbeleid van instellingen zouden een afweging moeten maken van de verschillende voor- en nadelen van het gebruik van een andere taal dan het Nederlands. De gedragscodes in haar huidige vorm slagen er niet in die gewenste afweging te laten zien. In veel gevallen ontbreekt de gedragscode en als er een code is, dan is de invulling vaak summier. Ze voldoen daarmee niet aan de huidige wet.’ [p. 37]

Wij beraden ons op een nadere reactie.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter